Camperblog en vlog

yOUtUBE KANAAL

Momenteel ben ik bezig met een nieuw reisboek 'Reizen met boeken', waarvan een aantal trailers op mijn YouTubekanaal is te zien.

 

Op dit kanaal post ik ook regelmatig documentaire achtige filmpjes over onze reizen en mijn werk.

 

KRANTENARTIKEL

Een leuk artikel over onze levenswijze is te lezen in de Balkster Courant

 

114. een andere wind

We hobbelen Duitsland langzaam uit na er ruim een jaar bijna onafgebroken te hebben gewoond.

Het is begin oktober, de bomen en struiken beginnen aan hun herfsttooi. De oogst is voor een groot deel binnengehaald, waardoor de meeste landerijen uit donkere aarde bestaan. In de dorpjes, waar we doorheen rijden, staan bijna alleen vakwerkhuizen opgetrokken uit rode baksteen. De witte kalk - zo kenmerkend voor dit type huizen - ontbreekt vaak in het noorden. De wegen zijn slecht en zitten vol kuilen en gaten; het asfalt van de Autobahnen uitgezonderd.

De slechte weggesteldheid van de noordelijke wegen is vreemd, want de meeste zaken zijn prima op orde in Duitsland, vaak beter dan in Nederland. Waar ik bijvoorbeeld van opkeek, is dat de openbare telefoonvoorzieningen op straat (ja, werkelijk, ze bestaan nog! alleen niet als cel, maar uitgevoerd met een halve zijwand) worden grondig schoongemaakt met dweil, borstel en emmer sop. Er is een speciale auto die daarvoor alle telefoonpunten af gaat.

Niet zo ver voor de Nederlandse grens worden we verrast door een prachtige camperplaats met alle voorzieningen en een magnifiek uitzicht op de spoorlijn Nienburg - Rahden. Deze museumspoorlijn wordt alleen nog incidenteel bereden door goederentreinen en door historische toeristentreintjes.

Lavelsloh is een slaperig dorpje dat zich op de dag van aankomst op z'n aller slaperigst presenteert. De supermarkt is gesloten en van de twee bakkers die er zijn, is er één dicht en de ander tot 12 uur geopend. Het blijkt de Dag van de Duitse eenheid te zijn, een nationale feestdag die wordt gevierd op 3 oktober, de verjaardag van de Duitse hereniging in 1990.

Het valt ons een beetje zwaar Duitsland te verlaten, dat door ons lange verblijf als een tweede thuisland is gaan voelen. Voorheen was het slechts een gebied waar we over de Autobahn zo snel mogelijk doorheen sjeesden op weg naar andere landen toe. Nu is het een contrei dat ons blijvend weet te verrassen in regelgeving, beleefdheid, tolerantie, hygiëne en verscheidenheid. Verscheidenheid in mensen, natuur, architectuur en cultuur. In de tijd dat wij er waren, was geen dag hetzelfde. Telkens opnieuw werden we verrast. Door grote dingen, maar ook door kleine. Bijvoorbeeld door het gefluister op straat en in winkels, door de klaargemaakte broodjes met koude schnitzels en spiegeleieren in de vitrines, door de situering van entree en exit: ingang links en uitgang rechts.

Sommige plaatsen waar we terechtkwamen, zijn vaak klein en onbekend. We laten ons meestal leiden door comfortabele camperplaatsen en daardoor is het vaak heel verrassend welke plaatsen we aandoen. En zo zal het ons straks ook vergaan tijdens de overwinteringsreis naar Frankrijk en Spanje. We laten ons het liefst verrassen; op voorhand iets uitstippelen doen we alleen in die gevallen dat het niet anders kan. Bereiden we dan helemaal niets voor? Ja, zeker wel, want daarvoor zijn er te veel regeltjes waaraan je je als camperaar moet houden. Denk alleen maar eens aan de milieu stickers en de gastanks die voor elk land weer anders zijn, en de dode-hoek-sticker in Frankrijk. Ondertussen kijken we naar de afleveringen van CamperTV, overwinteren 2.0 in Portugal en Spanje, zodat we al wel een klein beetje weten wat ons te wachten staat.

Het mag duidelijk zijn: wij zijn nog altijd enthousiast over het wonen en werken in de camper, maar anders dan na het eerste jaar toen wij ons helemaal wilden loskoppelen van het moederschip, staan we nu wel open voor een vast woonadres naast ons mobiele bestaan: het zogeheten behouden huis, oftewel ons vakantiehuis, en dan met name voor de hete en drukke periode tijdens de zomer.

 

En hiermee wil ik de camperblogs, reisboeken en digitale fotoboeken van SLOW LIVING afsluiten, omdat ik denk dat er nu genoeg is geschreven over ons camperleven. Na bijna twee jaar de overstap van huis naar camper in een tijd van corona te hebben beschreven met daarbij de tegenstribbelingen van allerlei overheidsinstanties, waardoor de nadruk op flexibiliteit en aanpassingsvermogen kwam te liggen, wordt het tijd voor iets nieuws. Natuurlijk blijven de beschrijvingen van de prachtige plekken die we bezoeken overeind, maar daar komt nog iets bij. De boeken die ik heb gelezen en jarenlang als reisgenoot fungeerden, krijgen een belangrijke rol in het geheel. Hoofdpersonen worden tot leven gebracht door ze te plaatsen in ons reizend leven. Ze gaan mee op stap, dwalen rond en krijgen hun eigen plekje in de avonturen die we beleven. Hun prominente rol in de reisverslagen zorgen ervoor dat de teksten meer verhalend worden. Daarvoor heb ik een vast stramien bedacht: elk verhaal begint met de eerste zin en eindigt met de laatste zin uit een door mij gelezen boek. Kortom, er gaat een andere wind waaien, een zuidelijke wind met een frisse inslag. Reisfantasieën in afwachting van wat komen gaat...

Commentaren: 3
  • #3

    jannie harmsen (donderdag, 13 oktober 2022 12:55)

    Ik ben heel benieuwd naar die andere wind Connie. Ik heb niet alle campingblogs gelezen, toevallig nu wel net deze allerlaatste. Meestal reageer ik van tijd tot tijd op jouw foto's, en met plezier. Het is lastig om alles bij te houden, maar de interesse is er zeker, zoals je denk ik wel weet. Hoe dan ook, heel veel succes met jullie prachtige avontuur en laat je/jullie maar weer fijn verrassen door alles wat er onderweg gepasseerd en/of bezocht gaat worden.

  • #2

    Edith Meijer (donderdag, 13 oktober 2022 09:39)

    Zal het mee reizen op deze manierr gaan missen Connie, wens jullie alle goeds en veel mooie avonturen. ��

  • #1

    Floriske Gerritsma (woensdag, 12 oktober 2022 17:30)

    Wat jammer Connie dat je ophoudt met je mooie reisverslagen....
    Hoe je het vanaf nu aanvliegt begrijp ik niet helemaal maar dat wordt vast vanzelf duidelijk.
    Dus Duitsland afsluiten en binnenkort warmere streken opzoeken. Een vriendin heeft mij uitgenodigd in haar camper die ze in Spanje neer wil zetten. Ze vroeg in ieder geval of ik het aan kon in een bovenbedje te slapen waar niet veel ruimte is. Nu heb ik dat wel over voor een mooie reis hoor :-) Ik heb al twee keer bij haar gelogeerd toen ze overwinterde in Spanje en vond dat fantastisch dus ik ben benieuwd. Nou ik zie je vast binnenkort bij de boekpresentatie, helemaal geweldig!

113. feest, kuren en ratten

We hebben eindelijk Helmstedt verlaten. Maar eerst was er nog een klein feestje op de mixed parking waar we met onze camper stonden. Vier auto's kwamen luid toeterend het terrein opgereden, waarna alle inzittenden uitstapten. Een gemêleerd gezelschap: mannen, vrouwen, kinderen, oud, jong. De mannen trokken een colbert aan en staken een corsage in het knoopsgat. Daarna was er muziek en gingen ze allemaal dansen, onderwijl luid klappend in hun handen. Na drie nummers was het afgelopen. De colberts gingen uit en het gezelschap verdween in hun voertuigen, waarna ze rustig wegreden alsof er niets was gebeurd. Aan hun antennes en spiegels wapperden linten vrolijk met ze mee.

Zoiets zie ik niet zo snel gebeuren in Bad Salzdetfurth, waar we daarna terechtkomen. Daar is het juist heel rustig met af en toe een komende en gaande lijnbus. Een kuuroord en wij staan naast het kuurpark met het zicht op een oude boerderij. Een parkeerkaartje van slechts vijf euro moet je kopen in het aangrenzende zwembad, uitgerust met binnen- en buitenbad en een modern restaurant met uitzicht op het park.

Bad Salzdetfurth staat bekend om zijn zoutwater- en modderbaden. Verder is de geschiedenis van deze plaats nauw verbonden met de winning van gesteente en kalium die in 1992 werd stopgezet. Door het fraai aangelegde park met een 'adventure golfbaan' van groen vilt met witte stenen fietsen we naar het oude centrum met alleen vakwerkhuizen aan weerszijden van de doorlopende weg. Ertussen een ondiep stromend riviertje. Sommige huizen zijn in de 17e eeuw gebouwd en de meeste hebben een huisinscriptie die behalve de naam van de eerste eigenaar en het bouwjaar vaak een gezegde bevat. Het symbool van Bad Salzdetfurth, een stenen reliëf van de 'Soltmänneken', is aan de buitengevel van de protestantse St. Georgs-Kirche bevestigd. Het stelt een eedaflegging voor van een jury van het zoutpannengilde. Elke dag om 12.55 en 18.55 uur klinkt een carillon met drie geestelijke liederen.

Na de bezichtiging van het kuuroord is de tijd aangebroken om ons voor te bereiden op de overwintering in Frankrijk en Spanje die half november aanvangt. Als eerste gaan we naar Springe, waar we een andere accu in de camper laten inbouwen: een lithium met een drie keer zo hoge capaciteit en slechts een derde aan gewicht van de huidige accu. Zo kunnen we langer en vaker vrijstaan zonder ons om de stroom te hoeven bekommeren en tegelijkertijd bezuinigen we op het aantal kilo's dat we meenemen.

Na de inbouw overnachten we in het centrum van Springe, dat al zo'n duizend jaar oud is. Een klein gezellig plaatsje met veel horeca in mooie vakwerkhuizen ondergebracht en met beelden in de openbare ruimte. Ook is er een aparte fontein, ontworpen door kunstenaars, die werkt nadat je er een munt in hebt gegooid. Verder staat het centrum vol met beschilderde beelden van zwijnen. Dat heeft waarschijnlijk te maken met het in de buurt liggende Saupark, dat letterlijk 'zwijnenpark' betekent. Dit park met een oppervlakte van veertien vierkante kilometer wordt omsloten door een muur en is aangelegd om de schade door wild, waaronder zwijnen, te voorkomen. Op het parkterrein ligt een jachtslot dat tegenwoordig dienst doet als museum, waar je meer te weten kunt komen over de jacht in het park zoals die vroeger plaatsvond.

Vervolgens vinden we de weg naar Hamelen (Hameln in het Duits). De camperplaats daar is niet echt gezellig, maar ligt wel naast een stukje vervallen spoorweg met oude treinen en een spoorbrug, pal naast de rivier de Wezer, waar van alles is te zien. Van daaruit is het slechts tien minuten lopen naar het oude centrum, dat echt een plaatje is. Hamelen is natuurlijk bekend vanwege de Rattenvanger en die kom je dan ook overal in allerlei verschijningen tegen. Niet alleen in een museum of als standbeeld voor het oude raadhuis, maar ook op muurschilderingen en in boeken en ansichtkaarten verkrijgbaar bij de boekhandel. Bovendien zijn veel gebouwen naar hem genoemd en wemelt het van de ratten: als grote exemplaren in papier-maché en als honderden koperen plaatjes tussen de klinkers. Daarnaast blijf je je vergapen aan de prachtige gevels die vaak ook weer iets met het sprookje van de gebroeders Grimm te maken hebben, zoals het Rattenfängerhaus uit 1602, het Leisthaus uit 1585, het Bürgerhus uit 1560 en de Rattenkrug uit 1568. En niet te vergeten het Hochzeitshaus, een belangrijk Weserrenaissance-gebouw dat tussen 1610 en 1617 werd gebouwd. Hoewel de naam anders doet vermoeden werd het huis nooit gebruikt voor huwelijken, maar voor feesten in het algemeen. Aan de zijkant van het gebouw hangen rijen grote bellen met eronder een luik. Elke dag gaat dit luik open voor een poppenkastvoorstelling over het sprookje van de rattenvanger. Eerst luiden de grote bellen en dan speelt de voorstelling zich af; dit duurt ongeveer tien minuten in totaal.

Voor wie het sprookje (sommigen noemen het ook wel een sage of een volksverhaal) van de rattenvanger niet kent, dit is het verhaal: De rattenvanger kwam naar Hamelen om de rattenplaag te bestrijden. De bevolking prees hem en beloofde een betaling. Hij lokte de ratten met een fluit en liet ze verdrinken in de Wezer. Omdat het stadsbestuur weigerde te betalen, keerde hij terug toen de inwoners in de kerk zaten, speelde fluit en lokte 130 kinderen mee. Hij leidde hen een grot binnen en sloot ze op. Hoewel geen enkele historische bron deze gebeurtenis vermeldt, menen de meeste onderzoekers dat de verdwijning van de kinderen op waarheid berust. Het zou gaan om een gebeurtenis die op 26 juni 1284 plaatsvond.

Nu hoop ik alleen dat net nu wij de weg naar Hamelen hebben gevonden, we niet als ratten in de val zijn gelopen, want dan kan het wel eens zo zijn dat we Spanje nooit bereiken...

Commentaren: 0

112. checkpoint

Soms is er een wat mindere dag. Dan blijkt de uitgekozen camperplaats geen camperplaats, regent het pijpenstelen en is de te bezoeken stad anders dan je had verwacht. Dit alles overkomt ons in Leipzig en omdat er in deze regio en nog oostelijker nagenoeg geen camperplaatsen zijn, behalve in Dresden waar we een poos geleden al zijn geweest, besluiten we richting westen te gaan. We komen terecht in het Geiseltal; op een plaats bij de centrale werkplaats Pfännerhall in Braunsbreda. Deze voormalige brikettenfabriek werd gebouwd in 1906 en functioneerde tot 1990 als mechanische werkplaats voor het onderhoud van de mijntechnologie. Wij houden erg van die oude fabrieken en industrieel erfgoed, dus wij zijn helemaal in onze nopjes op het gigantische grasveld naast het vriendelijk ogende fabrieksgebouw, waar nu de receptie voor de camperplaats huist. Binnen is een bezoekerscentrum en kun je kaartjes kopen voor een treintje op luchtbanden naar de Geiseltalsee. Wij gaan er op de fiets heen, dwars door de harde wind van de tweede echte herfstdag.

De Geiseltalsee is het grootste kunstmatige meer van Duitsland. Als overblijfsel uit de tijd van de bruinkoolwinning werden de achtergelaten gaten na het einde van de mijnbouw omgevormd tot dit meer. In de loop der jaren kreeg de Geiseltalsee beetje bij beetje water uit de rivier de Saale erbij, tot het uiteindelijk in het voorjaar van 2011 het hoogste niveau bereikte, wat het nu nog steeds heeft: iets minder dan 100 meter boven de zeespiegel. Het Geiseldal staat vooral bekend als vindplaats van een groot aantal fossielen uit het Midden-Eoceen. Ongeveer 45 miljoen jaar geleden was het dal een subtropisch kustregenwoud. Op basis van fossiele vondsten in de bruinkoollagen zijn meer dan honderd soorten beschreven. Deze fossielen bestaan zowel uit skeletresten als uit weke delen.

Al met al een mooi natuurgebied, waar het volgens de receptiemedewerkers echter niet pluis blijkt te zijn. Tot drie keer toe waarschuwen ze voor nachtelijke fietsdiefstallen. Ook krijgen we een dubbel A4-tje aan huisregels mee, waarop een speciaal item over de diefstallen. Misschien heeft het te maken met de grote armoede in dit gebied, zoals we later ervaren als we naar de supermarkt in Braunsbreda willen gaan. In onze zoektocht naar het centrum rijden we constant verkeerd over hobbelige half geasfalteerde doodlopende wegen met gaten als kraters. We passeren vervallen huizen, afgewisseld door braakliggende terreinen met metershoog onkruid. In sommige tuinen lopen dikke bovengrondse buizen: warmwaterleidingen die deel uitmaken van het stadsverwarmingsnet. Na een kwartier zien we eindelijk een levend wezen, in de vorm van een snellopende egel. Hij wordt over zijn stekels geaaid door een uit het niets verschijnende postbode. Wist niet dat dit kon! Hij trekt niet eens zijn kopje in. Na dit kleine incident gaan we verder met onze supermarktmissie, waarbij we steeds minder huizen en hoe langer hoe meer groen tegenkomen. Als we een met haar hondje wandelende mevrouw zien, vraag ik haar naar de 'Geschäfte'. Ze ligt werkelijk dubbel om mijn vraag. Tussen onophoudelijke lachbuien door wijst ze met haar vinger naar de kant waar we net vandaan komen. We schijnen enorm afgedwaald te zijn en veel verder te moeten dan daar waar we zijn begonnen, zo krijgen we al hortend en stotend te horen. Als we al bijna een kilometer van haar zijn verwijderd, horen we nog haar schaterende lach. Het kan niet anders: we zijn de gebeurtenis van de maand en we vermoeden dan ook dat er nog zeker een jaar over ons zal worden gesproken...

Na Braunsbreda gaan we naar Helmstedt dat een heel stuk noordelijker ligt. Helmstedt is een gezellig overzichtelijk stadje met mooie oude huizen, slechts tien minuten lopen vanaf de camperplaats. Er is niet heel veel over te vertellen maar wel heel leuk om te bekijken.

Toch heeft Helmstedt ook iets bijzonders. Samen met Marienborn vormde het namelijk de grootste en belangrijkste grensovergang ten tijde van de Koude Oorlog. Niet alleen de route over land van West-Duitsland naar de enclaveWest-Berlijn liep via deze grenspost, maar ook die naar Oost-Duitsland, Polen enTsjechoslowakije kwam hierlangs. Hoewel de Oost-Duitsers spraken van een Grenzübergangsstelle (grensovergang) gebruikten de geallieerden de aanduiding checkpoint. Dit omdat de geallieerden de DDR niet als staat erkenden. En zo is het eigenlijk altijd blijven heten, ook nadat eind 1989 de grensbewaking werd afgezwakt. Op 30 juni 1990 om middernacht werd de grensovergang opgeheven, precies 45 jaar na de opening.

Het zou hier dus weer veilig moeten zijn, maar waarom horen we dan bijna de hele dag en een stukje van de nacht schietgeluiden? Op internet zoek ik naar een schietschool in de omgeving, maar ik kan niets vinden. Om er toch een verklaring aan te kunnen geven, doe ik net alsof het een jaarwisseling met vuurwerkafschietingen betreft. We zitten per slot van rekening midden in een weerwisseling van zomer naar herfst, dan kan een jaarwisseling er ook nog wel bij. Alles beter dan de heropening van een checkpoint.

 

Commentaren: 1
  • #1

    Floriske Gerritsma (maandag, 19 september 2022 14:35)

    Tjee dat gebeurt jullie zelden zo'n negatieve trieste omgeving toch? Niets kwijt geraakt? Jullie zijn niet in die fabriek geweest he? Hebben jullie hier wel in een treintje gezeten? Zoiets staat me bij maar misschien was dat wel weer ergens anders. Bijzondere onstaansgeschiedenis van de Geiseltalsee! En wat ontzettend diep! Was er ook een museum waar je de fossielen en zo kon bekijken? En ook nog verdwalen en precies de verkeerde kant uit fietsen. Er staat 'rijden' dus jullie waren met de camper? Niet zo fijn dan door al die kuilen en gaten :-( Maar dat die vrouw er zo lang lol om heeft.....misschien was het een driekwart ;-) En dan die schietgeluiden......het jachtseizoen is toch al afgelopen neem ik aan. Afijn never a dull moment! Fijne avond waar dan ook XX

111. maagdenburger halve bollen

Met een leeftijd van 1200 jaar is Magdeburg een van de oudste steden in de oostelijke deelstaten. Er is bijna geen enkele andere plaats in Centraal-Europa dat een vergelijkbaar bewogen historisch verleden heeft. Sinds 2010 presenteert Magdeburg zich ook landelijk als de 'Ottostadt' en verwijst daarmee naar de twee historische Otto's die de geschiedenis van de stad op een beslissende wijze hebben gevormd: keizer Otto de Grote en wetenschapper Otto von Guericke.

Otto de Grote liet de de gotische Dom bouwen (waar hij ook ligt begraven) en maakte in 968 de stad tot aartsbisdom. Magdeburg was dan ook de eerste hoofdstad van het Heilige Roomse Rijk. Echter vanaf 1545 hingen de aartsbisschoppen hoe langer hoe meer het lutheranisme aan, want ook de Reformatie is in Magdeburg begonnen. In de Johanniskirche hield Maarten Luther (1483-1546) er twee historische preken. Links voor het kerkgebouw staat nog altijd het Maarten-Luther-monument, dat aan deze gebeurtenis herinnert. Waarschijnlijk is het standbeeld de 'Gouden Maagdenburgse Ruiter' voor het oude stadhuis de uitbeelding van Otto de Grote.

De tweede Otto is Otto von Guericke, de toenmalige burgemeester, wiens naam is verbonden aan de Magdeburger universiteit. Maar nog veel belangrijker: vanwege zijn proef met de Maagdenburger halve bollen werd Von Guericke in 1654 de grondlegger van de vacuümtechniek. De Maagdenburger halve bollen zijn twee losse halve bollen van sterk materiaal die tegen elkaar aan worden gehouden, waarna de ruimte binnen de zo ontstane bol vacuüm wordt gezogen. Zestien paarden waren niet in staat de twee bolhelften met een diameter van ongeveer 50 cm van elkaar te scheiden. Door de luchtdruk op het buitenoppervlak bleven de halve bollen tegen elkaar aangedrukt. Het is een van de weinige proeven die mij zijn bijgebleven tijdens de natuurkundeles op de middelbare school. Niet zozeer vanwege de vacuümtechniek maar meer vanwege de naam die grote hilariteit onder mijn klasgenoten teweegbracht, want ja, de Maagdenburger halve bollen werden algauw verbasterd tot de halve bollen van Maagdenberg, zoals mijn meisjesnaam luidt. En ook op de poëzie oefende deze proef klaarblijkelijk nogal wat aantrekkingskracht uit. Drs. P deed in zijn gelijknamige liedje het hele proces uit de doeken, terwijl Gerrit Komrij in 1968 debuteerde met een dichtbundel luisterend naar deze naam.

Veel bekende namen zijn dus terug te koppelen naar Maagdenburg, maar er is meer. Er leefde zelfs een Oranje in Maagdenburg! Fürst Leopold l van Anhalt-Dessau was als zoon van Henriette Catharina van Oranje-Nassau een directe nazaat van Willem van Oranje. Hij betekende veel voor de trotse Hanze- en koopmansstad die door zijn toedoen in 1631 ook vestingstad werd. Met de 'Fürstenwall' schiep hij de eerste stedelijke wandelpromenade van Duitsland. En dat is echt een heel eind. We hebben hem een stukje gefietst en kwamen uit bij de Zeitleser, een grote ronde wereldbol met rondom klokken erin gemetseld. Bovenop zit een mannetje met een klok in zijn hand de tijd te lezen.

Tegenover de Zeitleser ligt de op de monumentenlijst staande Hubbrücke: een van de oudste en grootste hefbruggen van Duitsland. De Hubbrücke werd in 1848 gebouwd als enkelsporige spoorbrug en wordt sinds 2013 gebruikt als voetgangersbrug. In 2008 vulde de Italiaanse lichtkunstenaar Maurizio Nannucci de brug aan met twee lichtgevende teksten 'Von soweit her bis hierhin' en 'Von hier aus noch viel weiter' in rode en blauwe letters . Helaas werd dit kunstwerk in 2012 vernield. Maar door toedoen van verschillende verenigingen en kunstenaarsgroepen kon er ongeveer tienduizend euro aan donaties worden ingezameld, waardoor het kunstwerk bijna een jaar later weer in zijn geheel kon schitteren. Als dank mochten de sponsors een eigen boodschap achterlaten op gegraveerde platen die aan de zijkanten van de brug werden bevestigd. Wij bezoeken de brug overdag en dat is eigenlijk al een hele belevenis. Zo'n gevaarte van roestend metaal met niet alleen teksten aan de brug maar ook zinnen ingebrand op de houten planken waar we overheen lopen.

Verder staat Maagdenburg bekend als een van de groenste grote steden van Duitsland. Maar liefst dertien procent van de stad bestaat uit tuinen en parken. En dan is er nog het Elbauenpark, vergelijkbaar met onze Floriade. Een park met thematuinen en een cultuurlandschap waaronder de Millenniumtoren; hier de Jahrtausendturm genoemd. Met een hoogte van 60 meter was het ronde piramidevormige gebouw gedurende lange tijd de hoogste houten toren in Europa.

We doen er drie dagen over om Maagdenburg te bekijken en vooral om proberen te doorgronden. Het lijkt bijna wel of deze stad slechts uit superlatieven bestaat en door de tijd heen steeds een andere gedaante heeft aangenomen: eerst als Hanze- en koopmansstad, later als vestingstad en nog niet zolang geleden als Ottostad. En dan was het ook nog eens de eerste hoofdstad van het Heilige Roomse Rijk en het centrum van de Reformatie.

 

Maar als ik nu zo om me heen kijk, doet de stad me star aan en niet echt van deze tijd. Alsof de mensen ondergeschikt zijn aan de zakelijke symmetrie. En toch kan Magdeburg ook heel 'menselijk' zijn. Dat merk ik op de derde dag als ik in de rij sta bij een Aziatische Imbiss. Het is er druk; nog drukker dan gisteren toen ik er ook was en er een gezonde gespannen sfeer hing. Dat is nu anders. De mevrouw bij wie ik de bestelling moet opgeven en afrekenen is boos. Met een verhit hoofd neemt ze de orders aan en spreekt op een gehaaste bijna staccato-achtige manier, daarbij af en toe gillend naar een vrouwenstem in de keuken die kwaad terug gilt, totdat de mevrouw achter de balie zo boos wordt dat ze haar klanten meerdere malen in de steek laat om in de keuken te gaan staan schreeuwen, en daarna telkens met een nog roder hoofd terugkeert. Een man die de schalen en borden volschept, schudt constant zijn hoofd, onderwijl zacht "Sttt, sssttt'' sissend. De wachtende klanten kijken boos, sommigen lopen weg, wat de rij verkort en maakt dat ik sneller aan de beurt ben dan verwacht. Gelukkig kunnen we het eten buiten op een terras nuttigen, zodat we van de hooglopende ruzie binnen geen last hebben. Maar ook buiten heerst boosheid: peuterboosheid. Een klein, enthousiast meisje, dat goed toneel kan spelen. Ze zit een tafeltje verder, met haar oma en vader. Als ze het ergens niet mee eens, perst ze de lipjes op elkaar, strekt haar beide armpjes languit tegen haar lijfje aan, de handjes tot knuistjes gebald, en kijkt boos naar beneden. Het zijn slechts geluidloze poses, want een seconde klinkt haar blijde lach weer en heeft ze het hoogste woord. Ze komt ook even bij ons aan het tafeltje zitten en wij hebben de grootste schik met haar. Ogenschijnlijk simpele gebeurtenissen die maken dat je de stad in een ander perspectief leert zien. Dat de zo op het eerste oog voor nu statisch lijkende en super gedisciplineerde stad toch echt blijkt te kunnen leven en warempel bewegen op het ritme van de dag. Ik denk aan mijn voorouders die hier misschien hebben geleefd en waan me voor een ogenblik een ware Maagdenburger, de halve bollen ten spijt.

Commentaren: 1
  • #1

    Floriske Gerritsma (dinsdag, 27 september 2022 16:05)

    Nou jij lijkt zeker een Geert Mak maar dan een Duitse versie :-) Wat een uitgebreide omschrijving maar wel super interessant! Dat jouw meisjesnaam Maagdenberg is! Nooit eerder gehoord hier als achternaam. Die proef met de halve Maagdenburger bollen heb ik nooit op school gehad maar ja ik deed ULO A, al vond ik dat ook niks :-( Trouwens is de reformatie niet begonnen in Wittenberg? Daar plakt Luther zijn stellingen tegen de aflaat en zo toch op de slotkapel? Het is daar wel in de buurt natuurlijk. En de foto's van de Hubbrücke heb ik bewonderd, echt heel gaaf! Jullie hebben er drie dagen over gedaan om Magdeburg te bekijken lees ik, dan moet het wel een hele bijzondere stad zijn! Fijne avond nog! Hier is het weer knudde :-(

110. derde huid

Op de tweede dag van ons bezoek aan Braunschweig pakken we een ander gedeelte van de stad.

We gaan langs het Gewandhaus aan de Altstadtmarkt, dat oorspronkelijk dienst deed als pakhuis en behoorde bij het kleermakersgilde: het meest vooraanstaande gilde in de oude stad. Als gevolg van talrijke luchtaanvallen in 1944 brandde het huis volledig af, alleen de oostgevel, gebouwd rond 1590, bleef overeind en is nog steeds het belangrijkste werk van de Renaissance-architectuur in Braunschweig.

Op het aangrenzende plein klinkt levende muziek. Bandjes wisselen elkaar af; ook in en net buiten het park zijn muziekfestivals aan de gang. Het zijn de nadagen van de zomer. De terrasjes zitten vol.

Achter het Gewandhaus ligt de Oude Stadsmarkt met elke woensdag en zaterdag de oudste en meest traditionele weekmarkt in Braunschweig. Deze markt bestaat zeker al langer dan 800 jaar. We boffen, want vandaag is het zaterdag en we genieten van de kraampjes met voedsel op allerhande gebied met op de achtergrond het Altstadtrathaus. Dit prachtig gedecoreerde gotische stadhuis, bestaande uit twee vleugels die elkaar in een rechte hoek ontmoeten, wordt nu gebruikt voor representatie- en tentoonstellingsdoeleinden, maar was ooit het grootste stadhuis van Braunschweig. Aan de andere kant van de markt ligt de Martinekirche die we niet bezichtigen. Je kunt nu eenmaal niet alle kerken bekijken. Wel gaan we naar de Sint-Andreaskerk, een protestants kerkgebouw. Het is vooral de hoge toren van 122 meter die ons naar dit kerkgebouw trekt. Er binnenkomen doen we echter niet. Bij de deur worden we tegengehouden door een vrouw. Ze vertelt dat er een doop gaande is. Dan maar naar de Alte Waage tegenover de kerk. De Waag is een gedetailleerde reconstructie van het oorspronkelijke gebouw uit 1534, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog werd verwoest door verschillende bombardementen. Met een hoogte van 21 meter is de Alte Waage het grootste en meest imposante vakwerkhuis van de stad. Daar komt nog bij dat het rode gebouw mooi afsteekt tegen het wit van de kerktoren. Ten slotte stuiten we op het hoofdkantoor van Nordzucker, een van 's werelds toonaangevende producenten van suiker uit bieten en suikerriet. Grappig, tijdens onze route over de Romantische Strasse zagen we de fabriek van Südzucker.

En dan zit ons verblijf in Braunschweig er weer op en rijden we door naar Magdeburg: Maagdenburg in het Nederlands. Het zou zomaar de geboortestad van mijn voorouders kunnen zijn. Mijn meisjesnaam Maagdenberg scheelt slechts één letter met deze plaatsnaam.

Op de camperplaats op de kade aan de Elbe is het goed toeven. Het waterpeil is heel laag, maar de stroom nog altijd sterk. Er zijn dan ook geen grote vrachtschepen; alleen pleziervaart en dan eigenlijk ook alleen maar rondvaartboten en vooral kano's. Een grappig gezicht is als de rondvaartboten willen aanleggen. Dan laten ze zich eerst een stuk zijwaarts met de stroom meevoeren om pas daarna de draai te maken, waardoor het lijkt alsof ze op drift zijn geraakt.

De weg naar het centrum is slechts anderhalve kilometer. Bij aankomst ligt de Breiter Weg, de belangrijkste winkelstraat, er verlaten bij. Het is zondag en geen mens op straat. Het doet me denken aan de autoloze zondag van de beginjaren zeventig in Nederland. Of nog erger: een zojuist plaatsgevonden Apocalyps in een stad van symmetrie. Letterlijk alles is spiegelbaar en rechtlijnig: de straten, de bebouwing, de bloemperkjes en zelfs de opstelling van de bankjes in de openbare ruimte. De kerken brengen afwisseling in het streng doorgevoerde patroon, doch ook die hebben bijna allemaal twee torens. Verder zijn er heel veel beelden en fonteinen. Zelfs het winkelcentrum herbergt een fontein met elke middag om vier uur een lichtshow en muziek, zo niet op zondag. Dan is alles hermetisch gesloten.

 

Het is dan ook des te ongelooflijker dat je uitgerekend in een stad met zo'n symmetrische architectuur ineens een explosie aan vorm en kleur aantreft: de Groene Citadel van Friedensreich Hundertwasser die in 2005 voor het publiek werd geopend. Letterlijk een oase van menselijkheid in een zee van rationele huizen; en ook nog eens geopend. We drinken koffie in de hal overdekte binnentuin van het complex, want de Groene Citadel bestaat niet alleen uit 55 individuele woonruimtes. Het is een compleet paradijs waar men kan werken, winkelen, eten, vergaderen en overnachten in een hotel. Stuk voor stuk ruimtes die één zijn met de natuur. Hundertwasser, in 1928 geboren in Wenen, geloofde in het bestaan van een nauwe relatie tussen architectonisch ontwerp en het welzijn van degenen die in een gebouw wonen. Een woonomgeving moest - naast de echte huid als eerste en kleding als tweede huid - voelen als een derde huid. En dat doet het zeker. Mij persoonlijk past deze huid met al zijn kleuren en ongebruikelijke vormen als gegoten. 

Commentaren: 0

109. lichtpunt

In Meppen worden we verrast door een rij van achttien versteende feestende mensen die geruisloos de polonaise lopen. Het zijn de zogenaamde 'alledaagse mensen' die het stadsbeeld tijdelijk verrijken. Ze zijn ontstaan onder de handen van het kunstenaarsduo Christel en Laura Lechner; moeder en dochter. Geïdealiseerde beelden van schoonheid is het duo vreemd. De alledaagsen dragen dan ook badpakken of korte broeken, geruite overhemden en petten, en ze tonen hun rimpels en rondingen. Volledig ontspannen in de toevallige ontmoeting. Behalve dat ze naast de fontein de polonaise lopen, duiken ze op nog negen andere plekken in de straten op; onopvallend naast en voor de restaurants en winkels onder de honderden in de lucht opgehangen paraplu's. Of bij grote zandbakken met glijbanen en strandstoelen en bij de in een geometrisch figuur gelegde minitrampolines. Ja, Meppen heeft wat van zijn centrum gemaakt. Daarnaast zijn de gebouwen, zoals het tot restaurant omgebouwde historisch stadhuis, de Propsteikirche St. Vitus met zijn gigantische orgel en de fleurige gevel van Gymnasialkirche zeker een aanblik waardig.

Op de camperplaats is het droog en warm. We verschansen ons onder oude eikenbomen die hun vruchten keihard lijken af te vuren richting camperdak, dat met een enorm kabaal gepaard gaat. Ze zeggen wel eens dat je je camper beter niet onder een boom kunt zetten als het regent, want dat de nadruppelende takken en bladeren veel lawaai veroorzaken; deze eikelklappen zijn echter vele malen erger. Na maanden van intensieve droogte valt in de nacht eindelijk een regenbui van betekenis. De neerspattende regendruppels samen met de rollende eikels maken het dak tot een flipperkast. Ik doe die nacht geen oog dicht. Het wordt tijd voor een andere (boomloze) locatie.

De volgende morgen gaat de route door bossen, omzoomd door velden waar boeren druk zijn met het oogsten van de mais. De zomer gaat geluidloos over in de herfst. Het landschap schuift geelbeige voorbij. En dan zie ik iets wat ik voorheen alleen maar in musea heb gezien: turfsteken. De velden liggen vol keurige rijen turfblokken, drogend in de vorm van een baksteen.

Uiteindelijk komen we uit in Grossenwieden; op een prachtige camperplaats uitkijkend over de rivier de Weser. De staanplaats ligt op een verhoging met ernaast een speeltuin. Na het avondeten maken we een wandeling. Twee paarden in de aangrenzende wei lopen een stukje met ons mee. Achter hen de ondergaande zon en een oranje kleurende lucht, maar ook dikke bloemkoolwolken die het rivierlandschap langzaam en dreigend binnen drijven.

De dag erop gaat de tocht verder naar de Hanzestad Braunschweig, waar we aan de rand van het Bürgerpark een prachtig plekje vinden. Het zijn de dikke oude bomen die het park iets bijzonders geven met daartussen de rivier de Oker waarin het water bijna stilstaat. Tussen het gebladerte aan de oever rennen eekhoorns af en aan. Twee paden slingeren zich aan beide zijden van de rivier, een van hen leidt ons de stad binnen.

Braunschweig heet in het Nederlands Brunswijk en is omstreeks het begin van de 10e eeuw gesticht. De vele historische gebouwen, zoals de Dom, Kasteel Dankwarderode en het Stadsmuseum zijn het bewijs van de rijke geschiedenis van de stad. Dankwarderode was het onderkomen van Hendrik de Leeuw, hertog van Saksen en Beieren; hij liet het kasteel ook bouwen. Hendrik heeft in vele opzichten zijn stempel op de stad gedrukt. Midden op de Platz der Deutschen Einheit, waaraan genoemde gebouwen liggen, staat het standbeeld van de Braunschweig-leeuw. Een replica, want de echte heeft een plaats in het museum. De leeuw is het symbool van de stad én het symbool van Hendriks macht. En ook de Dom, de belangrijkste kerk in Braunschweig, werd in 1173 als stift kerk door Hendrik de Leeuw gesticht.

Bij binnenkomst oogt de Dom groot en leeg. De hoge gedraaide witte zuilen doen me denken aan een sprookjesbos, dat - anders dan in een sprookje - in het noordelijke zijschip uitkomt bij het Imervard-kruis, waarschijnlijk een processiekruis uit 1150. Het grafmonument van Hendrik de Leeuw en zijn tweede vrouw, Mathilde van Engeland, bevindt zich voor het Maria-altaar in het middenschip. Het is een van de vele altaren en geschonken door Hendrik de Leeuw. Het echtpaar is levensgroot afgebeeld op de grafzerk die recht tegenover het orgel staat aan de andere zijde van het middenschip. Dat orgel ziet er ook heel apart uit: hangend geplaatst in een vierkanten stenen bak dicht bij de grond. Het werd in 1961/62 gebouwd door de Berlijnse orgelbouwwerkplaats Karl Schuke met 57 klankregisters op vier manualen en pedaal, en heeft bovendien schuifladen met mechanische sleutelactie en elektrische registratie. Bij het hoofdaltaar onder de fresco's, met deels vergulde taferelen, staat een gigantisch grote zevenarmige kandelaar uit vermoedelijk het jaar 1190. Hij is maar liefst vijf meter hoog, heeft een spanwijdte van vier meter en weegt meer dan 400 kilo. En zo valt er steeds meer te ontdekken in die op het eerste oog zo leeg lijkende kerk.

We dalen de grafkelder in die, zoals later bleek, door toedoen van Adolf Hitler is toegevoegd. Sinds 1543 is de Dom een protestants godshuis, maar met de opkomst van het nationaalsocialisme brak er voor de kerk een donkere periode aan. Hitler vormde de Dom om tot een nationaalsocialistisch monument. De grafkelder werd versierd met de wapens van Hendriks residenties in Braunschweig München, Lübeck en Lüneburg. Steden die hij allemaal had gesticht. Het bouwen van deze kelder ging overigens ten koste van de fundering van het gebouw die later moest worden gerestaureerd. Als eerste stuiten we op twee rijen bewerkte zwarte lijkkisten, model Friese kapkist, van de Welfische vorsten tot de 19e eeuw. Het doet luguber aan, vooral omdat het er behoorlijk donker is. Dan gaan we nog een trap lager en wordt het nog donkerder. De treeën zijn nauwelijks te onderscheiden. Min of meer op de tast bereiken we de sarcofagen van Hendrik en Mathilde met in het midden een brandende kaars. Gelukkig, een lichtpuntje.

Na dit aangrijpende bezoek is het tijd voor iets luchtigers: het grappige en vrolijke Happy Rizzi House. Het hele gebouw ademt Street art en is versierd met popart afbeeldingen. Een gevel vol blije gezichten, ontworpen door de Amerikaanse kunstenaar James Rizzi (1950-2011) en uitgevoerd door de Braunschweig-architect Konrad Kloster. Jammer genoeg is het niet voor publiek toegankelijk. Het vijf verdiepingen tellende gebouw wordt namelijk gebruikt als kantoorgebouw, voornamelijk door het modebedrijf New Yorker. Boven de hoofdingang zie ik iets roods oplichten: het bedrijfslogo. Alweer een lichtpuntje, maar wel eentje van een heel andere orde dan de kaars in de grafkelder van de Dom...

 

Commentaren: 0

108. verschijningen

We bevinden ons in een gebied rond het Duitse Heede waar behalve graan-en maisvelden ook veel hennepvelden zijn. Je mag er natuurlijk niet mee spotten, maar je vraagt je toch onwillekeurig af of dit tussen 1937 en 1940 ook al het geval was en dat het zien van Maria daar iets mee te maken heeft gehad. In die tijd zeiden namelijk maar liefst vier kinderen een Mariaverschijning te hebben gehad, waarna een toeloop van pelgrims ontstond; zeer tot ongenoegen van de nazi’s. De kinderen werden meerdere malen door hen verhoord en zelfs een tijdlang opgesloten in een psychiatrische inrichting. Desondanks bleef Heede uitgroeien tot een bedevaartsoord, waarna op 25 maart 2000 de verschijningen werden erkend door de plaatselijke bisschop van Osnabrück.

Van dit alles hebben wij geen weet wanneer we naar de plaatselijke bakker gaan voor een brood. In de winkel verbazen we ons over het aangrenzende gedeelte vol heiligenbeelden, ingestraald wijwater en aanverwante religieuze prullaria. De vrouw achter de toonbank vertelt dat een van de kinderen vroeger in dit pand woonde en dat daarom Onze Lieve Vrouw in Heede wordt vereerd als Koningin van het Heelal en Koningin van de Arme Zielen.

Met dit in ons achterhoofd vind ik het niet zo gek dat Rienk mij bij het ontbijt de volgende dag vraagt of we nu ingestraald brood eten. Wie zal het zeggen? We merken er in ieder geval niets van en proeven evenmin iets speciaals, maar een feit is wel dat na dit voorval de hitte in vol ornaat toeslaat en wij naar Friesland gaan om daar in de koelte komend van het IJsselmeer de warmteperiode uit te zitten, afgewisseld met verschillende uitstapjes naar Stavoren, Gouda, Harmelen, Woerden en Leeuwarden; daar waar familie en vrienden zich verschansen. In Molkwerum vermaak ik me kostelijk in mijn atelier en voltooi de serie 'Huisvrouwen'. Dit zijn beeltenissen van vrouwen in samenhang met huizen. Tevens haalt mijn dichtbundel 'Reflectie' de finish. Tijdens een zakenlunch krijg ik zelfs een aanbod om een boekpresentatie in een bunker te houden. En ook op de sociale media word ik opgemerkt, waar Hymer Nederland mij tot influencer bombardeert.

Kortom, allemaal superleuke ontwikkelingen en voordelen van het behouden (vakantie)huis, maar ja, ze kunnen nog altijd niet tippen aan onze reislust. Begin september vertrekken we en gaat de tocht opnieuw naar oostelijk Duitsland; te beginnen in Haren, een plaatsje net over de grens. Met een gratis camperplaats direct aan de Eems, een immer schijnende zon en ruisende wind hebben wij het er heerlijk. Alleen het centrum oogt wat saai. Aan het begin van het 'hart' is een Chinese Imbiss, waarvan we in eerste instantie denken dat het de enige horecagelegenheid is. Als we naar binnengaan, stuiten we op een donkergekleurde man, alles behalve van Chinese afkomst, die de stoelen afsopt. Hij nodigt ons uit plaats te nemen aan een van de zwarte en glimmend glad gepoetste tafeltjes onder een rode lampenkap. Achter de balie staat een Chinees aan wie we de bestelling kunnen opgeven. We eten een kip curry die prima smaakt en besluiten daarna verder de straat uit te lopen voor een bezichtiging van de Sint-Martinuskerk, een rooms-katholiek kerkgebouw dat in de volksmond vanwege de barokke bouw wel de Dom van Eemsland wordt genoemd. De kerk blijkt gesloten. Er tegenover is een feest aan de gang, waarbij de meeste dames in het lang zijn. Hoewel de deur van het feestgebouw wijd open staat, is de muziek bijna niet te horen. Net als we willen omkeren voor de terugtocht naar de camper, zien we in de verte een winkelstraat die er een stuk gezelliger uitziet dan de rest van Haren en waar ook nog eens heel veel eetgelegenheden zijn. Een te late meevaller.

Later krijg ik via een goede bekende te horen dat Haren vroeger een Poolse enclave was die luisterde naar de naam Maczków, genoemd naar de Poolse generaal Stanislaw Maczek. Deze is ontstaan vanwege de politieke situatie aan het einde van de Tweede Wereldoorlog waardoor het naar het door communisten gecontroleerde Polen een onzeker terugkeren was. Meer dan 4000 Polen uit werkkampen en krijgsgevangenenkampen in Noord-Duitsland trokken naar Maczków. Velen van hen waren leden van het Poolse Thuisleger, mannen en vrouwen, die hadden gevochten in de Opstand van Warschau van 1944. Tegen het einde van 1948 toen alle Polen waren teruggekeerd naar hun land of verhuisd naar andere Europese landen, werd de stad teruggegeven aan de oorspronkelijke bewoners en heette het weer Haren.

Een dag na de wandeling door Haren wordt er één van kennismaking met doodlopende en overwoekerde bospaden, militaire oefenterreinen, zandwinningsgebieden en een meer dan 30 km lange niet meer in gebruik zijnde testmagneetzweefbaan, waarbij we ook nog eens midden in het bos het GPS-signaal verliezen. Het doel was de vervallen zweefbaan met de oude voertuigen in het Eemsland bij Lathen te bezoeken, doch door het wegvallen van de GPS zijn we niet verder gekomen dan een klein stukje baan. De zogeheten Transrapid in Duitsland zou een aansluiting in Nederland krijgen op het traject Schiphol-Groningen (de Zuiderzeelijn), maar zover is het nooit gekomen. Op 22 september 2006 gebeurde tijdens een proefrit een vreselijk ongeluk met 23 doden en 10 zwaargewonden toen de zweeftrein met een snelheid van ruim 200 km/u tegen een stilstaande dienstwagen botste. Een van de in Emsland gebruikte Transrapid-9 treinen is door een familielid van uitvinder Hermann Kemper, die in Nortrup een worstfabriek heeft, opgekocht en op diens bedrijfsterrein opgesteld, waar de trein nu als vergader- en expositieruimte fungeert. De eerste, en tot nog toe enige, commerciële Transrapid is op 29 december 2003 geopend in China.

Ondanks de niet-geslaagde missie hebben wij toch nog een behoorlijk spannende tocht. Wat als een goed onderhouden geasfalteerd fietspad begon, eindigt in een niet aflatende reeks aan hobbels en kuilen en een woestenij van afgebroken takken, brandnetels, doornige bramenstruiken en tot kniehoogte uitgegroeide graspollen. Compleet onbegaanbaar met de fiets. Het laatste stuk leggen we al lopend, klauterend en struikelend af en het is alleen aan Rienks perfecte richtingsgevoel te danken dat we uiteindelijk bij een normale openbare en geasfalteerde weg uitkomen, waar we na een poosje ook weer bereik hebben. Opgelucht vervolgen we onze weg, terwijl ik denk dat het terugvinden en zien van de geasfalteerde openbare weg wel eens dicht bij de gemoedstoestand van openbaring zou kunnen liggen zoals bij de verschijning van Maria destijds.  

Commentaren: 0

107. Vaste grond

In november gaan we voor langere tijd naar Spanje en Frankrijk. Daarvoor treffen we nu alvast een paar kleine voorbereidingen zoals de aanschaf van een Spaanse gastank die we in Drogeham kunnen ophalen. En ja, als wij ergens naartoe moeten, dan knopen we er altijd wat leuke daagjes aan vast, gewoon omdat een reizend bestaan ons in het bloed is gaan zitten. Zo verblijven we eerst een paar dagen in het noorden van ons land en gaan naar Drachten, Groningen en Slochteren.

In Drachten vallen vooral de mooie rotondes op en in de binnenstad de vele bloemen die letterlijk de lelijke rechthoekige gebouwen verbloemen. Recht tegenover het museum nemen we een drinkertje, niet wetende dat hier twee dagen later een malloot langs zal scheren en met zijn auto de tafeltjes en stoelen meesleurt. Na een korte wandeling bestellen we een stukje verderop op een zonnig terras een broodplankje met twee grote hompen brood; één bruin, één wit. Een meisje rent, loopt en springt afwisselend over de richels van de scheidingswanden en de zitbanken; ze lijkt te groot voor deze capriolen. Op de terugweg naar de camperplaats gaan we op een bankje bij de vijver achter schouwburg De Lawei zitten. Met oude broodstukjes zorgen een vader met zijn zoontje en dochtertje voor een invasie van eenden en meeuwen, terwijl een stukje verder de waterlelies in een oase van rust drijven. Terug op de camperplaats heb ik het idee een beetje weggedrukt te staan tussen een drukke verkeersweg en een lawaaiige nieuwbouwwijk in wording, waardoor het voelt als een stel opgejaagde dieren in een aan de kap onderhevig oerwoud waar de machines steeds dichterbij komen voor de laatste verwoesting van een stuk natuur.

De tweede nacht brengen we door in Kardinge, in Groningen. Daar voelen wij ons goed thuis en brengen er dan ook meerdere keren per jaar een paar dagen en nachten door. Midden in het in de natuur aangelegde sportpark is altijd wat te beleven. Studenten en vakantiegangers staan kriskras door elkaar, wat een bonte stoet aan rijdende huisjes oplevert. Kwetterende jonge waterhoentjes in de met rietkragen omzoomde sloot lijken te lopen over het kroos, terwijl een wat oudere man zijn camper staat op te verven in pastelkleurige fantasietekeningen. Het riet ruist. Voor onze camper liggen twee kleine zwarte hondjes te rollen in de zon. In de verte pakken donkere wolken zich samen. Joggers haasten zich naar huis. Op zo'n gratis plek wil iedereen wel staan, maar ja, het blijft natuurlijk wel een camperplaats en het is niet de bedoeling dat je een plekje reserveert door er twee stoelen neer te zetten en er dan zelf met de camper de hele dag op uit te trekken. Zoiets wordt ook niet in dank afgenomen, gezien de vele reacties van de mede camperaars die stuk voor stuk verontwaardigd bij de gemarkeerde plek blijven staan. Sommigen nemen er zelfs een foto van.

 

Hoe het verder afloopt, zullen wij nooit weten, want wij gaan op onze weg naar Duitsland er even uit bij de Lidl in Hoogezand voor boodschappen. We zijn aan de late kant en tutten wat rond in het ernaast gelegen verrassend leuke en grote winkelcentrum met een goed gevarieerd winkelbestand. Na een uitgebreide lunch hebben we geen zin meer om ver te rijden en kijken voor een leuk camperplekje in de buurt dat we zes kilometer verderop vinden in Slochteren. Echt een alleraardigste camperplaats in een mooie en keurig verzorgde tuin die we helemaal voor ons alleen hebben, en dat op Zwarte Zaterdag! En daarbij ook nog eens alle faciliteiten en gratis stroom voor slechts acht euro! We staan naast een prieel met uitzicht op hemelsblauwe Hortensia's en zijn qua geluid omringd door een balkende ezel, kakelende kippen, een kraaiende haan, koerende duiven en loeiende koeien. In het informatiehokje word je bijna bedolven onder de folders, musea kaarten en tijdschriften. Deze mensen hebben er kennelijk zin in, want ook hun site loopt over van enthousiaste informatie. Nooit geweten dat het in Slochteren zo leuk kan zijn. Ik ken het alleen door de inmiddels zo omstreden gaswinning. Het aardgasveld van Slochteren bevat 1032 miljard kubieke meter, tweederde van de Nederlandse gasreserves. We zijn dan ook benieuwd naar de ravage die dit veld met zijn aardbevingen heeft aangericht en verwachten scheef gezakte en gestutte huizen met diepe scheuren te zien. Maar niets van dit alles. Oude en nieuwe gebouwen, grote en kleine huizen, kerktoren en kerk; alles staat fier overeind. En dat geldt eveneens voor het landgoed Fraeylemaborg, een Groninger borg en museum. De borg ligt in een ongeveer 31 hectare groot landgoed, in aanleg hoofdzakelijk daterend uit de 19e eeuw. Een parkbos dat in het begin van de 19e eeuw is gewijzigd in de romantische Engelse-landschapsstijl. Uit bouwhistorisch onderzoek is gebleken dat de huidige borg in elk geval vóór 1300 moet zijn gebouwd als steenhuis of stins, oftewel een versterkt huis naast een herenboerderij. De borg is ingericht met stijlkamers die een beeld geven van de woonsfeer tot het midden van de 20ste eeuw. Achter de borg het park van ongeveer 20 hectare, dat ook wel het Slochterbos wordt genoemd en waar het Blote Voetenpad doorheen loopt. Wij hebben geen zin in natte glibberpartijen en houden onze schoenen aan. De dag erop is er al blubber genoeg en verlaten wij vanwege enorme regenbuien ons paradijs en keren terug naar Groningen, waar we stevig met onze vier wielen op het asfalt staan. We mogen dan wel reizigers in hart en nieren zijn, maar we bevinden ons wel graag op vaste grond.  

Commentaren: 0

106. het behouden huis

Van de hittegolf is op weg naar Nederland nog niet veel te merken. Bij vertrek uit Vohenstrauss valt de regen opnieuw met bakken uit de hemel en blijft de temperatuur op vijftien graden steken. Pas gaandeweg de middag komt daar verandering in en wordt het eerst droog, daarna warm. Het rijden schiet nog steeds niet op vanwege de wegwerkzaamheden. Ook mogen we in de buurt van Nürnberg een poos niet harder dan tachtig kilometer rijden, voor het geval er zich militaire tanks op de rijbaan begeven.

In de tweede helft van de middag arriveren we in Marktheidenfeld. De camperplaats ligt langs de Main en we kijken niet alleen uit op de rivier maar ook op de promenade Mainkai en de Oude Hoofdbrug die in de 19e eeuw werd gebouwd uit blokken zandsteen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog - kort voordat de Amerikanen in april 1945 binnenvielen - werden twee van de brugbogen opgeblazen. Vanwege de goed gebruikte weg eroverheen werd de schade vrijwel onmiddellijk hersteld en kwam er in 2002 vanwege toenemende verkeersdrukte een tweede brug bij: de Noordbrug.

Marktheidenfeld is een gezellig plaatsje met vakwerkhuizen, een oud stadhuis en smederij en het alom geprezen blauwe Franck-huis, genoemd naar Franz Valentin Franck die er tot 1767 zijn wijnhandel had. Van de wijnhandelaren die erna hebben gewoond, verdient Johann Georg Andreas Schulz (1735-1809) een speciale vermelding. Zijn naam wordt geassocieerd met de traditie dat in dit huis de productie van mousserende wijn in Duitsland werd uitgevonden. Uiteindelijk kwam het Franck Haus in 1987 in bezit van de stad en heeft het zich na een grondige renovatie ontwikkeld tot cultureel centrum.
Na de bezichtiging van de Altstadt wandelen we terug over de Mainkai, langs een laan van kastanje- en walnotenbomen. Aan de oever spelen kinderen en heeft familie Zwaan zich in het warme zand neergelegd: vijf grijze pluisjes tussen de beschermende witte vleugels van hun ouders. Aan de stadskant ligt de ommuurde stadstuin, met diverse sculpturen en bij de ingang een zandstenen plaquette van een voorstelling van de aan de Main gelegen weilanden die vroeger als bleekweides werden gebruikt. Verderop staan typische schippers- en vissershuisjes, herkenbaar aan onder andere een anker. Ook een schippersmast wijst op het belang van de visserij in de 19e eeuw en de eerste helft van de vorige eeuw. Verder staat deze mast voor de 'thuishaven' van tal van schepen die op de Main en de Rijn varen.

Bij terugkomst op de camperplaats zien we dat we buren hebben gekregen. Een stel dat de zeventig is gepasseerd, maar zich niettemin gedraagt als een stel pubers dat indruk op elkaar moet maken. Met bier, sigaartjes en bbq praten en lachen ze onafgebroken de avond aan elkaar. Wij zitten binnen en kijken naar de rivier waarlangs een groep van negen kersverse moeders loopt met een baby op de rug, op de buik of in de buggy. Ze hebben er flink de pas in, terwijl de Main hen rimpelloos gadeslaat.

De volgende dag rijden we door naar Velbert in de deelstaat Noordrijn-Westfalen; niet ver van de Nederlandse grens. We hebben een mooi plekje onder de Eulenbachbrücke, een voormalige spoorbrug van natuursteen die veertig meter boven de camperplaats uittorent en uit zeven bogen bestaat met elk een overspanning van ongeveer twintig meter. Hoewel de officiële naam Eulenbachbrücke luidt, staat de brug in de volksmond bekend als de 'Saubrücke', genoemd naar een binnenplaats in het midden van de vallei die in 1965 werd afgebroken en die 'In der Sau' heette, waarbij Sau staat voor moeras. De brug maakte deel uit van een omvangrijk spoorwegproject, opgestart in 1914. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werden de bouwwerkzaamheden aanvankelijk opgeschort, maar tegen de zomer van 1915 voltooid met de hulp van werkloze fabrieksarbeiders en Russische krijgsgevangenen. Officieel werd de spoorlijn pas in 1924 in gebruik genomen voor het goederenverkeer en een jaar later opengesteld voor passagiersvervoer. Het passagiersvervoer eindigde in 1960, het goederenvervoer in 1990. Tegenwoordig is het een fiets- en wandelpad en onderdeel van de Panoramaradweg Niederbergbahn die loopt van Essen-Kettwig naar Wülfrath.

Om op de camperplaats te mogen overnachten moeten we vijf euro betalen in het tegenoverliggende zwembad dat er met een tentdak vastgemaakt aan tal van buizen futuristisch uitziet.

De binnenkomer in Velbert is dus best indrukwekkend en nodigt uit tot een wandeling naar het centrum. De rijen huizen met rijk gedecoreerde gevels in pasteltinten die we onderweg tegenkomen, beloven veel goeds. Echter hoe verder we komen des te armoediger de uitstraling. Eigenlijk ziet het er helemaal niet uit als West-Duitsland en hebben we door de aanwezigheid van meerdere blokkerige panden meer het idee in het Oostblok te zijn beland. Aan de buitenrand van de stadskern heersen armoede en troosteloosheid. Flats met kapotte gevels, half ingestorte balkons en bossen verroeste schotels op de daken. De appartementen lijken alleen door immigranten bewoond, waarvan de Turkse nationaliteit de boventoon schijnt te voeren. De winkels tussen en onder de flats hebben een mediterrane uitstraling en zijn een welkome tegenhanger. Het is warm; deuren en ramen staan open waardoor een aroma van fruit door de straten waait. Ik kan er niet meer van maken dan dat het een getto is, gesitueerd in de Westerse cultuur en omgeven door rijke historie en luxe van weleer. Ook een wijk die er dan wel triest mag uitzien, maar niet is vervuild; ik zie geen enkel propje op straat. Dat is bij onze eerste stap op Nederlandse bodem wel anders. Daar ligt het op de parkeerplaats langs de snelweg vol met glas, vuilnis, lege flessen, onkruid en kapotte tegels, en dat vlak voor de ingang van La Place Apeldoorn.

Na een kop soep gaat de tocht weer verder, de laatste kilometers, en dan bij Lemmer de snelweg af. Aangekomen in ons mooie Friesland, dat met zijn grote vlaktes na al die heuvels en bergen van de laatste maanden in eerste instantie toch een beetje teleurstellend aandoet. We moeten duidelijk nog even landen. We gaan over Balk, Rijs, Warns en dan zijn we in Molkwerum, waar ons door de overheid gedwongen behouden huisje staat. Een huisje, dat dankzij ons 'Slow Living'-leven de grootste tijd onbewoond is en daardoor meer als opslagplaats en atelier dient, en dat we om die reden dan ook liever niet zouden hebben. Maar ook een huisje op een mooi, stil, groen en koel plekje waar de wind vanaf het IJsselmeer eeuwig waait. Een plekje, waar we met de hitte en de zomerdrukte stiekem toch even liever zijn dan in de camper, ons eigenlijke huis. Dus nu toch: leve het behouden huis, maar wel met in ons achterhoofd de vrijheid om er straks weer volop op uit te kunnen trekken.

 

 

Commentaren: 1
  • #1

    Floriske Gerritsma (vrijdag, 22 juli 2022 19:30)

    Nou dan toch maar een poosje in jullie ' behouden huis' verblijven :-)
    Is de overgang zo groot dan dat Friesland tegenvalt? Dat vlakke kan
    ook ruimte geven en vrijheid maar dat is zoals ik het ervaar en ik kom
    momenteel niet buiten Friesland. Eigenlijk heb ik die behoefte ook niet
    zo maar jullie komen heel veel moois tegen natuurlijk. En hier in Friesland
    valt de troep ook wel wat mee hoor. Af en toe doe ik mijn rondwandeling
    wel met een plastic tas en mijn grijper en kom dan met een redelijk
    gevulde tas terug van waarschijnlijk schoolgaande jeugd die alles wat
    leeg is maar in de berm kiepert :-( Afijn ik heb weer wat historie opgedaan
    en wens jullie een prettig weekend XX

105. vluchten voor de hitte

En dan zit ons verblijf in Passau erop. We moeten verder, op zoek naar gas en een wasgelegenheid voor onze kleding. Het oog is gevallen op Perlesreut, maar dat blijkt door vele wegopbrekingen onbereikbaar. Telkens komen we weer op hetzelfde punt uit. De smalle weggetjes door wouden, lieflijke dorpjes en glooiende mais- en graanvelden zijn werkelijk prachtig, maar op een gegeven moment wil je toch dat ze ergens toe leiden. Ook de navigatie komt er niet uit, doordat het GPS-signaal zwak is in dit gebied. Als we in de berm gaan staan om in te zoomen op de aller smalste wegen zodat we kunnen zien hoe we de wegopbrekingen misschien kunnen omzeilen, worden we tot twee keer toe weggestuurd door een bordeauxrode reisbus die precies dezelfde plekjes voor ogen heeft als wij, wellicht met hetzelfde doel.

Na meerdere frustraties besluiten we Perlesreut te laten voor wat het is en rijden we verder noordwaarts. Het regent verschrikkelijk en het waait. Met dertien graden op de thermometer voelt het best koud aan, zeker in vergelijking met de temperaturen boven de dertig die we de afgelopen tijd gewend zijn.  Alsof we het er om doen, rijden we even later midden in de plensbuien het plaatsje Regen in, waar op een heuvel in de mist en andere nattigheid precies rond etenstijd een McDonald's-vestiging opdoemt. Het voelt als een teken dat we niet kunnen en mogen weerstaan.

Na een stief kwartier gaat de speurtocht verder en stevenen we met een goed gevulde maag af op het volgende doel: een camperplaats in Ruhmannsfelden. Ook deze plek ligt op een heuvel, maar is in tegenstelling tot de McDonald's in Regen alleen te bereiken over zeer slecht onderhouden weggetjes die steeds smaller lijken te worden. Langs de kant staan houten bushokjes die we kennen van eerdere bezoeken aan Tsjechië. We zijn dan ook niet zo ver vanaf de grens. Hier overigens geen prostituees in de hokjes, wat in Tsjechië wel het geval was. Na veel manoeuvreren met de camper voor het laten passeren van tegemoet komend verkeer, waaronder alweer een bus - deze keer een witte schoolbus met een al even onvriendelijke chauffeur als die van de bordeauxrode reisbus - belanden we uiteindelijk op de plaats van bestemming, waar mannen in oranje hesjes midden in de stromende regen het gras maaien. Een van hen komt naar ons toe en zegt op blaffende toon dat we hier niet kunnen blijven vanwege een dorpsfeest dat de volgende dag op het terrein wordt gehouden.

Enfin, zo gaat de rit nog even door, totdat we eindelijk op een plek komen waar we wel zijn gewenst: in Vohenstrauss. Aan de rand van de stad ligt een mooie ruime en gratis camperplaats. En niet alleen het verblijf is gratis, maar ook het lozen, het water en zelfs de stroom, wat natuurlijk ontzettend bizar is in een wereld vol schaarste en brandstoftekorten.

Wat ik niet wist, is dat Vohenstrauss bekend is om zijn porselein. In 1901 richtten landeigenaar Johann Seltmann en zijn jongere broer Christian hun porseleinbedrijf op. Met 600 medewerkers waren ze de belangrijkste werkgever in de stad. Vanwege meningsverschillen over de toekomst van het bedrijf vertrok Christian in 1910 en richtte Seltmann Weiden op, dat nog steeds een familiebedrijf is. In Vohenstrauss ging Johann ging eerst tot 1993 als zelfstandige door om daarna te fuseren met de fabrikanten Schirnding en Kronester. Uiteindelijk werd het porseleinbedrijf in 1996 in Vohenstrauss stopgezet. Eenzelfde lot lijkt kasteel Friedrichsburg te moeten ondergaan. Dit kasteel is het herkenningspunt van de stad en tevens archeologisch monument. Vanwege wanbeleid in het recente verleden en het niet kunnen vinden van een nieuwe eigenaar raakt Friedrichsburg steeds meer in verval. Wellicht is er hoop, want als ik bij het witte gebouw met de rode daken aankom, staat een gedeelte in de steigers en lijkt binnen alles klaar gemaakt voor het vieren van een bruiloft.

De rest van het stadje oogt vriendelijk door de vrolijk gekleurde huizen en veel fleurige bloemen. Toch is er ook leegstand en zie ik slecht onderhouden woningen. De roze Evangelische Kerk in het centrum behoeft een opknapbeurt en staat eveneens in de steigers. Iets verderop, midden in een veld met hoog gras, zie ik een paar caravans staan, ik denk van Roma zigeuners. Naast de caravans draaien grote wasmachines en als ik nog iets dichterbij kom, zie ik dat het om een bedrijfje gaat waar je je dekbedden en kussens kunt laten wassen.

In de omliggende velden lopen mooie fietspaden, van dorpje naar dorpje. De volgende dag gaan we met de fiets op ontdekkingstocht en slaan een willekeurig pad in. Onderweg raken we elkaar kwijt. De telefoonverbinding is te slecht om elkaar weer terug te vinden en daarom gaan we ieder ons eigen weg. Ik kom in Waldau terecht, een slaperig dorp met – hoe kan het ook anders – een prominent aanwezige kerk die ik natuurlijk wil bekijken. Als ik de trap oploop, hoor ik heel hard een baby huilen. Voordat ik de deur open, kijk ik door het raampje en zie dat er een doop aan de gang is. Ik keer terug naar mijn fiets en rijd verder. Eenmaal het dorp uit en een autoweg overgestoken zie ik op een bordje dat het naar het volgende dorp slechts vier kilometer is. De tocht gaat over een continu stijgende en dalende weg met aan weerskanten brede stroken veldbloemen die overgaan in een biotoop met waterplanten. Erachter ligt het woud en verandert de weg in een pad met grote kiezelstenen. Het dorp is in geen velden of wegen te bekennen.

 

Thuis, verenigd in onze camper, nemen we de weersvooruitzichten door. Op basis van de hitterecords die eraan zitten te komen, besluiten we de volgende dag niet verder naar het oosten te gaan, maar in etappes de kortste weg naar Nederland te nemen, waar we heerlijk in de koelte van een grote boom kunnen lezen en 400 meter verderop kunnen zwemmen in het IJsselmeer. Het voelt alsof we op vakantie gaan, met bestemming Friesland.  

Commentaren: 0

104. geld mAG ROLLEN

Voor de bezichtiging van de Alstadt van Passau gaan we bij de Künstlergasse omhoog; een smal straatje voorzien van poortjes en een route gemarkeerd door felgekleurde oude kasseien die naar ateliers leiden. Vlak bij de indrukwekkend witte Kathedraal Dom St. Stephan, deels in barokstijl, komen we uit. Er is lang aan deze kerk gebouwd, van de vijftiende tot en met de zeventiende eeuw, en ook nu vindt er een ingrijpende renovatie plaats. Veel pilaren en stukken van het plafond zijn bedekt met witte doeken en ook een deel van de buitenkant staat in de steigers. Het orgel met maar liefst 17.794 pijpen staat bekend als een van de grootste kerkorgels ter wereld. Af en toe klinkt er een kleine melodie uit. Het interieur met heel veel kunstige en fleurige beschilderingen, beeldhouwwerk en ornamenten is absoluut over de top, maar desalniettemin zo knap gedaan dat je er stil van wordt.

Dan is de Marianische Votivkirche heel wat eenvoudiger en strakker, zowel van binnen als van buiten. Naast de deur staat een levensgroot Mariabeeld. Binnen zijn behoorlijk wat minder mensen dan in de Dom. Op een bank zit een non in witte kledij met twee krukken naast haar. Zij is, naast ons, de enige bezoeker, terwijl deze kerk op Wikipedia juist te boek staat als een van de meest bezochte gebedshuizen in de stad. Sinds 1978 heeft de Sociëteit van Maria - de Maristen - haar klooster naast de Votiefkerk en de zorg voor de kerk overgenomen. Om die reden noemen de inwoners van Passau het ook wel de Maristenkerk.

Het scheelde slechts een haar of deze kerk had niet meer bestaan. Ternauwernood werd op 20 juli 1962 de volledige sloop van de Votiefkerk in de loop van de uitbreiding van de Ludwigstraat afgewend. Toch kon niet worden voorkomen dat de kerk twee jaar later om dezelfde verkeersredenen moest worden verkleind en het schip werd ingekort. Bovendien werd de kerk voorzien van een geheel nieuw interieur en werden bijna alle elementen van het meubilair verwijderd. Zo zijn bijvoorbeeld de banken vervangen door losjes gegroepeerde stoelen. Een klein gedeelte van de binnenkant stamt nog uit de baroktijd, zoals een meer dan levensgrote figuur van de Man van Smarten. Dat is een devotionele afbeelding van de levende Christus die de wonden van zijn passie toont aan de gelovigen. Christus wordt dus afgebeeld met de wonden van de nagels in handen en voeten, de lanssteek in zijn zijde en gekroond met de doornenkroon. Hij staat in een hoek van de kerk, naast een levende groene plant, en je kunt hem zo in de ogen kijken. Ik heb nog nooit zoiets gezien en vind het heel indrukwekkend.

Ook een heel contrast met de Votiefkerk is de volgende kerk die we aandoen: de roze en crème-witte parochiekerk van St. Paul, de poort tussen het voetgangersgebied en de oude stad. Het barokke gebouw en tevens oudste parochiekerk van Passau rust op de rots aan de noordelijke rand van de oude Romeinse muur en domineert de Neumarkt bij de ingang van de oude stad. De Paulusboog, de oudste nog bestaande stadspoort, grenst direct aan de kerk. In de Romeinse tijd was de Boog van Paulus de enige toegang tot de stad. Een jongen in zwarte gothic kleding zit buiten op de trap. Qua uiterlijk past hij goed bij het interieur van de kerk. De zwarte vergulde altaren en preekstoel steken scherp af tegen de voor de rest witte omgeving. Tegen een van de wanden staat een houten kast, onderverdeeld in kleine hokjes met glas ervoor. Het heeft veel weg van een rariteitenkabinet. In een van de hokjes ligt een pop, met het lichaam gewikkeld in goud-wit gestreepte stof. Eronder de tekst 'Niedernburger Fatschenkindlein', wat het vermoeden doet rijzen dat het Kindlein afkomstig is uit de eerder omschreven Klosterkirche Niedernburg. Op internet kan ik er helaas niets over vinden.

Kortom, er wordt en is in de loop der tijd veel geld gespendeerd aan de pracht en praal in al die kerken. Geld mag kennelijk rollen, zeker in Gods naam. Die constatering leidt me naar onze eigen portemonnee die nodig weer eens moet worden gevuld, want bij de meeste horeca, camperplaatsen en winkels moet contant worden afgerekend.

 

We gaan naar de dichtst bijzijnde bank, waarvoor je in Duitsland nooit ver hoeft te lopen. Ik pin voor honderd euro bij de geldautomaat en daar waar je normaliter krijgt uitbetaald in verschillende coupures, ontvang ik nu een briefje van honderd. Dat is niet echt handig, omdat sommige winkeliers zo'n briefje weigeren. Volgens mij hebben ze hier ook niet zo'n apparaat waarmee je kunt zien of het om echt of vals geld gaat. We gaan het bankgebouw in om het briefje te wisselen voor een vijftigje en twee rollen één-euromunten die we voor veel betaalautomaten nodig hebben. Het meisje aan de balie verwijst ons naar een wisselapparaat. Als ik het geldbriefje erin wil steken, zie ik dat het alleen voor vijftig-eurobiljetten geldt, maar het meisje zegt dat honderd euro ook kan. Niet dus. Het apparaat loopt hopeloos vast en we komen in een menu terecht dat in een rondje gaat. Het baliemeisje is nergens meer te bekennen; een jongeman verschijnt om ons te helpen. Hij komt er echter ook niet uit en schakelt de hulp in van zijn chef die de geldmachine eveneens niet begrijpt en vervolgens zijn chef erbij roept. Deze beschikt over een magisch kaartje, waarmee het apparaat direct vier rolletjes van één-euromunten uitspuugt. Wij willen er maar twee en mogen de andere rolletjes omruilen voor een briefje van vijftig in een apart kantoortje, dat veel koeler is dan de grote ontvangstruimte. Al met al zijn we een halfuur verder en hebben vier personeelsleden zich met ons beziggehouden: een meisje en drie mannen; hoe hoger in rang, hoe ouder en hoe dikker de buik. Na afloop moeten we een euro betalen, want ook hier geldt dat geld mag, of liever gezegd moet, rollen.

Commentaren: 0

103. mijmeringen

Passau is een barokke stad die je verrast. Een stad waar je na één bezoek nog lang niet klaar bent en die je zelfs bij het verlaten ervan aanzet tot mijmeren. Daarin ben ik niet de enige. Door verschillende mensen ben ik gewezen op het mooie Glasmuseum, waar we helaas niet aan toe zijn gekomen. Ook de twee voormalige paleizen en de twee burchten hebben we moeten laten liggen. Wel komen we langs het Dackelmuseum, een museum alleen over teckels, wat op zich ook bijzonder is.

Met de fiets vanaf de camperplaats aan de Donau is het slechts vijf kilometer naar het centrum. Het is heet en ik heb ontzag voor de mannen die de autoweg naast het fietspad aan het asfalteren zijn. Bij het passeren slaan damp en stank vergezeld met nog meer hitte ons in het gezicht. Verderop ligt de kade vol met riviercruiseschepen. Ze ontsieren het zicht op de rijen pastelkleurige huizen aan de overkant.

Vanwege het vele water wordt Passau ook wel het 'Venetië van Beieren' genoemd en dat spreekt me aan, als inwoonster van het Friese Molkwerum, oftewel het 'Venetië van het Noorden'.

Een andere naam waaronder Passau bekendstaat, is 'Dreiflüssestadt'. In de oude binnenstad, bij de zogeheten Dreiflüsseeck, komen drie rivieren bijeen: de Donau, de Inn en de Ilz. 'Het kleurenspel van het water met de zwarte Ilz, de blauwe Donau en de groene Inn is bijzonder fascinerend en goed zichtbaar, omdat die zich pas een paar honderd meter verder vermengt', las ik in de folder. Maar als we bij de Dreiflüsseeck zijn, zie ik het zwarte water niet; waarschijnlijk omdat dat een klein stukje terug in de Donau stroomt. Hoewel de Inn de breedste van de drie rivieren is, wordt het vervolg van deze drie stromen toch Donau genoemd, omdat de Donau de langste rivier is.

Vlak achter de Dreiflüsseeck ligt de Klosterkirche Niedernburg. Deze voormalige benedictijnenabdij zou volgens kenners het klooster kunnen zijn dat in het Nibelungenlied wordt genoemd. Maar dit is niet de enige reden dat veel pelgrims deze kerk bezoeken. Hier bevindt zich namelijk ook het graf van de gezegende abdis Gisela van Beieren (984-1060), koningin van Hongarije. Gisela was zeer toegewijd aan de kerstening van Hongarije en schonk giften aan verschillende kloosters en kerken, waaronder Niedernburg.

Een andere beroemde koningin van Hongarije was Elisabeth Amalie Eugenie (1837-1898). Ze was hertogin en prinses van Beieren uit het huis Wittelsbach. Door haar huwelijk met keizer Frans Jozef I in 1854 werd ze keizerin van Oostenrijk en vanaf 1867 koningin van Hongarije. Elisabeth is algemeen bekend onder haar bijnaam Sisi (met één s), zoals haar familie haar noemde. Met deze naam ondertekende ze ook haar brieven naar intimi. Sissi (met dubbele s) is wijdverbreid vanwege de titel van de op haar leven gebaseerde filmtrilogie. Een afbeelding van haar portret vind je op de gevel van het oude stadhuis, recht tegenover de Donau waar ooit een vismarkt was. Dit prachtige gebouw in gotische stijl, rond 1400 gebouwd, valt op door de wonderschone gevelfresco's. Ze dateren uit 1922 en werden door Joseph Hengge gemaakt. De 38 meter hoge neogotische toren uit 1892, gebouwd door Heinrich Freiherr von Schmid, sluit mooi aan op de rest van het pand. En om het helemaal af te maken herbergt de toren sinds 1991 ook een carillon van 21 klokken die een prachtig geluid voortbrengen. Schuin onder de klokken staan de verschillende waterstanden genoteerd van de afgelopen overstromingen van de Donau, de laatste in 2013. Naast het stadhuis bevindt zich Hotel 'Wilder Mann', een indrukwekkend wit gebouw met gele kozijnomlijstingen, waar Sisi van 8 tot 14 september 1862 heeft gelogeerd. Rondvaartboten ter hoogte van de Dreiflüsseeck dragen zowel de naam Gisela als Sissi (met dubbel s).

Aan de andere kant van de stad stroomt de Inn en ligt de Innpromenade met de Schaiblingtoren, een overblijfsel uit de veertiende eeuw dat diende als bescherming tegen de golven in de haven waar onder andere zout voor de handel lag opgeslagen. Later werd de toren gebruikt voor de Hitlerjugend en weer later woonden er kunstenaars. Voorbij de Schaibling verandert de promenade in een bosachtig pad met veel populieren, waardoor het lijkt alsof we door een warm winterlandschap rijden waar de sneeuw zachtjes neerdaalt. We passeren een brug met aan de onderkant een touw, waar een jongen zich met zijn surfplank aan heeft vastgemaakt. Hij surft van pijler naar pijler, net voor een stroomversnelling. Een gevaarlijke onderneming, want je moet er toch niet aan denken dat het touw losschiet.

Er zijn veel studenten in Passau. De universiteitsgebouwen grenzen aan het pad langs de Inn. Even verderop begint Oostenrijk, gemarkeerd door een witte steen tussen de bomen. Er lijkt geen eind aan het wandel- en fietspad te komen. We besluiten te gaan tot het Wasserkraftwerk, Staustufe Passau-Ingling, een Oostenrijkse energiecentrale en de laatste stuwdam op de Inn voor de samenvloeiing met de Donau. Voor de dam vaart een groep oranje kano's.

 

's Avonds zitten we voor de camper en kijken uit over het water; nu de Donau. Kikkers kwaken en vuurvliegjes steken hun lichtje aan. Aan de horizon de witte Dom, prachtig uitgelicht. Genietend sla ik alle indrukken op en werk in mijn hoofd aan een nieuwe blog voor SLOW LIVING, deel 2. Ik ben super gemotiveerd, want ik heb net een dijk van een recensie voor het eerste deel ontvangen. Of wellicht wordt dit prachtige plaatje van Passau op mijn netvlies ook wel omgezet naar een gedicht, dat ik kan publiceren in een waardevolle poëziebundel zoals 'Blij dat ik besta' met als thema de positieve belichting van psychische kwetsbaarheid, dat net is verschenen met drie gedichten van mij. En zo mijmer ik nog wat verder, terwijl de kerkklok in de verte elf slaat.

Commentaren: 1
  • #1

    Edith Meijer (vrijdag, 08 juli 2022 19:54)

    Beste Connie wat mooi geschreven ook hier is het weer genieten, dank dat je ons zo ver meeneemt.

102. confronterend

Hoe weinig nadruk er ook op het verleden van Adolf Hitler in Duitsland wordt gelegd, het is bijna onontkoombaar dat je er als reiziger mee wordt geconfronteerd. Oké, het voormalige opleidingskamp van de NSDAP in gebouwencomplex NS-Ordensburg Vogelsang in Nationaal Park Eifel hebben we doelbewust opgezocht, maar dat Hitler 'Mein Kampf' in de gevangenis van Landsberg am Lech schreef en dat er in Sonthofen prominent op een heuvel een van de twaalf Adolf Hitler-scholen voor de opleiding van nationaal-socialistische kaders staat, nu de Generaloberst-Beck-kazerne van de Bundeswehr, wisten wij vooraf niet. In beide plaatsen kwamen wij per toeval terecht. En zo ook nu in Braunau, net over de grens met Oostenrijk, waar Hitlers geboortehuis staat. Hij kwam er in 1889 ter wereld en bleef er tot zijn derde jaar wonen.

Gelukkig hebben al deze plaatsen een eigen positieve draai aan de geschiedenis weten te geven. Zo heeft Braunau in 1992 de 'Vereniging voor hedendaagse geschiedenis' in het leven geroepen, als blijk van bewustzijn. Verder staat er voor het pand aan de Salzburger Vorstadt 15 een grote steen met de tekst 'VOOR VREDE, VRIJHEID EN DEMOCRATIE NOOIT MEER FASCISME HERDENK MILJOENEN DODEN'.

De natuurlijke grens tussen Duitsland en Oostenrijk wordt gevormd door de rivier de Inn, een zijrivier van de Donau en een van de voornaamste waterafvoerwegen van de Alpen. De Inn is 517 kilometer lang en stroomt door Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Halverwege de Innbrücke (de verbinding tussen Duitsland en Oostenrijk) staat op de reling een grote bronzen haan om de onderlinge Freiheit und Verbundenheit te benadrukken. Allemaal heel positief dus en vandaar des te opvallender dat in Simbach am Inn waar je direct over de brug Duitsland binnenkomt, twee grote gele vlaggen wapperen met in rode letters het woord 'Führer'. Het blijkt slechts om een onschuldige winkelier in zonneschermen te gaan. Toch komt het in deze context wat provocerend over. Het mooie grote beeld, in 2008 gemaakt door Dominik Dengl, maakt daarentegen veel goed. Het staat midden voor de brug aan Duitse zijde en toont de riviergod Aenus die op een zogeheten huchen rijdt, oftewel de Donauzalm.

En ook in Passau, waar we later naartoe gaan, worden we geconfronteerd met Hitler. Daar leeft een legende over een vierjarig jongetje, het zoontje van een Oostenrijkse douanebeambte die in 1894 bij het spelen aan de oever bijna was verdronken in de Inn. Het jongetje kon niet zwemmen en viel in het water. Een andere vierjarige die het ongeluk zag gebeuren, trok hem op het droge. Deze redder werd later kathedraalorganist en -dirigent. Zijn naam was Johann Nepomuk Kühberger. Het andere jongetje heette Adolf.

Dan nog even terug naar Braunau, want daar is natuurlijk meer te doen dan een huis bekijken van een oorlogsmisdadiger, zoals de winkelstraat met aan weerszijden grote panden in weelderig uitgevoerde architectuur. Helaas is er blijkbaar gaandeweg in het onderhoud de klad gekomen, aangezien de meeste gebouwen er nu wat verwaarloosd uitzien en sommige winkels leegstaan. Die vervallenheid gaat ook op voor de uit lichtgekleurde tufsteen opgetrokken Stadtpfarrkirche Sankt Stephan, waar het interieur is bezaaid met spinnenwebben. De indrukwekkende koorbanken in renaissancestijl dateren uit 1598 en waren voorbehouden aan de burgemeester, de gemeente en de gildemeesters van Braunau. De grote betekenis die aan deze lieden werd toegekend, komt terug aan de buitenkant van het kerkgebouw met in de gevel rechtopstaande grafstenen van onder anderen Hans Staininger; burgemeester van Braunau, gestorven in 1567. Hij was beroemd om zijn buitengewoon lange baard die op de grafsteen goed terug te zien is. Deze rooms-katholieke parochiekerk, een laatgotische hallenkerk gebouwd in de 15e eeuw, is het symbool van de stad en heeft met zijn 87 meter hoge toren een van de hoogste kerktorens van Oostenrijk. Het plafond is versierd met een netribgewelf. Bijzonder zijn de twaalf zijkapellen, ontworpen door individuele gilden en daarom ook wel gildekapellen genoemd.

Een kerkje van kleiner formaat is de Bürgerspitalkirche, een middeleeuwse ziekenhuiskerk die

tot 1956 dienst deed als verzorgingshuis voor ouderen. De kerk met hoge, spitse ramen en geribbelde gewelven werd gebouwd in de laatgotische stijl in de 15e eeuw. Ernaast bevindt zich de eigenlijke ziekenhuisvleugel, die nu als bibliotheek is ingericht, maar ook in het voorportaal staan boek uitgestald. We lopen nog even over de kleine kinderkermis in het centrum met tal van etenskraampjes en live Tiroler muziek. Het is warm, 32 graden, maar terug bij de camper waait het een beetje en zitten we onder een boom. Vanwege de warmte blijven we iets langer op dan normaal, doch als we dan eindelijk in bed liggen en net de slaap te pakken hebben, klinkt een loeiharde sirene die meerderde keren afgaat, vergelijkbaar met het luchtalarm dat in Nederland elke eerste maandag van de maand is te horen. We hadden die Duitse sirenes wel meer gehoord, overdag, en toen gedacht dat het iets soortgelijks is als bij ons. Dat de toeter ook midden in de nacht kan afgaan, is nieuw. Het blijkt om een oproep voor de vrijwillige brandweer te gaan, en inderdaad als ik goed luister, hoor ik daarna de brandweersirenes.

 

Ook dit vind ik behoorlijk confronterend, maar nog niet zo erg als de woorden die we de volgende dag op het woonhuis van een Rechtsanwalt zien staan: 'Hier wohnt ein Volksverräter! Raus!!!!' en daaromheen een aantal exemplaren van het in meerdere Duitse deelstaten verboden symbool 'Z', hét teken van de Russische strijdkrachten. Als dat niet confronterend is.

Commentaren: 1
  • #1

    Floriske Gerritsma (donderdag, 07 juli 2022 17:37)

    Jullie komen onderweg nogal eens iets over Adolf Hitler tegen. Ja dan gaat de geschiedenis weer leven. En het voelt nu vast heel dichtbij en dat is niet te vergelijken met wat er in de geschiedenis boeken wordt vermeld. En dan nog: wat is er allemaal waar. Niet voor te stellen natuurlijk wat er zich heeft afgespeeld wanneer je daar langs komt en met het één en ander wordt geconfronteerd! Maar heel bijzonder waar je overal 'toevallig' terecht komt :-)

101. van onbeduidend naar groots

Dachten we vanochtend nog de drukte van Murnau am Staffelsee te kunnen ontvluchten in Trostberg an der Alz, even na aankomst kwam daar al snel verandering in toen duidelijk werd dat het braakliggende terrein naast de camperplek zou worden ingericht als feest locatie. Eerst hebben we nog niets in de gaten. Warm en moe strijken we neer onder de luifel en kijken uit op een korenveld met schuin ernaast een groot, modern gebouw waar een gymnasium is ondergebracht. Maar bij het arriveren van steeds meer vrachtwagens en het neerzetten van grote tenten begint de argwaan op te spelen en neem ik een kijkje op internet om te zien of ik daar wat wijzer word. En ja, hoor, precies op de zaterdag dat wij er zijn vindt het jaarlijkse Old Town Festival plaats.

Omdat wij geen zin hebben in een grootschalig feest op nog geen tien meter afstand vanaf ons huisje volgen we de rivier de Alz en komen veertien kilometer verderop bij Garching terecht. Daar is een mixparking bij een zwembad. Vijf plaatsjes zijn er gereserveerd voor campers en alle vijf zijn ze vrij. We parkeren naast een fel oranje prullenbak die er zo te zien net is neergehangen. Er zit nog geen enkel propje in.

Aangemoedigd door het groots opgezette zwembad en andere sportaccommodaties rondom het parkeerterrein gaan we vol verwachting op verkenningstocht die niet veel oplevert. Naarstig zoeken we naar het centrum dat langs de zeer drukke autoweg nergens staat aangegeven. Plotseling doemt in de verte een kerktoren op, wat bijna altijd duidt op de aanwezigheid van een kern, maar hoe lang we ook lopen echt 'kernachtig' wil het niet worden. Met af en toe een winkel aan de kant van de weg, waar het verkeer met grote snelheid voorbij raast, heb je het wel gehad, en ook de kerk is op slot. Gedesillusioneerd lopen we terug naar de camper en pakken de fiets. De grote wouden om ons heen vragen om een herkansing. Helaas, ook deze poging mislukt. Geen enkel weggetje leidt ergens naartoe; alles loopt dood en verwijst terug naar de drukke verkeersweg.

Dan maar met de benenwagen het bos is. Driemaal is scheepsrecht, toch? Ik zie naast het zwembad een mooi bospad lopen en er staat zowaar een plattegrond op het gebouw getekend van een wandelroute, gemarkeerd met rode plastic stokken. Deze keer lijkt het echt ergens toe te leiden en tot aan de rivier is het dat ook. Een luid brullende stuw brengt er leven in de brouwerij; er staat zelfs een bankje met een prullenbak; een oude groene deze keer. Maar na het bankje gaat het opnieuw mis. Er loopt nog wel iets van een bospad, maar dan moet je wel heel goed kijken, want alles is bijna dichtgegroeid. Takken van weerskanten van het pad zijn dusdanig met elkaar verstrengeld dat er van een pad niet echt sprake meer is. Het mag duidelijk zijn: Garching is niet onze plek en zo te merken aan het zeer geringe animo voor de camperplaatsen van veel mensen niet. De enige camper die steeds terugkeert in de twee dagen dat wij er zijn, is van twee mannen die elke keer vrolijk naar ons zwaaien.

We besluiten de tijd van het feest in Trostberg uit te zitten en daarna terug te keren. Het blijkt een alleraardigst stadje te zijn. Midden in het centrum stromen twee rivieren, vlak naast elkaar. De één, de Alz, groen en de ander, het Alzkanal, blauw en net iets sneller stromend. Een stukje verderop gaan beide wateren een eigen kant op. Verder staan er heel veel roestige ijzeren sculpturen die blijken te zijn overgebleven van de jaarlijks georganiseerde Kunstmeile, een tentoonstelling die door de gehele stad loopt en waaraan 79 kunstenaars met 200 werken meedoen. We worden erover bijgepraat door een aardige passant en inwoner van Trostberg als we voor onze camper aan de koffie zitten. Hij vertelt honderduit, niet alleen over de Kunstmeile maar ook over zijn vakantie, de omgeving, de toestand in de wereld. Aan het einde van het gesprek geeft hij zijn visitekaartje. Blijkt het een Jehova-getuige te zijn. Afgaande op zijn vloeiende babbel en uiterlijk – hij draagt een nette broek met overhemd en een tas over zijn schouder – voelen wij ons een beetje dom dat we hem niet als zodanig hebben erkend, zelfs al heeft hij het geen enkele keer over God gehad.

Rondom de stad is veel natuur met her en der verspreid heel grote oude fabrieken, zoals de papierfabriek Rieger. We fietsen langs het spoor over een smal pad dat voor een deel langs de Alz loopt en in het plaatsje Altenmarkt uitkomt. Het klooster Baumburg torent hoog boven de andere bebouwing uit en valt op door zijn prachtige fresco's die wij beter willen gaan bekijken. Naar het rococo-juweel is het een behoorlijke klim die slechts gedeeltelijk wordt beloond. Wat in eerste instantie een heel mooie kerk met rondom de kloostergebouwen een prachtig bouwwerk op een unieke locatie lijkt te zijn, valt voor nader onderzoek een beetje tegen. Achter het voorportaal staat een groot ijzeren hek die de toegang tot de kerk ontzegt, zodat je alleen door met je smartphone achter de tralies te manoeuvreren het interieur kunt fotograferen. En ook buiten wacht ons een teleurstelling. De kleurrijke fresco's die wij vanaf een afstand hadden gezien, blijken aan de achterkant van het gebouw te zijn aangebracht en daar is een slechts een smal pad omheen waarvandaan je de schilderingen niet kunt zien. Daar tegenover staat wel een prachtig uitzicht over Altenmarkt en het achterland met helemaal in de verte de contouren van de Duitse Alpen.

En zo vermaken we ons prima in de kleine en zo op het oog verder onbeduidende plaatsen langs de Alz. We komen immers zelf ook uit zo'n onbeduidend plaatsje. Wie heeft er nu van Molkwerum gehoord? Tot dusver nog maar weinig mensen, maar als we 's avonds naar het journaal kijken, begrijpen we dat daar ineens een verandering in is opgetreden, waardoor heel Nederland en misschien zelfs wel een deel van de wereld onze thuisbasis vanaf nu kent en wellicht altijd zal blijven onthouden. Want uitgerekend in dit kleine gehucht aan het IJsselmeer is een oorlogsmonument onthuld op de plek waar het lichaam van een Schotse piloot is aangespoeld, een van de verongelukte zeven bemanningsleden van de bommenwerper die op 23 juni 1943 bij Den Oever neerstortte. Het monument omhelst een vliegtuigvleugel in het water op nog geen driehonderd meter vanaf ons huis. Nabestaanden kwamen uit Nieuw-Zeeland en overal vandaan om bij de onthulling van het monument en erediensten voor de slachtoffers te zijn. Het gebeuren staat volop in de belangstelling. En zo is Molkwerum ineens een plaats van belang. Van onbeduidend naar groots.

Commentaren: 1
  • #1

    Edith Meijer (vrijdag, 08 juli 2022 20:28)

    Heb het ook gezien op journaal en zo iets blijft indrukwekkend in een kleine of groote plaats . Geweldig voor nabestaanden.

100. Blauwe waas

In Murnau am Staffelsee waren we eind januari. De zon scheen tussen de mist die tussen de bergen hing, het landschap was wit en de camperplaats bij het station gesloten. Dit laatste maakte dat we na de lunch op het parkeerterrein direct zijn doorgereden. Toen ik dit op Facebook plaatste, wees een kennis van het Kunstenaarscafé Leeuwarden mij er op dat Wassily Kandinsky een tijdje in Murnau had gewoond en stuurde mij een foto van het schilderij dat hij van het station had gemaakt, precies uit hetzelfde gezichtspunt van waaruit ik de foto had gemaakt die ik op Facebook had geplaatst. Dit was voor mij een goede reden om bij warmer weer terug te keren naar deze plek.

Dus wandelen we momenteel vanuit een nu wel geopende camperplaats naar het centrum van Murnau, waar het net markt is en wij op een terrasje in het voetgangersgebied van een heerlijk Thaise maaltijd genieten, vlak voordat het begint te regenen. Jammer, dat het weer verslechtert, want door de mist die hierdoor ontstaat, zijn de toppen van de Duitse Alpen bijna niet meer zichtbaar. Het enige wat overblijft is een blauwe waas in de verte.

Na de maaltijd gaan we langs de kleine Mariahilfkerk. Dit kerkje werd tijdens de Dertigjarige Oorlog geschonken door de weduwe van een bierbrouwer. Maria wordt getoond als een helper in alle behoeften en voor de kerk staat dan ook een Mariazuil.

Ons (of liever gezegd mijn) doel is het Münter-Haus, het voormalige huis van de expressionistische Duitse kunstschilder en grafisch kunstenaar Gabriele Münter (1877-1962). Het is nu een museum, waarbij de huiselijke inrichting intact is gelaten. Overal in het huis - op kastjes, muren en aan de zijkant van de trap - vind je versieringen die door Münter en Wassily Kandinsky (1866-1944) zijn aangebracht. Kandinsky is een tijdje Münters levensgezel geweest. Ze heeft hem in München ontmoet op de progressieve kunstopleiding Phalanx, waaraan hij als leraar was verbonden. In 1909 kocht zij het vrolijk opgeschilderde houten huis in Murnau am Staffelsee, waar ze samen de zomers doorbrachten met kunstenaars, onder wie August Macke en Franz Marc, die behoorden tot de Münchener avant-garde. Uit deze groep ontstond in 1911 'Der Blaue Reiter'.

Het veelzijdige landschap rond Murnau - ook wel het Blauwe Land genoemd - vormde een enorme inspiratie voor de kunstenaars: het Murnauer Moos (het grootste moerasgebied bij de Alpen van midden-Europa), de meren Staffelsee, Riegsee en Froschhauser See, de bergwereld met zicht op de Zugspitze en het schilderachtige voetgangersgebied in Murnau. En natuurlijk niet te vergeten het station met de spoorlijn. De naam van de kunstenaarsvereniging Der Blaue Reiter heeft waarschijnlijk te maken met de mist en de lichtinval over de Murnauer Moos die een romantisch blauwachtig aanzien geeft. Het blauw dat we nu tijdens de regen zien en afgelopen winter in de sneeuw zagen.

In 1925 ging Münter een relatie aan met de kunsthistoricus Johannes Eichner, nadat Kandinsky in 1922 met de Russin Nina von Andreewsky was getrouwd en uiteindelijk in Frankrijk belandde, waar hij ook is gestorven. Tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog hield Münter een aanzienlijk deel van Kandinsky's werk verborgen, wat ze later weer teruggaf aan de openbaarheid, samen met werken van zichzelf en kunstenaarsvrienden van Der Blaue Reiter.

Hoe mooi en romantisch dit alles ook klinkt, in de zomer is het een drukte van belang bij het station van Murnau en zijn we na een prachtige dag dan ook blij de camperplaats te kunnen verlaten. Op zoek naar de rust passeren we de Chiemzee, waar onze dochter videobelt. Om volop van dit moment te kunnen genieten, parkeren we de camper een eindje verderop bij de McDonald's in Irschenberg. We raken bijna twee uur aan de praat en hebben honger gekregen. Ik haal twee Vegan Burgers en een portie 'Netz-Kartoffeln' om in ons eigen huisje op te eten. Dat vinden we gezelliger dan in het restaurant, maar voor deze keer hadden we beter een uitzondering kunnen maken. Deze vestiging blijkt een van de vijftig mooie McDonald's restaurants van de grootste franchisenemer in Europa te zijn: Michael Heinritzi. Het begint al op de parkeerplaats waar een rode Londense dubbeldekker staat en een eindje verderop in een glazen vitrine de Red Bull Formule-1 raceauto van Max Verstappen. Vervolgens betreed je via een brede rode loper het restaurant, dat sinds het ontstaan in 2000 viermaal is verbouwd en uitgerust met tal van nieuwe functies, waarvan sommige nog nooit eerder zijn gezien in de wereld van McDonald's. Bijzondere aandacht is besteed aan de architectuur volgens plannen van architectenbureau Posch Walther Sailer uit München in samenwerking met de Franse ontwerper Philippe Avanzi die gebruikmaakt van warme materialen zoals oud eiken, comfortabele Chesterfield banken, een open haard, en gezellige zithoeken gecombineerd met interessante kunst en bijzondere dingen. De architecturale designelementen zorgen voor een zeer comfortabele sfeer. Daarnaast is er veel elektronische apparatuur voor entertainment voor alle leeftijden, zoals een multimediamuur met muziekclips en informatieschermen, interactieve familiespellen en acht iPads aan de bar. In een enorme vitrine op de eerste verdieping is oud handwerk uit de regio te zien, wat ik helaas heb gemist. Tot slot is er nog een grote en rijkelijk uitgeruste McCafé, inclusief een Grab & Go-vitrine voor snoep, tijdschriften en drankjes. Kortom, groots en werelds opgezet maar ook met oog voor de regio, want de dames van Irschenberg dragen dirndls, een traditionele Beiers/Oostenrijkse klederdracht.

En wat Heinritzi zelf betreft: deze vader van vier kinderen woont in het Oostenrijkse Kitzbühel en is getrouwd met Alexandra Swarovski, dochter van de bekende kristalbewerkers. Tja, en wat kan ik anders dan concluderen dat die Alpen met hun blauwe waas de creativiteit in de mens prikkelen en ze zo in staat stellen om zich blijvend te ontwikkelen; zowel vroeger als nu.

 

Commentaren: 0

99. kerken en bevlogenheid

We sluiten onze tocht door Oostenrijk af in Reutte, waar we onder de highline 179 doorrijden. Dit is een voetgangershangbrug in de vorm van een touwbrug over de Fernpassstrasse B 179. De brug strekt zich met een overspanning van 406 meter en een hoogte van 114 meter uit om de ruïnes van Ehrenberg en Fort Claudia met elkaar te verbinden.

Terug in Duitsland is het een feest van herkenning. We belanden zowel op de Deutsche Alpenroute als op de Romantische Strasse. We komen door Füssen, langs het slot en de wasserette waar ik in januari mijn was heb gedaan. Vervolgens langs het kasteel Neuschwanstein en de witte Sint-Colomankerk in Schwangau. Toen het landschap kaal en wit en nu weelderig en groen met vee in de wei. Wat een verschil!

En dan doemt ineens uit het niets een bordje op dat naar de Wieskirche verwijst, een kerk aangeprezen door Rienks broer die in Duitsland woont en waar we nog altijd naar toe wilden. Dat is wel een heel erg warm en toevallig welkom. Het is even voorbij Wies, in de gemeente Steingaden, als het witte bouwwerk met een klein wit kapelletje ervoor opdoemt. De grote parkeerterreinen, waar je een kaartje voor de kerkbezichtiging moet kopen, beloven weinig goeds. Wat een poppenkast. Het lijkt wel of we in een pretpark zijn beland, zo veel souvenirkraampjes, restaurantjes en ander vertier. Met onze ogen zoveel mogelijk op de witte kerk voor ons gericht, proberen wij ons zo goed en zo kwaad als het kan aan de toeristische snuisterijen te onttrekken om vervolgens in de hemel te belanden, althans zo komen de beschilderde plafonds op mij over. Er is zelfs een afbeelding van een deur in de koepel gemaakt waarachter een zee van verblindend licht is geschilderd. Ik snap wel dat deze ovale bedevaartkerk in rococostijl op de Unesco werelderfgoedlijst is geplaatst.

Het aan de voet van de Duitse Alpen gelegen gebouw werd in 1740 door Johann Baptist en Dominikus Zimmermann gerealiseerd. Die laatste naam zijn we wel vaker in deze omgeving tegengekomen, zoals in Landsberg am Lech en in Bad Waldsee. Niet zo vreemd als je weet dat Zimmermann de laatste elf jaar van zijn leven hier in de buurt heeft gewoond.

Gek genoeg spreekt deze kerk met al zijn overdaad me bijna net zoveel aan als de strakke eenvoud van de Sankt Blasien een paar weken geleden. Het minimalistische wit en de symmetrie van deze kerk winnen het voor mij slechts met een kleine voorsprong van de bombastische voorstellingen van de Wieskirche. Misschien komt dit wel omdat ze allebei hetzelfde effect beogen. Bij de een door een ronde beschildering in de voor de rest witte koepel en bij de ander door het licht achter de deur op het plafond. Twee verschillende manieren om de aandacht van de toeschouwer naar boven te trekken, waardoor het lijkt of je even loskomt van de grond.

Als we weer zijn geland, verlaten we de koelte van de kerk en verruilen die voor het restant van de hittegolf met nog altijd een temperatuur van 31 graden op de camperplaats in Peiting, waar we op zoek naar een eetgelegenheid alweer op een mooie kerk stuiten. We durven er niet goed in te gaan, omdat de orgelmuziek in de wijde omtrek is te horen. Het is zondag en wij denken dat er een mis gaande is, maar als we heel voorzichtig om het hoekje van de deur kijken, blijkt de kerk helemaal leeg te zijn.

Het gaat om de katholieke kerk St. Michael, wiens oorsprong teruggaat tot 1055. In de eerste helft van de 14e eeuw kreeg het interieur een gotische uitstraling om in 1730 opnieuw te veranderen; ditmaal in een vroege rococostijl. Hoewel ik ook deze kerk qua inrichting behoorlijk overdadig vind, overigens zonder de bijzondere uitstraling van de Wieskirche, staat de St. Michael te boek als een van de 'armere' kerken. Dat in ogenschouw nemende, vind ik het des te vreemder dat er op verschillende plaatsen alarmdraden door de kerk lopen.

De volgende dagen even geen kerken. Dan staat de natuur centraal. Het wordt een afwisseling van bij de camper zitten, wandelen en fietsen. Niet verkeerd in een prachtige groene en glooiende omgeving met als absolute topper het Ammertal, dat zijn naam ontleent aan de Ammer. Deze rivier mondt na 25 kilometer in Tübingen uit in de Neckar. Het mooiste punt in dit met woud begroeide dal is een kloof: de Ammer Schlucht, waar het vol zit met dartelende zwarte vlinders; op hun vleugels een witte streep in V-vorm, het vredesteken. Goed beschouwd is dit toch minstens even vredig als de bevlogenheid die in de kerken wordt tentoongesteld. En nu we het toch over bevlogenheid hebben: we leven vandaag - 21 juni - precies anderhalf jaar in de camper. En voor wie het nog niet weet: we zijn gedrevener en leven uitbundiger dan ooit.

Commentaren: 0

98. oogsten in de drukte

Het is 18 juni; hier in Südtirol is het winterseizoen eindelijk voorbij en de zomer begonnen. In deze streek geen lente of herfst, een tussenweg bestaat niet. Het is alles of (bijna) niets. Pas vanaf vandaag zijn alle restaurants open en de busdiensten compleet. Dat heeft te maken met de grote hoogtes in de bergen en de vanwege heftige sneeuwval onbegaanbaarheid van de wegen. Zo gaat het leven er nu eenmaal aan toe in het andere Italië, zoals ze het hier noemen.

Zomerseizoen betekent ook schoolvakantie tot half september, wanneer de winter weer begint en de scholen continu open zijn. Voor de kinderen dan geen vakantie meer, alleen een enkele vrije dag op de feestdagen. Dit stamt uit de tijd dat de kinderen mee moesten helpen met het binnenhalen van de oogst. Dit is tenminste wat we hoorden van een Duitse camperbuurman die is bevriend met een oude lokale boer. Wellicht is het niet overal meer zo strikt, want ook hier komen steeds minder boeren. Echter degenen die hun land nog wel bewerken doen dit vooral handmatig en dan is elke (kinder)hand welkom.

Behalve boeren leven in deze streek kunstenaars. Ik kom er eentje tegen in Glurns die langs de kant van de weg schetsen maakt van de oude gevels. Tijdens ons gesprek nodigt hij me uit voor een bezoek aan zijn atelier in Prad am Stilfserjoch. Het is er nog niet van gekomen, maar zijn visitekaartje zit in mijn portemonnee, dus wie weet. De andere kunstenaar komt ook uit Prad. Het is Lorenz Kuntner, bijgenaamd de 'Indiaan'. Hij is in de verre omstreken bekend en je komt dan ook op sommige locaties af en toe wat werk van hem tegen. Zijn openluchtmuseum en -atelier plus woonhuis aan het begin van de Stelviopas zijn niet te missen. Langs de kant van de weg bevinden zich totempalen en opvallende constructies van steen, hout, metaaldraad en dierlijke resten, botten, geweien, veren en poten van vogels en andere dieren. En ook zijn huis is bedekt met deze kunst. Kuntner beschildert stenen en bouwt ontregelende objecten uit materialen die hij vindt. Dit werk doet hij al jaren en het is al meer dan tien jaar geleden dat ik daar foto's van heb gemaakt. Nu fietsen we er weer aan voorbij en treffen we de kunstenaar zelf. Een enthousiaste man met veel grapjes, maar ook een man die heel veel praat waardoor je je moeilijk kunt concentreren op wat er is te zien. Om die reden kiezen we in plaats van voor een nieuw bezoek liever voor een vervolg van onze fietstocht.

Vanwege de enorme hitte beneden in het dal, vluchten wij de dag erop naar de Oostenrijkse grens. Naar Sankt Valentin om precies te zijn, waar het op 1600 meter hoogte heerlijk koel is. We staan op een camperplaats vlak naast de camping waar we in 2016 een paar weken in december bij min twintig graden hebben doorgebracht. Ernaast ligt een restaurant waar ze heerlijk eten hebben met daaronder een heel luxe natte ruimte voor de campinggasten. Vooral dit laatste was voor ons – toen nog met de camperbus en midden in de winter – een welkome aanvulling, maar nu kunnen we volstaan met de veel goedkopere camperplek. Het is er erg druk, zowel op de camping, camperplaats als in het restaurant en de aangrenzende weg vanaf de Reschenpas verder Italië in. Niet alleen met gemotoriseerd verkeer, maar ook met bikers. Bijna zonder uitzondering dragen ze een strak pakje in felle kleuren, kniekousen in van die klik-klakschoenen, een helm met daaronder een muts en handschoenen, zittend op een fancyfiets, veelal met dikke banden. Als je dit zo aanschouwt, verwacht je op zijn minst mooi afgetrainde lichamen, maar tot onze verbazing zien we steeds meer mannen met bierbuikjes en vrouwen met benen van sinaasappelhuid. Nu we er eens goed op gaan letten, blijken deze mensen ook helemaal niets met fietsen te hebben. Het enige waar het ze om gaat, is met een bloedgang van de berg af suizen. De weg omhoog gaat met een skilift waar ze de fiets aan vast klikken. En bij het naar beneden rijden, gedragen ze zich bloedlink en alle verkeersregels overtredend. Met hun handen al knijpend de remkabels aansturend, lijken ze voor hun omgeving blind en halen bij de meest onoverzichtelijke punten in. We zien er zelfs een paar de weg oversteken als de ambulance eraan komt. Terwijl het overige verkeer, gealarmeerd door de doordringende sirenes, zich zoveel mogelijk in de berm verschanst, piepen er doodleuk twee wielrenners tussendoor en blijven vervolgens geschrokken midden op de weg staan waar de ambulance om hen heen moet rijden. Wat de motorrijders betreft gaat het al niet veel beter; zij schieten de rij langzaam rijdende auto's voorbij over de weghelft van de tegenliggers, wat zowel veel ergernis als extra gevaar oplevert.

Over gevaar gesproken: wist je dat er in de Haidersee, het meer dat aan de camperplaats grenst, slangen zwemmen? Nou, wij niet. We worden er op gewezen door een man die als enige in het meer had gezwommen, in het ijskoude smeltwater. Hij was geen slangen tegengekomen, maar eenmaal weer op het droge ziet hij zijn vriendin druk met het maken van foto's en als hij vraagt wat er in het heldere bergwater zoal is te bekijken, wijst ze hem op een zeker wel vijftig centimeter lange zwarte slang die al kronkelend zijn weggetje tussen de waterplanten zoekt. Met ogen groot van schrik, doet hij ons zijn verhaal, en inderdaad wij zien het beest ook.

 Na een paar dagen, waarin een hittegolf het grootste deel van Europa teisterde, besluiten we terug te keren naar de rust. Het is zondag, vaderdag, en de weg naar Duitsland door Oostenrijk, is werkelijk overvol, evenals het campinggebeuren om ons heen. Er staan nu zelf campers voor de ingang van het restaurant en op de plek waar de sanizuil zich bevindt. Er zit niets anders op dan voor vertrek het grijze water emmer voor emmer af te voeren. Dat duurt wel even en als we dan eindelijk op pad gaan, staan we meer stil dan dat we rijden. Eigenlijk vinden wij dat niet eens zo erg, zeker Rienk niet die alles rijdt, en wiens aandacht anders zo op het kronkelige verloop van de passen is gevestigd dat hij maar moeilijk van al dat moois om hem heen kan genieten. Nu dus wel. Het nadeel is dat we nergens van de weg kunnen om te eten, omdat alle parkeerplaatsen of vol of wegens het ontbreken van schaduwmakende objecten verzengend heet zijn. Maar geen nood: wij hebben alles aan boord, van koele drankjes tot en met een belegde boterham en stukje fruit aan toe en ook voor het toilet hoeven we nooit ver weg. Terwijl ik een hap neem en kijk naar de trekkers met aanhangwagens vol hooi die zich tussen de toeristenstroom moeten persen, denk ik: wat zullen zij balen om zo te moeten oogsten. Nee, dan kun je je maar beter rechtstreeks bezig houden met de toeristen, en wel op een manier die ook nog eens vet geld in het laatje oplevert. Dat lijkt me een heel wat lucratiever methode van oogsten.  

Commentaren: 0

97. beetje anders

We komen Italië in de regio Alto Adigo binnen, wat Italiaans voor Südtirol is. Deze streek is namelijk tweetalig. Het dal strekt zich uit langs het stuwmeer van Résia (oftewel Reschen) met de kerktoren van Curon (oftewel Graun) die nog als enige overgebleven relikwie van de stad boven het water uitsteekt. Door de aanleg van het grote stuwmeer en de stuwdam zestig jaar geleden is het grootste gedeelte van het oorspronkelijke Résia onder water verdwenen. Huizen werden afgebroken en ruim 500 hectare aan land werd onder water gezet. Het enige dat is overgebleven en herinnert aan het dorpje Curon, is de kerktoren van de vroegere dorpskerk. De huidige huizen dateren dan ook van na 1949.

Vanaf de 1504 meter hoge Résiapas (Reschenpas) loopt een van de oudste Romeinse alpenwegen: de Via Claudia Augusta. De weg verbindt het bovendal van de rivier de Inn in het noorden met die van de rivier de Adige (Etsch) in het zuiden. Wij hebben deze weg heel wat jaren achter elkaar gereden, in 1981, 1987, 1995, 2001 t/m 2005, 2007, 2010 t/m 2012, 2015 en 2016, en nu dan in 2022; in totaal vijftien keer. En dat zowel in de lente, zomer en herfst als in de winter, en alle jaargetijden adembenemend mooi. We kennen het gebied op ons duimpje. Natuurlijk zijn er in de loop der tijd ook wat dingen veranderd. Zo is er veel geïnvesteerd in de (wegen)bouw en rijdt er sinds tien jaar een trein heen en weer van Mals naar Merano. Bovendien kun je merken dat het gebied door de grote massa is ontdekt. Het is er veel toeristischer en drukker geworden en de prijzen steeds hoger. Ook maakt het oubollige meer en meer plaats voor moderniteit, zowel in architectuur als cultuur en muziek. Toegankelijkheid lijkt het sleutelwoord. Van maart t/m november bieden zo’n 240 verschillende hotels, pensions, vakantiewoningen en campings de zogeheten VinschgauCard aan. Met deze persoonsgebonden kaart kun je tijdens je verblijf niet alleen gratis gebruikmaken van de trein, maar ook van de bus en de kabelbanen in heel Zuid-Tirol. Dus dat is wel een opsteker, waarvan we de twee afgelopen keren met veel plezier gebruik hebben gemaakt en ook deze keer zeker weer doen.

Maar eerst rijden we door naar Glurns, het kleinste stadje van Tirol (en Italië). Het plaatsje is geheel omgeven door goed bewaard gebleven stadsmuren met diverse verdedigingstorens en drie stadspoorten. Op het marktplein staat een enorme kastanjeboom die het piepkleine centrum domineert. Het plaatsje kent twee campings die ook voor campers toegankelijk zijn. Wij kiezen voor de wat hoger gelegen camping net buiten het stadje met uitzicht op de 3905 meter hoge Ortler, het hoogste punt van de Alpen; een gebied waar altijd sneeuw ligt. Nadat we ons bij de receptie hebben aangemeld en betaald, krijgen we te horen dat we slechts één nacht op deze camperplaats mogen blijven, vanwege restricties die de dieper in het dal gelegen gemeentelijke camping heeft opgelegd. Deze tolereert op campergebied geen serieuze concurrentie.

Het is vrijdagavond, een avond waarop veel camperaars in beweging komen en een plekje zoeken. Om in het weekend ook van een plaats verzekerd te zijn, fietsen we direct door de harde wind (het lijkt verdorie wel of we in Friesland zijn) naar de andere camping. Daar verzekert een vriendelijk meisje achter de balie ons dat een reservering niet nodig is omdat het volgens haar in deze tijd nog niet zo druk is. Echter, als we de volgende ochtend arriveren, blijkt dat we dat toch beter wel hadden kunnen doen. In plaats van het meisje dat ons zo aardig te woord had gestaan, zit er nu een brombeer van een ambtenaar. Nors en nukkig komen enkele spaarzame woorden over zijn lippen waarvan 'komen zonder reservering' geen deel uitmaken. Sterker nog: daar heeft hij geen goed woord voor over. Verbolgen loopt hij mee naar de plaats waar wij de camper hebben neergezet, en na heel lang nadenken en ondertussen een andere campergast het leven zuur makend door hem tot twee keer toe zijn huis op wielen een paar centimeter te laten verzetten, krijgen we groen licht. We mogen blijven, voor vier dagen. Niet langer, want daarna zit hij vol. Wij vinden het allang goed.

Het is prachtig weer: een staalblauwe hemel en een goudgele zon en na deze onvriendelijke ontvangst geen enkel wolkje meer aan de hemel. Het gaat een ontspannende tijd worden met veel fietsen. Het is de eerste keer dat we de rijwielen mee hebben, waardoor de beleving van het gebied ook anders wordt. We maken grondig kennis met het fietspad naast de Via Claudia Augusta, dat voor het oog vlak is, maar eenmaal op de fiets merk je dat het geleidelijk afloopt richting Merano (Meran). Het is dan ook om die reden dat veel campergasten op de fiets naar deze stad gaan en terug omhoog de trein pakken. Wij gaan niet zover omlaag, slechts tot het welvarende Prad am Stilfserjoch, dat niet heel veel is veranderd sinds ons laatste bezoek; op het interieur van de Konditorei na dan, want dat heeft een heuse metamorfose ondergaan.

De dag erop fietsen we in omgekeerde richting, omhoog, naar Mals; in de middeleeuwen een douaneplaats en later een lieflijk stadje waar we ooit nog eens met de tent op de camping stonden. Nu is het stil en verlaten en dienen de eerste tekenen van verval zich aan. Jammer.

Dan wordt het tijd voor een reis met de trein naar Merano. Daarvoor moeten we eerst op de fiets naar Schluderns, naar een oud stationnetje. Wat we niet verwachtten, is dat we een mondkapje in het openbaar vervoer moeten dragen. We hebben er nog wel een paar in de camper liggen, maar niet bij ons. Gelukkig is er tegenover het station een apotheek waar we twee maskers kopen. De versoepeling van het coronabeleid loopt achter op dat in Nederland. Zo is pas per 1 juni het dragen van mondmaskers in openbare gebouwen en winkels afgeschaft.

De trein rijdt tot Tel (Töll) waar ze aan het spoor werken. We moeten overstappen op een bus, waar de chauffeurscabine in doorzichtig plastic is verpakt. Het is erg warm in de bus, het water loopt aan de binnenkant van de ramen in sporen naar beneden en de kapjes zijn erg benauwend bij een temperatuur van 32 graden. Doch dit alles is zeker de moeite waard. Merano is nog altijd de kleine, subtropische, chique en bruisende stad die wij kennen. Met een rijke geschiedenis, geuren en kleuren is het aan de ene kant nog sterk verankerd in tradities en staat het aan de andere kant open voor een moderne levensstijl. Kortom, een artistieke internationale stad met veel populaire parken en groenstroken en een boulevard vol kleurrijke bloemen langs de Adige. In de historische stadskern staan verschillende prachtige gebouwen uit de middeleeuwen en de belle époque, zoals het Kurhaus en het Stadstheater die nog steeds in gebruik zijn. Vooral de arcaden en de steegjes van Steinach, de oudste stadswijk, zijn bijzonder sfeervol. En ook de Sint-Nicolaaskerk, de voornamelijk gotische parochiekerk van de stad, uit 1220 met een uitbreiding in de veertiende eeuw, is zeker een bezoek waard, hoewel wij daar deze keer pas aan toekomen. Maar er is, zoals gezegd, ook aan de moderne wensen gedacht, zoals bij de vrij recente bouw van Therme Meran, bestaande uit onder andere vijftien binnenbaden en tien buitenbaden. Dit gebouw hadden wij al wel tijdens onze vorige bezoeken bekeken.

 

En zo blijft de Alto Adigo bekend terrein voor ons; een beetje vertrouwd zelfs. Ook al is het af en toe toch ook weer een beetje anders. Zoals de verkenning op de fiets en met de bus, het dragen van een mondkapje in het openbaar vervoer, de algemene vooruitgang en het verval van Mals, plus het bezoek aan de kerk in Merano. En o ja, de weekmarkt in Prad am Stilfserjoch is ook nog behoorlijk vergroot. Dus inderdaad een beetje anders.

Commentaren: 0

96. wegomleggingen

Er is iets aan de Duitsers dat ik niet begrijp. We toeren nu bijna een jaar door Duitsland en wat opvalt, is dat ze enorm gedisciplineerd zijn. Geen propje op de grond, geen parkbankje beklad en in het verkeer zijn alle seksen een heer. Regels zijn er om te worden nageleefd, zo lijkt het, en als een regel niet zo duidelijk is, zullen ze er alles aan doen om eraan te kunnen beantwoorden. Daarbovenop fluisteren ze in winkels en zijn de meesten overdreven beleefd. Maar op de camperplaats gooien ze dit gedrag subiet overboord en lijken regels ineens niet zo belangrijk meer.

Als een camperterrein vol staat, wordt de camper ergens tussen gepropt, ook op plaatsen waar het verboden is. Verder zien we vaak dat er geen parkeerkaartje wordt gekocht of dat campers veel te lang op één plek staan. Dat zijn meestal oude en vieze campers, met heel veel troep erin, zoals bijvoorbeeld in Tettnang waar een camper naast ons staat met een zo'n vieze voorruit dat hij wel zwart lijkt met ertegenaan stapels dozen. Ook op het dashboard en op de stoelen staan dozen en als de deur opengaat zie ik nog meer dozen. Water halen, grijs water lozen en cassettetoilet legen gaat op deze camperplaats via een gesloten sanizuil die nadat je er een euro in hebt geworpen, opengaat. Als we de zuil gebruiken, staan er in een mum van tijd drie andere camperaars met hun toilet en emmers vies water om ons heen die ook allemaal in de tijd dat het luik openstaat hun ding willen doen. Graag liften ze met z'n allen mee op de euro van een ander.

Enfin, wij gaan verder over de Deutsche Alpenstrasse naar Sonthofen. Het is mooi weer, de zon schijnt en wij rijden afwisselend langs boomgaarden en groene alpenweides met in de verte de besneeuwde bergtoppen. Aangekomen op de plaats van bestemming wandelen we naar het centrum, waar behalve de monumentale katholieke parochiekerk St. Michael niet veel is te beleven. Het is een neobarok gebouw dat na zware bombardementen in de Tweede Wereldoorlog werd gerenoveerd. Des te opvallender is het robuuste bouwwerk boven op de heuvel. Het is de Generaloberst-Beck-kazerne van de Bundeswehr, genoemd naar de voormalige chef van de generale staf van het leger en verzetsstrijder tegen het naziregime. Wel apart, als je weet dat het gebouw oorspronkelijk een van de twaalf Adolf Hitler-scholen voor de opleiding van nationaal-socialistische kaders was die verspreid stonden over heel Duitsland.

De volgende dag regent het pijpenstelen en besluiten we een 'wasdagje' te houden. Er is een Waschsalon in het centrum waar je de was naartoe kunt brengen en een paar uur later weer ophalen. De rit ernaartoe verloopt wat moeilijk vanwege wegopbrekingen en omleggingen en als ik er doornat van het stukje lopen vanaf de geparkeerde camper naar de wasserette aankom, verloopt de communicatie nog stroever dan de weg ernaartoe. De Waschsalon wordt gerund door mensen van buitenlandse afkomst die nog slechter Duits spreken dan ik, maar na achtereenvolgens een oude man, een oude vrouw, een slungelachtige jongen en een dik meisje te hebben gesproken is de boodschap duidelijk: mijn gebrachte kleding moet worden gewassen én gedroogd. En dat blijken ze keurig te kunnen, alle chaos van kriskras door elkaar gezette kratten, manden en tassen met opgevouwen, neergesmeten of gladgestreken kleding in de krappe, warme en vochtige ruimte ten spijt.

Bij terugkomst op de behoorlijk grote parkeerplaats van het zwembad, waar een gedeelte is gereserveerd voor campers, is er geen plaats meer. Wij weten niet wat er aan de hand is, maar er staan honderden auto's geparkeerd, wanordelijk door elkaar. Zeg maar de wasserette in het groot en dat is raar, want de dag ervoor was er ruimte genoeg. We besluiten door te rijden naar Füssen, waar we vier maanden eerder waren toen de sneeuw nog van de wegen moest worden geruimd. Het is niet een heel mooie camperplaats en we zijn dan ook niet blij met de noodgedwongen verhuizing. Des te groter is de verrassing als zich onderweg ineens een geweldige locatie aandient: een spiksplinternieuwe camperplek bij de Grüntensee; ook nog eens voor veel minder geld dan in Füssen. Het uitzicht is grandioos en bovendien borrelen direct blijmoedige herinneringen op aan een tijd met kleine kinderen die dolblij met hun nieuwe zwemband in de hete zon naar het meer renden; toen vanuit een overvolle camping. Nu is er naast de camping een ruime en rustige camperplaats verwezenlijkt.

De Grüntensee is een 2,5 km lang en 11,2 m diep stuwmeer van de rivier de Wertach met een omtrek van 8,2 km en ligt op een hoogte van 876 meter. Het is jammer dat het regent en ook nog eens ijskoud is, slechts negen graden, anders had ik net als toen graag het meer ingedoken.

Na een heerlijke nachtrust onder luid getik op het dak wordt het tijd voor het grote werk: we gaan naar Italië, eerst over de Fernpas en daarna - voorbij Landeck - over de Reschenpas. We zijn benieuwd hoe dit gaat met de camper. In Duitsland zijn we al wel over wat passen gegaan, maar in Oostenrijk zijn de bergen toch weer een tikkeltje hoger.

 

Bij Landeck is een wegomlegging. In het dorp staan borden dat de Reschenpas via deze weg niet bereikbaar is. We moeten een heel eind terugrijden om daarna door de bijna zeven kilometerlange Landecker Tunnel te gaan. We zijn er niet zeker van of hiervoor een vignet nodig is en kopen er voor de zekerheid maar eentje voor tien dagen in een tankstation onderweg. En dan is het met Rienk in de cockpit een makkie, fluitend neemt hij de pas, waarna we even voorbij het hoogste punt Italië binnenrijden. Hier gelukkig geen wegomleggingen, maar toch weten wij het voor elkaar te krijgen om de afslag naar de beoogde camperplek in Reschen voorbij te gaan. En zo blijkt het dus mogelijk je eigen wegomlegging te creëren of, zoals in ons geval, op een heel andere plaats uit te komen. En dat terwijl dit al ons vijftiende bezoek aan dit gebied is! Een prestatie op zich.

Commentaren: 0

95. de lucht in

St.Blasien wordt gedomineerd door de domkerk en het bijbehorende klooster Sankt Blasien. Het is om die reden dat ik het plaatsje al heel lang wil bezoeken. De afbeeldingen op internet beloven veel moois en daarin word ik niet teleurgesteld. De voormalige abdijkerk heeft een indrukwekkende façade plus een van de grootste koepels van Europa. De diameter en hoogte van de koepelconstructie zijn beide 36 meter. Ook de breedte en hoogte van de kathedraal zijn identiek, namelijk vijftig meter. Kerk en klooster stammen oorspronkelijk uit de 9e eeuw, hoewel de middeleeuwse gebouwen niet meer bestaan. De huidige kloostergebouwen en bijgebouwen dateren namelijk uit de barokperiode. Tot het einde van de zeventiende eeuw vond de bloeiperiode plaats, totdat de monniken door herindeling van gebieden hun heil elders zochten. Van 1880 tot 1945 fungeerde het klooster als kuurkoord. Daarna werd het een machinefabriek en nu is er een college met internaat in gevestigd. De kathedraal moest twee grote branden (in 1874 en 1977) overleven om vervolgens twee keer te worden gerenoveerd; de laatste keer in 1983.

Al met al een indrukwekkende geschiedenis en kennismaking met de buitenkant van het complex, maar dit alles haalt het voor mij bij lange na niet bij het interieur. Al bij de eerste stap in het inwendige weet ik: zo heb ik een kerk nog nooit van binnen gezien. Een rondte omgeven door immense marmeren pilaren; alles wit, zelfs de stoelen voor de kerkgangers zijn wit. Ook de vloer is uitgevoerd in wit marmer met symmetrisch aangebrachte figuren in grijs en zwart. Ik voel me ter plekke krimpen, zo imponerend. Echt overweldigend. De zon schijnt maar even, maar lang genoeg om te zien dat de lichtval via de hoge ramen magnifiek is, waarschijnlijk ook doordat er niet alleen ramen aan de zijkant zitten maar ook boven in de koepel. De gekleurde schildering in het midden van de koepel maakt het helemaal af. Het versterkt het hemelse gevoel dat hier rondwaart; of je wordt opgetild en zo de lucht in zweeft. Ook het altaar heeft kleur net als de paar graftombes aan de zijkant, maar daarvan vind ik dat ze afbreuk doen aan het geheel. Juist het strakke zonder versieringen spreekt me zo aan.

Het duurt even voordat ik ben bekomen van alle indrukken, harmonie en rust inbegrepen. Daarna lopen we naar buiten, waar ik een foto maak van de fontein. We bewonderen de helderheid van de langsstromende rivier de Alb en willen de rest van het plaatsje gaan bekijken. Maar daar komen wij vanwege een enorme hoosbui niet aan toe en in plaats van verder te ontdekken weten we niet hoe snel we weer in onze eigen bubbel moeten komen.

De Pinksteren komt eraan en wij gaan verder naar Donaueschingen om er de feestdagen uit te zitten. Daar stonden wij op de camperplaats in februari en dat was heel erg bevallen zo met het park, de stad en het ontspringen van de Donau op loopafstand. Waren de vorige keer alle bomen nog kaal, nu is de grond bezaaid met uitgebloeide kaarsjes van de kastanjebomen. Mooi zo'n bloementapijt. En ook de rivier de Brigach staat in bloei. Ik denk eerst dat het algen zijn, maar via Facebook waarop ik een foto van de bloeiende rivier plaats, krijg ik door dat het om vlottende waterranonkel gaat.

Op tweede Pinksterdag verlaten we Donaueschingen en gaan richting Bodensee. Er is veel verkeer op de weg; voornamelijk Duitsers. Op sommige stukken staat het in file. Een camperplekje bij de Bodensee zoeken lijkt niet handig bij deze drukte en we besluiten om naar Tettnang te gaan, dat elf kilometer ten noorden van Friedrichshafen op een heuvel ligt. Het is hier aanmerkelijk warmer en zonniger dan waar wij vandaan kwamen. We pakken direct de fietsen uit de garage en suizen na een heerlijke Turkse pide met sla de heuvel af naar de Bodensee, waar we op de oeverpromenade in Friedrichshafen afstappen, vlak bij de douane, want ja, aan de overkant van het meer ligt Zwitserland. We flaneren over de boulevard met in de verte de Alpen. Het water is mediterranéeblauw en de aaneenschakeling van horecagelegenheden goed bezet. Palmbomen, boom- en wijngaarden wisselen elkaar af. De promenade doet chic aan en de veerboten liggen klaar om uit te varen. In de verte ligt de ‘Schlosskirche’. Op een klein stukje kiezelstrand spelen kinderen in een ijzeren kunstwerk, terwijl een klein stukje van de oever af een fontein water metershoog de lucht in spuit. Onder de stralen varen felgekleurde waterfietsen in het model van een Kever, de oude Volkswagen. Verderop gaat een brede stenen trap het water in. Er zwemt een zwaan met kleintjes voorbij die zich laat voeden door kinderen, gezeten op de trap. Op de pier een 23 meter hoge uitkijktoren waar mensen elkaar verdringen op de trappen. Boven ons zweeft een Zeppelin. Een toertje van een uur kost € 490, maar dan heb je ook wat. Zicht op drie landen (Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland), de Bodensee en de Alpen.

Friedrichshafen wordt ook wel de Zeppelinstad genoemd vanwege de historie die onlosmakelijk is verbonden met Graf Ferdinand von Zeppelin, Duitse legerofficier en uitvinder van het succesvolste luchtschip aller tijden dat een non-stop lijndienst onderhield tussen Europa, VS en Brazilië. Ferdinand von Zeppelin (1838-1917) startte in 1898 met de bouw van zijn eerste Zeppelin-luchtschip op het Konstanz-meer, zoals de Bodensee ook wel wordt genoemd. Hij maakte daarbij gebruik van een metalen geraamte dat hij bedekte met een lichte stof. Het gas waarmee het luchtschip op moest stijgen werd in enkele van elkaar gescheiden compartimenten geblazen. Na de Eerste Wereldoorlog worden de Zeppelins op grote schaal ingezet als lijndienst voor burgers. Het beroemdste passagiersluchtschip is de Graf Zeppelin. Dit luchtschip maakte 144 Atlantische oversteken en legde bijna twee miljoen kilometer af.

De LZ129 Hindenburg met een lengte van 245 meter, toen het grootste luchtschip ter wereld, werd in 1936 voltooid. Deze Zeppelin is vernoemd naar de Duitse veldmaarschalk en latere rijkspresident Paul von Hindenburg. Op 6 mei 1937 explodeerden de gascellen van het schip kort voor de landing in Lakehurst bij New York. Sommige passagiers wisten nog uit het schip te springen. Doch van de 97 mensen kwamen er 35 om het leven. De ramp met de Hindenburg luidde het einde van het tijdperk van de Zeppelins in. Wat rest is het Zeppelin Museum in Friedrichshafen.

Ik kijk nog eens omhoog naar het in de lucht dobberende gevaarte en moet er niet aan denken dat dit zou verongelukken. Ben je na afloop niet alleen vijfhonderd euro kwijt, maar ook nog eens je leven en dat alleen om de wereld even een stukje hoger te kunnen aanschouwen. Nee, geef mij dan maar liever een mooie kerk, waar je met beide benen op de grond naar het plafond kunt gaan staren om zo het idee te krijgen een stukje te worden opgetild.

Commentaren: 1
  • #1

    Floriske Gerritsma (vrijdag, 10 juni 2022 19:42)

    Wat hebben jullie weer veel moois gezien onderweg! Die domkerk is wel heel bijzonder en ik snap dat je helemaal onder de indruk bent. Ja dat moet je beleven en je er helemaal in onderdompelen en die grootsheid ervaren. Dat kan alleen maar als je daar bent hoewel de foto's ook prachtig zijn. Dus nu bij de Bodensee....daar ben ik vroeger met man en kinderen ook wel eens geweest. Het klimaat is er toch wat subtropisch? Ik herinner me nog dat is het daar heel mooi vond :-) Nou ik ga aan de koffie en wens jullie nog een fijne avond! XX

94. stromend water

Het is drukkend warm als we in Freiburg im Breisgau aankomen. De zon verdwijnt en donkere wolken krijgen meer en meer de overhand. We bevinden ons op een groot wit camperveld vlak bij het Europa Park Stadion en de Messe Freiburg. Beslist geen mooie plaats, maar wel eentje met alle voorzieningen voorhanden. Naast het camperterrein ligt een minivliegveldje bedoeld voor reddingshelikopters met aan boord spoedartsen van de omringende ziekenhuizen. 's Avonds is het terrein goed verlicht vanwege de verspreid staande hoge fel schijnende lantaarns en rode lampjes boven op de aangrenzende gebouwen. Een min of meer buitenaardse omgeving, vooral wanneer het ook nog eens stevig gaat regenen en windstoten de kop opsteken en wij ons met een spannend boek terugtrekken, omdat het geluid van de televisie door de weerselementen wordt overstemd.

Als de volgende dag de zon schijnt, is het tijd voor een bezoek aan het stadscentrum. Het is slechts vier kilometer fietsen naar de Altstadt, en alles over mooie brede paden. Freiburg is een studentenstad, dus er zijn veel fietsers op de weg en daarmee is met de aanleg van de infrastructuur rekening gehouden.

In eerst instantie valt de stad me een beetje tegen; er staan veel gebouwen in de steigers, maar al na een paar minuten ben ik verkocht door de zogenaamde Freiburger Bächle. Dit zijn smalle met stromend water gevulde goten in de straten die worden gevoed door water van de rivier de Dreisam. De aanleg van deze watergoten was bedoeld om het vee te voorzien van redelijk schoon water en om er branden mee te blussen. De goten lopen door een groot gedeelte van de oude binnenstad. Het systeem bestaat al sinds de twaalfde eeuw toen het water nog in het midden van de weg stroomde. Pas in de 19de eeuw zijn de goten verlegd naar de kant van de weg. Het kabbelend geluid is grappig om te horen, net zoals de constant over de goten stappende mensen leuk is om te zien. Je moet wel goed uitkijken waar je loopt en ik kan me voorstellen dat het voor mensen met een kinderwagen of een rolstoel niet echt ontspannen winkelen is. In Freiburg zeggen ze trouwens dat wanneer je per ongeluk in een Bächl stapt je met iemand uit deze plaats trouwt.

We komen uit op de Markt, waar tientallen stalletjes met koopwaar rond de Münsterkerk gegroepeerd staan. De roodbruine kerk zelf staat gedeeltelijk in de steigers, waardoor een deel van de schoonheid verloren gaat. De Münster is de hoofdkerk en sinds 1827 in gebruik als kathedraal van het toen opgerichte aartsbisdom Freiburg. De 116 meter hoge toren uit de veertiende eeuw – een meesterwerk van gotische bouwkunst - is misschien wel het indrukwekkendst. Zeker wanneer je weet dat dit het enige gedeelte is dat de verwoestende bombardementen uit 1944 overleefde. De Oldehove in Leeuwarden zou naar het voorbeeld van de Münster zijn gebouwd. De Oldenhove had 120 meter hoog moeten worden, maar werd wegens funderingsproblemen niet voltooid waardoor het zijn bijnaam van stompe toren verwierf en slechts 40 meter hoog werd. Het voorportaal met de strak naast elkaar grenzende sculpturen in pasteltinten doet me denken aan de Sint-Servaas Basiliek van Maastricht. Binnen klinkt experimentele muziek en is het heel donker, waardoor je weinig van het interieur kunt zien. Het voordeel van deze duisternis is dat de prachtige glas-in-loodramen beter tot hun recht komen.

Weer buiten stuiten we op nog een markant gebouw dat deel uitmaakt van de Münsterplatz. Het is groot en rood en blijkt het Historisches Kaufhaus te zijn, een warenhuis uit 1532. Even verderop lopen we tegen een ander rood huis aan, het huis waar de in Rotterdam geboren humanist Desiderius Erasmus een tijdje heeft gewoond. Daarna volgen tal van knusse smalle straatjes met aparte winkeltjes. Het fijne van de Altstadt is dat deze alleen als voetgangerszone in gebruik is. Dat wil zeggen: er rijden geen auto's; alleen een tram door de winkelstraat Kaiser Joseph Strasse. Het gebied wordt begrensd door de Schwabentor en de Martinstor, de twee enige overgebleven torens van de 13de-eeuwse stadsmuur.

's Avonds maken we kennis met een heel andere manier van stromend water, namelijk die van een beek in Todtnau, waar we dan op de camperplaats staan. Het dorp bevindt zich op een hoogte van 600 meter en wordt vaak wordt gezien als ‘het hart van het Zwarte Woud'. In het overweldigende natuurgebied, waarin Todtnau ligt, zijn veel intensieve wandel- en fietspaden met een hoog stijgingspercentage. De hoogste berg van het Zwarte Woud: de Feldberg met een hoogte van 1493 meter ligt hier dan ook niet ver vandaan. Op de top staat sinds 1937 een weerstation en in de winter is dit gebied erg populair bij toeristen, aangezien dit qua oppervlakte het tweede skigebied van Duitsland is. Zo is er in de omgeving maar liefst 50 kilometer aan pistes met 28 skiliften.

Wij beperken ons tot een wandeling naar het centrum van Todtnau, waarbij we een klein stukje langs de beek lopen. Anders dan in het autovrije centrum van Freiburg is het in Todtnau een enorme herrie, die het rustgevende kabbelende geluid van stromend water volledig overheerst. En zo gebeurt het dat we het sprookjesachtige uitzicht ten spijt stiekem een beetje terugverlangen naar de grote afzichtelijke camperplaats in Freiburg waar je tenminste weet dat je in een stad bent en als je wilt naar de Altstadt kunt rijden voor een plek waar je het water wel kunt horen stromen.  

Commentaren: 0

93. vlak land en hellingen

Normaal gesproken en zeker in de zomerperiode zorgen we er steeds voor dat we ruim voordat het weekend begint op een plekje staan om dat pas op de zondagmiddag te verlaten, omdat het dan altijd veel drukker is dan op andere dagen. En dat geldt helemaal voor de feestdagen, zo ook met Hemelvaart. Camperen betekent niet alleen genieten van de vrijheid maar vraagt ook om flexibiliteit en aanpassingsvermogen. Vandaar dat we nu ook langer dan normaal op de camperplaats in Freudenstadt staan. Een terrein dat officieel bestemd is voor zo'n zes tot acht campers en behoorlijk schuin loopt. Omdat wij nooit gebruikmaken van keggen - van die blokken onder de wielen waardoor je wat meer in balans en vlak staat - vormt die schuinte een behoorlijke uitdaging tijdens het koken en vooral bakken, al is het alleen maar omdat de boter dan naar één kant van de pan glijdt. Hieraan zijn we inmiddels wel gewend geraakt, maar dat het grijze water vanwege het schuin aflopende terrein niet geloosd kan worden, omdat het pijl van het grijze water in de vuilwatertank lager ligt dan het niveau van de put, is nieuw voor ons. Dus dat wordt met emmertjes lopen.

Bij aankomst is de camperplaats, zoals te verwachten, inderdaad vrij rustig. Er is zelfs nog ruimte voor een aardbeienteelster die haar waren overlaadt in een auto van een marktkoopvrouw. Een dag later zou dat niet meer mogelijk zijn. Dan is het hier een komen en gaan van campers. Ze komen in file aangereden om direct erna rechtsomkeert te maken. Het terrein, een mix parking, is echt afgeladen. Letterlijk overal staan campers; ook op plekken waar dat niet mag. De personenauto's zijn totaal verdrongen. Daar staat tegenover dat het leuke van deze tijd is dat er nu mensen staan van allerlei pluimage, oud en jong door elkaar. Zo is er een gezin met twee kinderen die allemaal met een eenwielige fiets de heuvels trotseren. Het lijken wel circusartiesten. Ook is er een vader die zijn peuter van nog geen jaar oud uitlaat in een soort tafeltje op wielen. Het tafeltje sluit aan alle kanten aan op het lijfje van het kindje dat al kraaiend de beentjes stapsgewijs voortbeweegt. Als het de heuvel af gaat, gaan ze heel snel, maar heuvelopwaarts moet de vader af en toe een duwtje geven. Het is dé attractie van de camperplaats, waar normaal gesproken alleen honden worden uitgelaten. En of je nu wilt of niet, je moet er wel naar kijken. Niet alleen omdat het zo'n zot en lief gezicht is, maar ook omdat die wieltjes een enorm kabaal maken. Als het kindje moe wordt, tilt de vader het tafeltje met kind en al in zijn geheel op en draagt het naar de camper.

In Ortensberg, de plaats waar we de volgende twee nachten doorbrengen, hebben we totaal geen last van schuine hellingen. Daar is de dorpskern helemaal vlak, dus ook het plein waar we naast de brandweerkazerne staan met daarachter uitzicht op de heuvels met wijnvelden en aan de andere kant de contouren van de Alpen. Ja, we raken steeds een beetje zuidelijker.

Overigens was de weg naar Ortensberg alles behalve vlak. Maar liefst negen kilometer lang daalden we met een percentage van achttien procent af totdat we in het dorp Oppenau terechtkwamen. Dat was een verrassing, want hier stonden we vlak voor de carnaval toen het dorp vergeven was van mensgrote stoffen poppen en het er kaal en koud was. We stonden er een week en hadden het er net zo naar onze zin als in Ortensberg. Jammer genoeg zijn er op deze camperplaats - anders dan in Oppenau - geen voorzieningen, zodat we er niet zo lang kunnen blijven.

Als we de heuvels beklimmen - helaas geldt het vlakke land alleen voor het centrum -

bevinden we ons direct tussen de wijnvelden. In vergelijking met de boompjes langs de Moezel zijn ze hier al een stuk groter en groener; er groeien zelfs al piepkleine trosjes druiven aan. In de verte ligt een kasteel uit de 11e of 12e eeuw, dat nu als jeugdherberg dienst doet. Op onze fietstocht naar Gengenbach de volgende dag gaan we er onder langs. Het is een prachtig route over voornamelijk vlakke wegen.

Gengenbach blijkt een oud stadje, dat al werd bewoond door de Kelten en Romeinen. Helaas werd het in de 17e eeuw verwoest door een brand. Na de wederopbouw woonden er vooral veel lokale ambachtslieden in vakwerkhuizen, met name rondom de Engelgasse. Het plaatsje is niet groot, maar wel heel mooi en vredig met op het plein het 18e eeuwse Rathaus met symmetrische roze gevel en de Röhrbrunnen fontein. Maar het mooist van alles vind ik het Kloster Gengenbach met de Stadtkirche aan de rand van de oude stad tussen de Offenburgse universiteit, de ambachtsfontein en een zeer complete, heerlijk riekende en goed onderhouden kruidentuin, waar je - zittend op een van de bankjes - helemaal tot rust kunt komen. De geschiedenis van de huidige stadskerk St. Marien gaat terug tot 1120, nadat de oude kerk van het klooster, dat zelf al sinds de 8e eeuw bestaat, werd afgebroken. Het barokke uiterlijk is te danken aan een verbouwing en reparatie van de driebeukige basiliek tussen 1690 en 1722. Het klooster herbergt tegenwoordig delen van de Offenburg University of Applied Sciences; de kerk wordt nog steeds voor kerkdiensten gebruikt. Ook worden er concerten gegeven. Tijdens ons bezoek klinkt orgelmuziek. Het orgelspel in combinatie met het rijkversierde interieur waar de kleur blauw in de fresco's domineert, maakt dat we wat langer blijven hangen.

 

Dankzij de kruidentuin, waar we sommige blaadjes voorzichtig betasten, het prachtige kerkinterieur en de muziek zijn alle zintuigen aangesproken als we aan de terugtocht naar Gengenbach beginnen. Al fietsende bedenken we dat we 'ons' dorp voor even willen laten liggen om verder te gaan naar Offenburg, een vrij grote stad ten oosten van Gengenbach. Maar dat is een beetje een desillusie, want na de paar mooie gebouwen die we bij binnenkomst van het centrum aantreffen, is er weinig bijzonders te vermelden over deze stad, behalve dat er veel bedelaars zijn en de wegen vlak. Dat dan weer wel.

Commentaren: 1
  • #1

    Edith Meijer (zaterdag, 04 juni 2022)

    Heerlijk om te lezen en zo gedetailleerd knap Connie zie het allemaal voor me ben dus ook thuis slow living. Genieten jullie er vooral van. Groetjes Edith Meijer

92. afwijkende bouwkunst

Van het drukke en interessante Pirmasens rijden we via de Duitse Vogezen recht op het Zwarte Woud af, waar we midden in het natuurpark een stil camperplekje vinden in Obertsrot. Een pittoresk dorp waar weinig tot niets is te beleven, zelfs de kerk blijft op zondag gesloten. Bij twee vakwerkhuizen staat op een metershoge paal de eeuwig verse Kerstboom in top, nu niet met zilveren ballen of carnavalsslingers maar met rozen. Een versierde Kerstboom is een gewoonte die het hele jaar doorgaat en je bijna in elke plaats terugziet, net als het dragen van mondkapjes. In winkels en restaurants dragen de meeste mensen – oud en jong - er nog eentje en ook het bedienend personeel heeft nog altijd een masker voor. Hoewel er doorgaans bij de ingang een groot bord hangt dat je als bezoeker alleen gemaskerd naar binnen mag, is de verplichting er allang niet meer en kun je overal zo door lopen zonder dat er iets van wordt gezegd.

De nieuwe camperplaats is 'gezellig', althans als je van veel en grote honden houdt en het leuk vindt als een Nederlandse vrouw direct bij het parkeren naar je toespringt en je welkom heet. 'Welkom', alsof de camperplaats van haar is en zij niet net als wij gewoon te gast is. Een beetje meer terughoudendheid zou wenselijk zijn, maar dat hebben we helaas niet voor het zeggen. Gelukkig worden we gered door een onweersbui. Soms brengt regen inderdaad zegen. Op onze laatste dag in Pirmasens kwamen al de eerste grote onweersbuien met lang aanhoudende donder en bliksem, afgewisseld door blauwe luchten en felle zonneschijn; in Obertsrot zet dit weertype zich verder voort. De verkoeling komt in partijen en heeft een paar dagen nodig om de hitte definitief te verdrijven.

Na twee dagen gaat het verder voorwaarts. Een prachtige route vol rode rotsen met gele brem en uiteraard miljarden groene bomen. We gaan dwars door het Zwarte Woud en passeren veel houtzagerijen en kartonfabrieken. Na ruim veertig kilometer doen we Freudenstadt aan, waar de camperplaats vlak bij een winkelcentrum ligt wat uitermate handig is voor het inslaan van de boodschappen zo vlak voor Hemelvaartsdag, een feestdag waarop in Duitsland alles hermetisch is gesloten. Naar het centrum van deze op een plateau gelegen stad, is het slecht een kilometer lopen. We belanden op het grootste marktplein van Duitsland, waar aan de randen vele leuke winkeltjes liggen, verscholen achter arcades. Die waren we hier nog niet eerder tegengekomen. Het doet aan Italië denken. Op het middenstuk van het plein wordt een belangrijke plaats ingenomen door vijftig waterfonteinen die in steeds wisselende hoogtes uit de grond komen. Een stukje verderop prijkt een grote mammoetboom. Hij is afkomstig uit Californië en in 1866 hier geplant. Vlak ernaast staat een witte kubus die absoluut niet bij de rest van de inrichting van het plein hoort. Het is er neergezet door de vereniging Werk.Stadt.Schwarzwald die zich inzet voor creatieve professionals in de regio. Het bouwwerk is bedoeld als inloopbaar uitkijkplatform en gesitueerd om een Venusbeeld heen die vanaf het dak van de kubus van dichtbij is te bekijken. De 'Venusblick', zoals het officieel heet, is in 1954 gecreëerd door de beeldhouwer David Fahrner, inwoner van Freudenstadt, om de verwoesting en wederopbouw van de stad na de Tweede Wereldoorlog te herdenken. Op de Evangelische Hoofdkerk na, die eveneens deel uitmaakt van het plein, is de hele stad in de as gelegd. Dit na een Amerikaans bombardement, gevolgd door een artilleriebeschieting door Franse troepen.

Met de inkapseling van de Venusblick wordt de bedoeling achter het beeld naar het heden getrokken. Volgens de maker is het tijd voor een verandering van perspectief, gezien de afgelopen pandemische jaren, de oorlog in Oekraïne en technologische veranderingen. Met dit in je achterhoofd kijk je toch op een andere manier naar die lelijke witte kubus, alhoewel ik zelf voor een andere vorm zou hebben gekozen.

Inwoners van Freudenstadt hebben blijkbaar een eigen manier om ergens uitdrukking aan te geven, zoals ook met de Hoofdkerk het geval is. Deze werd rond 1599 gebouwd tegen alle heilige principes in. De Evangelische Kerk kreeg namelijk een L-vorm, waardoor het centrale punt van het hoofdaltaar verviel. In plaats daarvan bouwde men het hoofdaltaar op het snijpunt waar de twee 'benen' van de 'L' elkaar raken. En heel bijzonder: mannen en vrouwen dienden de kerkdiensten gescheiden van elkaar te volgen; elke sekse in hun 'eigen been', zodat ze elkaar niet konden zien. Of dit nog steeds gebeurt, weet ik niet, maar ook deze uiting van bouwkunst vind ik behoorlijk afwijkend.  

Commentaren: 1
  • #1

    Floriske Gerritsma (zondag, 29 mei 2022 11:52)

    Hoi Connie wat heb je overal een studie van gemaakt! Heel veel info maar het leest zo plezierig. Dat ze in Duitsland trouwens nog met mondkapjes lopen zeg! En ja wat zie je soms vreemde kunstwerken die dan voor je eigen gevoel juist de omgeving verstoren. Maar als je je er dan in verdiept begint het toch te leven en kun je er iets milder naar kijken ;-) Nog een hele fijne dag daar en ik zit nog te dubben of ik nog naar de kunstroute in Akkrum ga. Is daar niet de bunker waar je nog eens gaat exposeren? Of is dit Grouw? Ik ga even zoeken. Liefs Floriske X

91. een interessante stad

We verlaten Blieskastel met de zeven meter hoge Gollenstein, de grootste menhir (rechtopstaande steen) van Centraal Europa. We hebben er niet alleen rondgeslenterd en gegeten, maar ook geld gewisseld bij de plaatselijke bank, waar zowaar het Friese 'wolkom' tussen vele andere talen op de muur staat. Altijd leuk om zo welkom te worden geheten, maar ja, er is een tijd van komen en een tijd van gaan.

Onze volgende bestemming is Pirmasens, waar we de nacht doorbrengen tegenover een ziekenhuis op een mix parking. In eerste instantie deed het er wat mistroostig aan onder het donkere blad van de tientallen Noorse esdoorns die zij aan zij op het terrein staan en twijfelden we eraan of dit wel een aardige locatie is, maar toen ik op mijn smartphone keek en zag dat er een heel mooie fontein in het centrum is, gingen we om en dat is maar goed ook. Pirmasens blijkt een heel interessante stad te zijn; een stad met twee gezichten: één van vergane glorie en één van schrijnende armoede en het is precies dit contrast dat me boeit.

Pirmasens was ooit het centrum van de Duitse schoenindustrie, maar behoort nu tot de economisch zwakste steden van Duitsland. Om een idee te geven: in 1914 waren er 240 schoenfabrieken met 14.000 werknemers in de stad. Na twee luchtaanvallen in de Tweede Wereldoorlog was een groot deel van de stad verwoest. De fabrieken werden al snel herbouwd en gedeeltelijk vergroot met als gevolg dat er in 1970 22.000 mensen in de schoenenindustrie werkten. Daarna ging het bergafwaarts vanwege globalisering en uitbesteding van het werk naar derdewereldlanden. In 2018 waren er nog maar zeven van de honderden schoenenfabrieken over, de rest moest sluiten. De gevolgen van het instorten van de monocultuur werden al gauw zichtbaar: massale werkloosheid, afnemende koopkracht en uitstervende detailhandel. Een derde van de bevolking verliet de stad. Alleen de laagopgeleiden bleven achter, strijdend om de veel te weinig overgebleven banen. Momenteel is er sprake van een voorzichtige vooruitgang. Enkele van de machtige schoenfabrieken die het stadsbeeld domineren, hebben een tweede leven gekregen als medisch centrum of technologiemuseum, en 800 mensen van over de hele wereld studeren nu in het Schoeneninnovatiecentrum.

Door de enorme leegstand doen niet alleen het centrum maar ook de buitenwijken verpauperd aan. Wel proef je op sommige plekken nog altijd de weelde van weleer, zoals midden in het voetgangerswinkelgebied waar landgraaf Ludwig IX (1719-1790) von Hessen-Darmstadt zijn kasteel had. Ludwig was een belangrijk man voor de stad die door zijn toedoen in 1763 stadsrechten kreeg. De landgraaf was tevens de aanjager van de schoenmakersindustrie; hij liet zijn grenadiers het ambacht leren. Ludwigs kasteel bestaat niet meer. Op deze plaats bevindt zich nu een imposante fontein of eigenlijk meer een waterval, met de 'Ur-Stier' erop. De architect is Gernot Rumpf die hem heeft ontworpen voor de Lions Club die het monumentale beeldhouwwerk aan de stad schonk ter gelegenheid van de voltooiing van het voetgangersgebied in 1984. De stier staat symbool voor het leer van het vee, dat nodig is om schoenen te maken.

Kortom, een geweldig mooie fontein, opgebouwd in meerdere lagen, die de verdiepingen van het voormalige kasteel moeten verbeelden. Ik geniet ervan, zelfs nog meer dan van menig plaatsje op de Moezelroute; waarschijnlijk omdat het hier niet toeristisch is. Je voelt aan alles dat het echt is. Puur. Op straat en in de winkels alleen hardwerkende mensen met hart voor hun stad. Ik zie geen enkel propje vuil op straat. Tussen de teloorgang van het winkelbestand ligt de mooi geplaveide straat met in patroon ingevoegde witte marmeren steentjes. Aan het begin en het eind twee robuuste pilaren ter markering van de voetgangerszone; heel voornaam. En er is meer. Speciaal uit bergen uitgehouwen trappen om de verbinding tussen de verschillende straatniveaus te vereenvoudigen, want Pirmasens is een aaneenrijging van steile heuvels en dalen.

Dan is er ook nog de indrukwekkende Exenzierplatz, een paradeplaats, aangelegd voor het garnizoen van landgraaf Ludwig. Zijn standbeeld staat bij de ingang. Vanaf 1875 vormde het plein na een grondige herbouwing een van de grootste barokke pleinen van Europa. Nu wordt het behalve driemaal per week voor de markt als evenementen- en festivalterrein gebruikt. Ook is er een ondergrondse parkeergarage met 600 plaatsen gerealiseerd. De centraal gelegen fontein van Paolo Portoghesi, de architect van het plein, tovert de functionele lichtopening van de parkeergarage om tot een groot blauw juweel met waterpartijen.

De tijd dat wij in Pirmasens bivakeren is het behoorlijk warm, zo tegen de 30 graden. Vanwege het grote bladerdak houden wij het redelijk koel in de camper, waardoor ons verblijf steeds aangenamer en efficienter wordt. Nog geen 200 meter verderop liggen twee restaurants en een winkel waar je verse broodjes kunt kopen. Bovendien vinden we een klein stukje verder een Waschsalon die drie wassen voor ons draait en droogt, en dat voor slechts € 15 totaal, inclusief wasmiddel. Echt een koopje. Nee, wat ons betreft is Pirmasens niet alleen een interessante stad, maar ook een plaats die respect afdwingt. Een dikke 10, ondanks de verloedering waaraan de stad is onderworpen.   

Commentaren: 1
  • #1

    Floriske (woensdag, 25 mei 2022 11:26)

    Want interessant allemaal! Ja als je in zo'n stad bent is het fijn als je de geschiedenis kent want dan gaat alles nog meer leven en kun je meer sfeer proeven. Je hebt het er maar druk maar om dat allemaal uit te zoeken maar het geeft natuurlijk ook veel voldoening. Ik probeer je te volgen maar ben zelf ook steeds onderweg en af en toe haal ik het even in. Hiervoor vind ik Facebook juist zo fijn, het kan me niet schelen als iemand naar de tandarts moet of haar poesje overleden is, al blijft dat sneu :-)

90. Leve de camperplaats

Er zijn wel eens mensen - de niet-camperaars - die niet begrijpen dat wij alleen naar camperplaatsen gaan en geen enkele camping bezoeken. "Het ziet er altijd zo ongezellig uit zo'n camperplaats, vaak langs de weg, met veel asfalt en zo", is een vaak geopperde mening. En ja, natuurlijk komt dit soms voor, maar meestal zijn camperplaatsen de leukste plekjes die je kunt aandoen. In onze ogen in ieder geval vele malen leuker dan campings. Er is altijd wel iets bijzonders te zien. Bovendien geeft het staan op zulke plekken het ultieme gevoel van vrijheid en is de beleving telkens weer anders.

Elke camperplaats heeft namelijk zijn bijzonderheid. Om een indruk te krijgen, zet ik een paar beschrijvingen achter elkaar van plaatsen die we onlangs hebben bezocht. In Mendig bijvoorbeeld stonden we op vulkaangruis, wat inderdaad geen vrolijke aanblik geeft, maar werd 'opgevrolijkt' door een vrouw die haar twee kinderen met water liet spelen op de plaats waar de toiletcassettes werden geleegd en omgespoeld. Ze stond er met haar handen in de zij naar te kijken. Gelukkig dronken ze er niet van. Het was de eerste keer dat ik zoiets zag en waarover ik me alleen maar kon verbazen.

Dat geldt ook voor de man die de betaalautomaat op de eerder beschreven en onvolprezen Müdenerberg probeerde te repareren. Een automaat midden in de stilte van de natuur die per bezoeker vier euro oplevert en bij aankomst 'Ausser Betrieb' was. Vier dagen stonden we er gratis, totdat de reparateur langskwam. Een man die de pensioengerechtigde leeftijd allang was gepasseerd en arriveerde in een dikke Mercedes. Twee namiddagen en avonden, met elk een duur van vijf uur, kostte het hem het apparaat aan de gang te krijgen, terwijl daarna de tijdsaanduiding nog niet correct verliep, vijf kwartier vóór de werkelijke tijd. Misschien dat dit verschil nu als winst wordt aangemerkt?

Nu staan we op de camperplaats in Enkirch, een plaats die wordt beschreven als 'de Schatkamer van de Rijnlandse vakwerkbouwkunst' vanwege de vakwerkhuizen uit de 15e tot 18e eeuw. Een plek met een zoekplaatje, want het duurt even voordat we de sanizuil, vuilcontainers, lozingsput en het sanitair gebouw met wasautomaat kunnen vinden. Op zich niet zo gek dat we er niet zo snel uitkomen, want het is een omvangrijke camperplaats, goed voor een tippel van 3000 stappen zoals 's avonds blijkt tijdens ons romantisch ommetje met volle maan over het terrein. Dit tijdelijke onderkomen, goed voor 200 campers, ligt verspreid over een immens grasveld met bomen, gesitueerd langs de Moezel en voorzien van alle gemakken. IJscokar en bakkersbusje brengen er dagelijks muziekondersteunend en luid toeterend een bezoek.

Aan de wegkant ligt Enkirch met een bushalte recht tegenover de camperplaats; we kopen er een broodje. Aan de andere kant, aan de overzijde van de rivier ligt tegen de heuvel aan een ander dorp, waar de trein elk halfuur met een snerpend geluid stopt om daarna hijgend en puffend weer te vertrekken. Dit dorp is met een pontje te bereiken.

Het camperterrein lijkt eigendom van de gemeente te zijn. Via een tunnel onder de weg kom je bij het gemeentehuis met een afdeling toeristeninformatie. Er is een sanitaire gelegenheid met een washok aan vast gebouwd. Om de wasmachine te kunnen gebruiken, moet je een sleutel van de wasruimte ophalen in het gemeentehuis dat de dag dat wij er zijn, een zondag, is gesloten. Dus dat wordt geen was draaien.

De volgende camperplaats is in Ensch, eveneens in gemeentelijk eigendom maar gepacht door een particulier, zo vertelt de vrouw die in de namiddag het stageld komt ophalen. Ook Ensch is bereikbaar via een tunneldoorgang onder de autoweg. Doch ditmaal kies ik voor een avondlijke wandeling over een ongeasfalteerd zandpad dat vanaf de camperplaats – een grasveld bezaaid met madeliefjes en in het midden twee reuzenpopulieren - direct al slingerend tussen de druivenvelden richting Schleich loopt. Het waait een beetje, zodat het zand af en toe in kolkjes ronddraait. Het laatste zonlicht over de ranke takjes nodigt uit tot fotografie, net als de twee witte zwanen zwemmend in het water. Ze draaien rondjes voor de sluis die een barrière voor ze vormt. Vogels kwetteren in de bomen.

Het is de laatste avond aan de Moezel; we gaan niet naar Trier, de laatste stad van de route. Deze stad bezochten we al driemaal. Het is tijd voor iets nieuws en bovendien wacht onze kleding op een wasbeurt. Rienk had op internet een mooie wasserij in Karlsruhe gezien. In etappes rijden we in oostelijke richting, parallel aan de Franse grens. De eerste stop is aan de rand van een park met een fontein in het aangrenzende meer: de Würzbacher Weiher. Hoewel er een zwemverbod is vanwege een hoge concentratie blauwalgen zwemt er een aantal pubers in het 12ha grote meer, dat deel uitmaakt van het recreatiepark met beachbalveld en Biergarten.

Het is erg warm en zin in meer dan een fietstocht hebben we de dag erop niet. We kiezen voor de Altstadt van Blieskastel als bestemming. Deze stad maakt deel uit van de Barockstrasse, een van de vele routes die Duitsland rijk is. Het centrum is niet groot, temeer daar wij vanwege de warmte de gebouwen waarvoor we moeten klimmen om ze te bezichtigen, links laten liggen. Het enige wat we doen is een beetje slenteren langs het stadhuis, dat in de 18e eeuw als weeshuis is gebouwd, waarna we in het voetgangersgebied terechtkomen waar we een hapje eten tussen de Herculesfontein uit 1691 en de Napoleonfontein uit 1804, alles in Barokstijl. Dan nog wat boodschappen halen en terug naar ons huisje op onze 74e Duitse camperplaats tot nu toe. Hier maken we plannen voor een nieuwe bestemming die uiteraard weer uit een camperplaats zal bestaan, want dat is nu eenmaal waar we het liefste zijn.

Commentaren: 0

89. Doornroosje

Na een week in de stilte van de slaperige Müdenerberg te hebben verkeerd, waarbij we alle wandelwegen hebben verkend en de laatste dag in een zandstorm stonden, is de overgang naar de bewoonde, drukke en vooral toeristische wereld best weer even wennen.

We staan op een camperplaats in het wijndorp Ernst; vlak bij de Moezel, achter een vinotheek, waar we bij betaling een klein flesje witte Riesling cadeau krijgen. Deze bewaren we voor bij het warme eten; nu eerst de lunch met heerlijke verse broodjes, rucolasla, snoeptomaatjes, kaas, aioli en ham, en dan op de fiets langs de Moezel naar Cochem. Het is slechts zes kilometer en alles over een vlak pad, wat echt een verademing is na alle steilte van de afgelopen tijd.

De grootste bezienswaardigheid van Cochem is de Reichsburg, die je vanwege de ligging al van verre ziet liggen. Het kasteel staat namelijk op een heuvel, aan de oever, en torent ongeveer honderd meter boven de stad uit. En daar ongeveer begint ook de ergste drukte: tientallen partyships en reisbussen worden er op vaste lig- en standplaatsen geleegd met honderden of misschien zelfs wel duizenden dagjesmensen. Ze bevolken de smalle straatjes met gezellige winkeltjes en eetgelegenheden, waar de obers voor de deuren hun klandizie naar binnen babbelen. Zo ook op het marktplein, omringd door pittoreske vakwerkhuizen in verschillende kleuren en het barokke stadhuis uit 1739: het Erker Rathaus. In het midden van het plein staat de Martinsbrunnen, een fontein uit 1767. Verder heb je er het zicht op de mooie toren van de uit de 20ste eeuw stammende Sint-Martinuskerk. Bij een hevig bombardement op 5 januari 1945 werd de kerk grotendeels verwoest, waarbij slechts de buitenmuren en het koor overeind bleven. Twee misdienaren vonden er bij het in veiligheid brengen van liturgische voorwerpen de dood. Ter ere van hen hangt een eenvoudig herdenkingskruis aan de muur. Maar het opvallendst en het mooist van het interieur vind ik de moderne en zeer kleurrijke glas-in-loodramen.

Hoewel we voor drukke toeristische Moezelbegrippen beslist niet verkeerd staan in Ernst, besluiten we toch om ruim anderhalve kilometer verderop naar een camperplaats aan de andere kant van de rivier te gaan kijken en dat blijkt niet voor niets. Wel staan we hier dichter op de doorgaande verkeersweg, maar tegelijkertijd ook veel dichter bij de Moezel, waar we op de groenstrook achter de heg pal aan de hoge oever kunnen gaan zitten met aan de overzijde een wijds uitzicht op de wijnbergen, en dat is toch net een tikkie romantischer.

Onze nieuwe stek ligt in Bruttig-Fankel, een tweelingplaats waarvan de beide kernen - met elk een eigen kerk en eigen stadhuis - in de loop der jaren naar elkaar toe zijn gegroeid. De camperplaats ligt bij de kern Fankel en kijkt schuin uit over de stuwdam van de rivier met een sluis waarvan de scheepvaart een hoogteverschil van zeven meter moet overbruggen.

Bruttig-Fankel blinkt uit in schilderachtige, kronkelige steegjes en oude vakwerkhuizen met zowel trapgevels als overhangende gevels. Dwars door de plaats loopt een oud spoorviaduct. Met zijn bakstenen bogen ziet het eruit als een industrieel monument, ook al is er nooit een trein overheen gereden vanwege het simpele feit dat een deel in de richting van Treis nooit is voltooid. Het viaduct is nu deels beplant met wijnstokken. Op de spoordijk staan een paar oude kazernes, restanten van een werkkamp uit de laatste oorlog.

Een kleine drie kilometer verderop ligt Beilstein, dat slechts 131 inwoners telt en net als Cochem in het oog springt door een op een heuvel gebouwd kasteel, de Burg Metternich, inmiddels een ruïne. Het is een behoorlijke klim naar boven, maar dan heb je ook een magnifiek uitzicht over de Moezel en omliggende plaatsjes. Iets naar beneden ligt de Sint-Jozefkerk, een voormalige kloosterkerk van de karmelieten, een rooms-katholieke bedelorde die zich net zoals de franciscanen, dominicanen en augustijnen onderscheidt doordat ze niet de individuele maar de collectieve armoede belijdt. In deze barokke kerk wordt de Zwarte Madonna vereerd, een Mariabeeld uit de 12e of 13e eeuw vermoedelijk afkomstig uit Spanje. Het is een kerk met veel houtsnijwerk en vooral de vijf biechtstoelen met beige gordijntjes vind ik heel mooi.

Je zou het niet zo gauw denken bij het zien van ook hier weer de partyships, hetzij in kleinere formaten en geringere aantallen dan in Cochem, dat Beilstein het 'Doornroosje van de Moezel' wordt genoemd. Toerisme en wijnbouw lijken het plaatsje wakker genoeg te houden. Ik lees dat Beilstein vanwege zijn romantisch en middeleeuws karakter zelfs als decor in talrijke films is gebruikt. Dat schijnt vroeger wel anders te zijn geweest. Vóór deze tijd heerste er bittere armoede die de wijnboeren en landbouwers tot ver in de twintigste eeuw als in een diepe slaap hielden, zoals bij Doornroosje ook het geval was. Eigenlijk vergelijkbaar met ons tweetjes die boven op de stille Müdenerberg ook bijna in slaap waren gevallen en nu teruggekeerd in alle hectiek van de drukte in volle glorie zijn ontwaakt.

Commentaren: 0

88. van alle markten thuis

Vanwege een lege gastank rijden we voor de omruil van een volle een stukje terug naar Mendig, waar we het romantische Moezelgebied verruilen voor het wat ruigere landschap van de Eifel. Daarbij komen we op de Deutsche Vulkanstrasse terecht, een route van 280 kilometer lang die van de Rijn naar de Hohe Eifel loopt en 39 locaties verbindt die op een of andere manier met het Eifelvulkanisme hebben te maken.

In Mendig vinden we een plekje op de camperplaats. Hier stroomde zo'n 13.000 jaar geleden met de vulkaanuitbarsting lava het plaatsje binnen. De basalt die daarbij vrijkwam, werd later door de inwoners van Mendig gedolven en vormde een belangrijke bron van inkomsten, want basalt is een kostbaar bouwmateriaal. De kelders die ontstonden vanwege deze intensieve basalt- en lavamijnbouw, bestaan nog altijd en zijn voor een gedeelte te bezoeken, zoals in Mendig. Met een afdaling van 150 traptreden, kom je maar liefst 32 meter onder de grond. Verder maken bovengronds gebouwde brouwerijen nog altijd gebruik van de hoge, kathedraalachtige hallen in de basaltrots om er vers bier in op te slaan.

We raken helemaal enthousiast van deze informatie en besluiten eerst te fietsen naar een in de folder aangegeven punt met uitzicht over de Laacher See, dat in zijn geheel is omgeven door beboste heuvels. Het meer met een omtrek van circa 8 kilometer zou bij het uitbarsten van de vulkaan zijn ontstaan. Een uitbarsting zo immens dat de brokstukken ver in de omtrek werden teruggevonden. De Laacher See is nog steeds een bijzondere plek, aangezien vulkanische activiteiten hier door iedereen kunnen worden waargenomen, en dat terwijl de vulkaan zich onder de oppervlakte bevindt, want er is geen grote dreigende berg of iets dergelijks te zien. Nee, het is CO2 dat uit de bodem komt, waardoor je het water kunt zien borrelen. Er worden regelmatig watermonsters genomen. Ook staan er sensoren die de bewegingen en schokken moeten signaleren en registreren.

Dat klinkt allemaal reuze interessant. Bovendien zou de tocht langs een van de mooiste kloosters van Duitsland gaan: de Maria Laach Abdij.

Echter, de beloofde fietspaden, waarover we al dat moois moeten kunnen bereiken, zijn onvindbaar. Het enige dat rest zijn drukke, steile en bochtige provinciale wegen met veel vrachtverkeer, waar we op sommige plekken met een gang van 50 kilometer per uur van afsuizen. Echt veilig voelt het niet, hoewel die hoge snelheid wel een kick geeft. Een Duitse familie met een dochter van dertien die ook op de camperplaats van Mendig staat en die we aan het begin van de fietstocht tegenkomen, ziet vanwege de onveiligheid af van de tocht en keert om. Wij hopen op een verbetering onderweg die echter achterwege blijft. Jammer, want de omgeving laat niets te wensen over. Loofbossen en landerijen met lappen groen gras afgewisseld door geel koolzaad met in het dal het in de zon glinsterende blauw van de Laacher See. Alle kleuren even fel. Het is mooi weer, een beetje warm zelfs. Hagedissen schieten over het asfalt.

De abdij nemen we na een poosje al van verre waar, maar helaas... aangekomen bij het prachtige en imposante gebouw, zien we op het omliggende terrein grote borden met 'privé' erop. We proberen het via het ernaast gelegen hotel en stuiten daar op omvangrijke groepen oude, breekbare mensen met hun gezicht verscholen achter mondmaskers die net iets meer bewegen dan de beelden in de bijbehorende beeldentuin die ze bezoeken. Erachter kassen met bloemen en planten en nog meer stokoude bezoekers, maar geen doorgang naar de abdij.

We fietsen verder, de richting op van het uitzichtpunt, maar dan blijkt de openbare weg uit te komen bij een grote camping aan het water van de Laacher See en kunnen we niet verder. Het meer is gebarricadeerd met hoge hekken zonder doorgang. Geen enkele plek om even uit te rusten en al helemaal geen gelegenheid om borrelend water waar te nemen.

Lichtelijk gefrustreerd keren we om, terug naar ons huisje in Mendig. De lol is er af. Eensgezind besluiten we de volgende dag geen bezoek te brengen aan de lavakelders en ook niet aan de koudwatergeiser in Andernach die ook nog op het programma stond en heel bijzonder is. Een koudwatergeiser ontstaat namelijk door een onderaardse koolstofdioxidebron, waardoor het water op gezette tijden met veel kracht door het gat in de bodem omhoog wordt gespoten, en in het geval van Andernach wel tot 40 à 60 meter, waarmee het de hoogste koudwatergeiser van de wereld is. Hoewel Rienk het wel verdacht vindt, dat die geiser met de hand kan worden bediend.

Wat de variatie in landschappen betreft, blijft Duitsland ons verbazen. Het lijkt wel of alle specifieke kenmerken van Europese landen hier zijn vertegenwoordigd, met een concentratie bij de landsgrenzen. We zijn nog maar goed vijf dagen op weg en in die relatief korte tijd kwamen wijnbouw, vulkanen en geisers op ons pad. Een stukje Frankrijk, Italie en IJsland en dat alles zo dichtbij in Duitsland. De volgende dag doen we de binnenlanden van Spanje aan: een bijna verlaten camperplaats in stoffig zand aan de rand van een bos, gelegen boven op de Müdenerberg. Een plekje stilte in het Eifelgebergte. Honden mogen er niet los vanwege de vossen. In een boom tegenover de camper trippelt een specht Woody Woodpeckerachtig van onder naar boven, druk tikkend tegen de bast. Vogels zingen het hoogste lied en als ze zijn uitgekwetterd, is er alleen nog het zoemen van insecten. Een licht briesje vanuit het bos voert een geur van bloesem, koolzaad, rottende bladeren en hars aan en in een klein kerkje even voorbij de camperplaats vliegen de zwaluwen met je mee naar binnen. Boven ons zet een C-130 Hercules de landing in, een militair transportvliegtuig van Amerikaanse makelij. Het is het enige niet-natuurlijke geluid dat we waarnemen.

 

Maar de Müdenerberg vormt ook een uitdaging. De berg is 2,8 kilometer lang en overbrugt 189 hoogtemeters met een gemiddeld stijgingspercentage van 6.8%. Daarmee scoort deze klim 138 klimpunten. De top van de beklimming ligt op 271 meter hoogte. Vanaf de berg voeren meerdere zeer steile afdalingen naar Burg Eltz, een kasteel met een geschiedenis van meer dan 850 jaar. Natuurlijk willen we dit kasteel met eigen ogen zien. Opgewekt en volle goede moed gaan we op pad. Onze eerste poging mislukt, omdat we na een stuk van de rappe afdaling te hebben voltooid niet tot het eind durven lopen; we moeten de weg terug immers in flink stijgende lijn omhoog. De dag erop gaan we via een andere kant en komen op een doodlopend en stekelig pad uit, waar we het kasteel van bovenaf zien liggen. Door de ontoegankelijkheid van het pad en een smal water tussen ons en het kasteel in kunnen we er echter niet heen. Hoewel het resultaat van onze inspanningen niet optimaal is, zien we de burcht nu liggen. Dat is al een hele verbetering ten opzichte van onze vorige poging en daar zijn we voor dit moment tevreden mee. Omdat we een aantal dagen in dit gebied willen blijven, komt het er wellicht in een later stadium van dat we het kasteel van dichtbij kunnen bekijken. En zo niet, dan is het niet heel erg, want Duitsland is ook een land vol kastelen. Niet geheel ondenkbaar dus dat op onze ontdekkingstocht door 'Klein Europa' zich nog meerdere kastelen zullen aandienen. Duitsland is immers van alle markten thuis.

Commentaren: 1
  • #1

    Floriske (maandag, 09 mei 2022 23:35)

    Tjee wat interessant allemaal! Mooi ook om alles te onderzoeken. Bijzonder gebied hoor! Jullie hebben het er maar druk mee :-)

87. Bruinkool,wijn en heksen

Terwijl de meeste landen om ons heen enorm hun best doen de CO2-uitstoot zo veel mogelijk terug te dringen, blaast Duitsland koolstofdioxide vol overgave de lucht in. Natuurlijk wisten we dat al lang, maar als je Duitsland in het Ruhrgebiet binnenkomt, word je daarmee nog eens extra geconfronteerd.

Onze eerste stop is in Kranenburg, net over de grens, waar je nog niet zoveel van de vervuiling merkt. Eigenlijk is de camperplaats aan de rand van dit dorp de tweede overnachtingsplaats, want Warns – dat ongeveer 1 kilometer van onze woonplaats Molkwerum af ligt – kun je met goed fatsoen geen beginpunt van je reis noemen. Toch brachten wij er de eerste nacht door, omdat we - nadat we nog wat spullen van huis hadden opgehaald - geen zin meer hadden om een stuk te rijden en al helemaal niet om - na een week en route te zijn geweest – er weer te slapen.

Enfin, van Kranenburg gaan we naar Viersen voor een bezoek aan Rienks broer en zijn vrouw, waar we warm worden onthaald met een zelf gebakken appeltaart en een bord heerlijke spaghetti. De dag erop zetten we koers naar de mijnen. Als we toch door dit gebied moeten rijden, willen we ook wel eens met eigen ogen zien hoe die mijnen er precies uitzien. Ik heb inmiddels begrepen dat de bruinkool hier in dagbouw wordt gewonnen. Dat wil zeggen dat vanaf het aardoppervlak de grond eerst helemaal wordt uitgegraven tot aan de bruinkoollagen, voordat de bruinkool kan worden gedolven. Bij Hambach, waar de grootste bruinkoolmijn van RWE is, bevindt zich het laagste bovengrondse punt van Europa: 293 meter onder NAP, en maar liefst 399 meter onder het oorspronkelijke oppervlak.

Vanuit een camperplaats in de buurt, in Jülich - waar maar liefst 200 campers kunnen staan - fietsen we naar Inden. De bruinkool die hier wordt gewonnen, gebruikt men in de nabijgelegen elektriciteitscentrale Weisweiler. Vanaf een heuveltje hebben we goed overzicht over de mijn en zien we aan de randen van de krater duidelijk de diverse grondlagen in verschillende kleuren. Het graven is er in 1989 begonnen en het complete dorp moest wijken voor het grote gat dat er nu ligt. De prognose is dat hier over twintig jaar het grootste kunstmatige recreatiemeer van Noordrijn-Westfalen ligt.

Ik word er niet vrolijk van. Dan is het in Jülich beter toeven. Wat bij binnenkomst direct opvalt zijn de ringmuur en bastions van de citadel die model staat voor de Italiaanse hoog renaissance ten noorden van de Alpen. Een mooie, frisse en robuuste aanblik.

Een stukje zuidelijker komen we - na een goede nachtrust en wat kilometers asfalt onder de wielen - aan bij ons begin van de Moezelroute. De Moezel is een rivier die door Frankrijk, Luxemburg en Duitsland stroomt. De rivier ontspringt in de Vogezen op een hoogte van 735 meter en mondt na 544 kilometer uit in de Rijn bij Koblenz. De route die wij willen volgen, loopt van Trier naar Koblenz, maar omdat wij vanuit het noorden komen, rijden we de weg in omgekeerde volgorde.

Als eerste standplaats kiezen we niet voor Koblenz, omdat we daar vorig jaar al waren, maar voor het iets zuidelijker gelegen Kobern-Gondorf, een alleraardigst oud wijnstadje in een van de warmste gebieden van Duitsland. Eigenlijk is het een tweelingstad en bevindt de camperplaats zich in Kobern. Als je de veelvuldig passerende treinen met bruinkool en de autobaan weg denkt, de perfecte plaats om de romantiek van de Moezel op je in te laten werken. Miljoenen madeliefjes sieren de oevers van het langs stromende water, terwijl hoog boven ons rotsachtige bergen met wijnranken op talrijke smalle terrasjes uittorenen. Op een van de toppen verheft zich een ruïne, duidelijk zichtbaar vanuit ons huisje. Iets lager staat een eenzame toren, ooit de klokkentoren van de eerste parochiekerk die er niet meer staat. Nog altijd vervult de toren zijn taak en wel voor de in 1828 gebouwde nieuwe parochiekerk die zelf geen torenklok heeft en alleen in het bezit is van een heel klein torentje. Op het historische marktplein staat de fontein met de Tatzelwurm, een mythisch wezen – half leeuw, half lintworm – dat ooit verborgen leefde in de tunnels van Kobern-Gondorf.

Langs de Moezel is het prachtig fietsen tussen spoorbaan, bergen en heuvels. Een pad meandert al stijgend en dalend door de heerlijk geurende natuur met een hoog geel koolzaadgehalte aan beide zijden. Op de hoogste punten - met het zicht op de voorbij varende schepen en de trein in het dal - lijkt het of we midden in een aflevering van Rail Away zijn beland. Onderweg passeren we Winningen, een belangrijk Riesling-wijndorp waar de druivenranken hoog boven de straten groeien, van gevel naar gevel. In de kern staat de fontein van de wijnheks die als monument voor de wrede heksenvervolging is opgericht. Een afbeelding van de wijnheks is ook verwerkt in vele geveldecoraties en cafénamen.

Terwijl ik naar de langharige vrouw op de bezemsteel kijk die model staat voor de wijnheks, vraag ik me af of er ook zoiets bestaat als een bruinkoolheks. Wellicht ligt er ergens wel een vederlichte kol verborgen tussen de bruinkoolbriketten in de bouwmarkt of roetst ze me nu voorbij in de trein langs het Moezelpad om straks te verstarren als een beeld aan het meer dat ooit een bruinkoolkrater was. Wie zal het zeggen?

Commentaren: 0

86. de aanloop

Bij elkaar duurt het twee maanden voordat we ons los kunnen maken van het huis, dat we zullen behouden en voortaan als 'vakantiehuis' gaan betitelen. Al mogen we dan van de overheid en allerhande instanties niet permanent in onze camper wonen, we beschouwen ons huisje op wielen nog altijd als ons hoofdverblijf.

Dat het zo lang moest duren, voordat we eindelijk weer voor langere tijd op stap gaan, heeft - behalve met het klussen - vooral te maken met allemaal leuke dingen die op ons pad kwamen. Nou moet ik daarbij wel zeggen dat we elk uitstapje hebben aangegrepen om er een paar dagen aan vast te plakken, zodat we zo lang mogelijk onderweg konden zijn. Zo wisselden we voor onze bezoeken aan Leeuwarden de standplaats in Lekkum af met die in Jelsum. Twee plaatsen die - gescheiden door de Dokkumer Ee - hemelsbreed nog geen kilometer uit elkaar liggen en mede dankzij de scheiding elk een eigen karakter hebben. De een iets primitiever en landelijker dan de andere.

In Leeuwarden ga ik uit eten met een paar vriendinnen en vieren Rienk en ik de verjaardagen van onze dochter Sietske en die van mij. Ook bezoeken we de feeërieke uitvoering in en rond de Prinsentuin van Theater Tol, en - hoe bijzonder - Sietske maakt er met haar dans op een praam alle drie de avonden deel van uit. Eerder pakte ik samen met haar in Leeuwarden de trein naar Amsterdam, waar we bleven overnachten om de ene dag het Tropenmuseum te bezoeken en de andere dag het MOCO. Een cadeautje aan elkaar, moeder en dochter; ik dit jaar qua leeftijd precies het dubbele van haar.

Voor de bezoeken aan Rienks moeder in Gouda doen we tot twee keer toe de camperplaats in Huizen aan. De eerste keer fietsen we langs het Gooimeer door de bossen naar Naarden, een van de best bewaarde vestingsteden in Europa. De vesting in stervorm is onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en heeft maar liefst zes bastions, een dubbele omwalling en een dubbele grachtengordel. We drinken er koffie op een terras schuin tegenover het uit 1601 daterende Stadhuis, een fraai voorbeeld uit de Hollandse renaissancestijl. De Sint-Vituskerk, een grote, gotische basiliek, kunnen we vanwege een verbouwing niet bezoeken. Wel hebben we het standbeeld bekeken, dat voor de kerk staat. Het beeld van de Tsjechische wijsgeer en theoloog Jan Amos Comenius.

De tweede keer in Huizen drinken we koffie bij het industriële gebouw 'De Krachtcentrale', waarin ook ateliers zitten en een galerie in aanbouw. Ik sprak er twee kunstenaars: een man en een vrouw. De man was galeriehouder in Australië geweest en de vrouw grafisch ontwerper. Ze showt me bij een mager en van opwinding trillend hondje een van de hondendekjes die ze als aanvulling op haar andere werk maakt.

Op de camperplaats komt een vrouw naar ons toe. Ze is pas 70 geworden en wil haar verjaardag met haar kinderen met een diner in een plaatselijk restaurant vieren. Te laat kwam ze erachter dat ze slechts twee dagen op deze plaats mag staan. Gelukkig behoort ze tot de groep van ''brutalen hebben de halve wereld' en vraagt aan ons: "Vindt u het erg om morgenochtend op ons te wachten voordat u verder gaat, zodat wij dan op uw plekje kunnen staan? Ik ben bang dat we met deze drukte anders geen plaats meer kunnen bemachtigen. Dan gaan wij nu naar Laren en overnachten daar."

Uiteraard hebben we daar geen bezwaar tegen. Het is inderdaad overal druk, te druk, en zeker drukker dan normaal met de meivakantie en Koningsdag. In Huizen wordt het grasveld naast de camperplaats ingericht met foodtrucks. Bij het zien van het noodaggregaat en de stroomkabels die worden uitgelegd, gooit de vrouw opnieuw haar charmes in de strijd. Of ze de iPad mag opladen, want ze staat al een paar dagen zonder externe stroomvoorziening en het zonnepaneel op het camperdak voorziet vanwege beperkte zonneschijn onvoldoende in haar behoefte. Ze krijgt alweer haar zin, wat haar aanmoedigt nog een stapje verder te gaan door op een elektriciteitskastje haar koffiezetapparaat te installeren.

Ook in Gouda is het druk. De camperplaats hebben we nog nooit zo vol gezien. Het ziet er wit van de verrijdbare huizen; de meeste gekomen uit Frankrijk, Duitsland, Italië, met daartussen een handjevol Nederlanders. Ze zijn hier allemaal om te genieten van de verjaardag van de Koning. Wij wijken met ons huisje uit naar een parkeerplaats bij een bouwmarkt en fietsen via het centrum, waar we een lekkere Indonesische maaltijd voor slechts 5 euro scoren, naar het verpleeghuis aan de rand van de stad. Na het bezoek aan Rienks moeder gaan we door naar Woerden, naar een camperplaats waar spoor en snelweg elkaar kruisen, maar waar we vooral van het lenteachtige groen en de volkstuintjes genieten. Hier geen camper te bekennen.

Onwillekeurig moet ik terugdenken aan Koningsdag van vorig jaar in Groningen en hoe stil het toen was op straat. Het was één dag voordat de terrassen na een wekenlange lockdown weer open mochten. Wat een verschil met nu. In de twee maanden in aanloop op onze volgende reis is het alleen maar druk geweest. Het maakte niet uit waar we waren. In Leeuwarden, Gouda of Amsterdam. Overal waren we toerist in eigen land, waarbij me opviel dat je in Amsterdam op de meeste plekken zelfs niet meer met Nederlands terecht kunt. Engels is er tegenwoordig de voertaal. Hopelijk is de drukte slechts de opmaat van de nieuwe reis en kunnen wij in redelijke rust gaan genieten, met ditmaal Duits als voertaal.

Commentaren: 0

85. pauze

Tot nu toe gingen we er in ons achterhoofd nog steeds een beetje vanuit dat we ons huisje in Molkwerum van de hand konden doen en echt helemaal permanent in de camper konden gaan wonen, maar nadat twee van onze vrienden afzonderlijk van elkaar aanboden als postadres te fungeren, is daar definitief een einde aan gekomen. Hun aanbod was voor ons de aanleiding om nog eens dieper in deze materie te duiken. Direct bij de verzekeringsmaatschappij liep het al mis. Op één maatschappij na ziet men van verzekering af en die ene die wel wil, zegt de jaarlijkse bijdrage met 25 procent te zullen verhogen en de mogelijkheid tot repatriëring en pech onderweg te laten vervallen. En dat is nog maar het begin van de problemen waar we tegenaan lopen.

De andere optie is het huisje in Molkwerum te behouden, maar dan wel in een beetje meer opgeknapte staat, en dus lassen we een reispauze in. Om te beginnen gooien we de indeling om. Bed in de woonkamer en atelier in de voormalige slaapkamer, wat een veel opgeruimder beeld oplevert. Voorts aan de slag met muren witten, vloeren deels in de betonverf zetten en deels met laminaat bedekken. En raad eens: we worden er helemaal blij van! Wat overigens niet wil zeggen dat het camperen in deze periode finaal op een zijspoor staat. Behalve een paar overnachtingen in Gouda en Lekkum voor bezoek aan familie en vrienden, brengen we twee nachten door in Burgum. Dit vanwege een expositie die ik daar samen met Art Connection inricht bij Ouderenzorg Berchhiem. De camperplaats ligt aan het prinses Margrietkanaal, dat van Lemmer naar Delfzijl loopt, hoewel na Bergum de naam verandert in Van Starkenborghkanaal. Dit traject is een van de drukste en belangrijkste van Nederland en we zien dan ook heel grote boten voorbij varen, onder andere de 'Antonie' die ik eerder in Groningen op de foto heb gezet.

Officieel is de camperplaats nog niet open maar we mogen al wel op het gravelterrein staan tegen gereduceerd tarief. Watervoorziening en stroom zouden gewoon moeten functioneren, zo werd ons eerder verteld; echter als we water proberen te tanken komt het er slechts druppelsgewijs uit. We bellen naar het telefoonnummer op het informatiehokje. Na een paar minuten verschijnt een bruinverbrande eigenaresse op de fiets. Zij en haar man zijn net terug van een paar maanden Spanje. Er blijkt een tweede sanizuil te zijn, nog dik ingepakt met houtwol en alufolie en bedekt met plastic zakken die bij elkaar worden gehouden door spinnenkoppen. Na de ontmanteling blijkt ook deze zuil er geen zin in te hebben. Ze vindt het erger dan wij en verontschuldigt zich meerdere keren dat net nu haar man weg is met de auto, maar dat hij aan het eind van de middag weer terug is. Ondertussen blijft haar bovenkamer doormalen hoe ze ons op korte termijn kan helpen totdat plotseling haar gezicht opklaart en ze zegt: "Ik weet het. Jullie kunnen met een gieter water halen uit de keuken in de loods."

Ze ontgrendelt de grote zware deuren, waarna we binnen mogen komen. De keuken is boven maar voordat we daar arriveren, zijn we zeker een uur verder. Eerst moeten we langs een oud militair vrachtvoertuig waarop haar man een rode kraan heeft gemonteerd. Erachter staat een Concorde, hun huis op wielen en net een slag groter dan dat van ons. Het is duidelijk de trots en ze laat hem dan ook graag van binnen bekijken waar we alle in-en-outs krijgen te zien.

En dan is het eindelijk de beurt aan de waterkraan boven in de keuken. Als we de trap ernaartoe hebben genomen, zien we ook daar iets aparts: een complete stuurhut behorend bij een Rotterdamse boot bevaren door haar schoonvader. De eraan gekoppelde verhalen zijn even interessant als pikant en maken het tijdelijke watergemis meer dan goed. Want water halen met de gieter wordt 'm niet; daarvoor is de afstand tussen gootsteen en kraan te klein. Als je nu denkt, dat daarmee de mogelijkheden voor de vrouw zijn uitgeput, heb je het mis. Er popt een nieuw voorstel op: de waterkoker. We schieten beiden in de lach en de vrouw doet hartelijk mee.

Eenmaal weer buiten komt een blij lachende man resoluut het erf opgewandeld. Hij groet ons vriendelijk. Ik denk dat het een bekende is en vraag me af waar hij naartoe loopt. Hetzelfde speelt iets later door het hoofd van de vrouw die ineens bedenkt dat hij misschien een kleine boodschap heeft te brengen. Met grote stappen loopt ze in de richting waar hij naartoe is gegaan en waar ze hem inderdaad met open gulp achter de heg aantreft.

Na dit akkefietje gaan we ieder ons weg en wachten wij in de camper het bezoek van de campereigenaar af die net zo'n smakelijke verteller blijkt te zijn als zijn vrouw. Ondertussen vechten twee mannetjes fazanten om een vrouwtje, gieren twee kartende jongens om het ernaast gelegen gebouw en pruttelt een klein bootje door het kanaal. Al met al een heel gezellige zondagmiddag die uiteindelijk met een volle watertank wordt afgesloten. Een zondag met een korte waterpauze in een wat langer durende reispauze.

Commentaren: 1
  • #1

    Roel Berger. (zondag, 20 maart 2022 12:05)

    Noemen we dit onthaasten? Veel plezier met wat jullie doen.

84. Gouden sterren

Bij elkaar is het vanaf de camperplaats ongeveer zeven kilometer fietsen naar het centrum van de Elzasser hoofdstad Straatsburg. De stad is vooral bekend, omdat de zetel van de Raad van Europa en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens er zijn gevestigd. Verder is het een universiteitsstad met in 1770 en 1771 de Duitse dichter Johann Wolfgang Goethe als bekendste student.

Voor ons wordt de stadstrip een korte verkenningstocht met nieuwsgierigheid als onderliggende reden. Net als de lezers van het net uitgekomen 'SLOW LIVING deel 1, van huis naar camper' mijn boek eerder hebben gezien dan ik, zijn het niet wij maar mijn schilderijen die jaren geleden Straatsburg als eerste hebben gezien. En ja, in tegenstelling tot de lezers zijn de schilderijen heel wat minder mededeelzaam. De hoogste tijd dus om er samen met Rienk een bezoek te brengen. Bij aankomst komen we gelijk terecht op een brocantemarkt. Er staan en liggen veel mooie dingen waarvan we er direct enkele zouden hebben aangeschaft in de tijd dat we nog met onze woning en galerie in het voormalige bankgebouw in Koudum zaten, maar waar in ons ienie miene huisje in Molkwerum absoluut geen plek voor is. Een van de consequenties van ontspullen, behorend bij de nieuwe leefwijze slow living. Desalniettemin heel leuk om al dat moois te bekijken.

Vanaf de brocante trekken we dieper het oudste deel van de stad in: 'la Petite France', waar de rivier de Ill zich in tweeën splitst. Het is tevens het meest toeristische deel met een mengelmoes van typisch Duitse en Franse bouwwerken. Als vanzelf worden we naar de kathedraal getrokken, waarvan de 142 meter hoge torenspits hoog boven de omliggende gebouwen uit torent. Het betreden van de 332 treden van de wenteltrap naar het platform moet een prachtig uitzicht opleveren. Het in 1439 voltooide en langste gebouw ter wereld staat bovendien op de lijst van UNESCO-werelderfgoed. Omdat het van oorsprong een kloostervestiging was spreekt men ook wel over de 'Strassburger Münster'. Het is in ieder geval op de Notre Dame in Parijs na de meest bezochte kathedraal in Frankrijk en daardoor de parel van Straatsburg. Op de gevel zijn honderd beeldhouwwerken aangebracht, gemaakt van roze zandsteen afkomstig uit de Vogezen, waarbij de kleur steeds verandert, afhankelijk van de uren. Tegenover de kathedraal ligt het Palais Rohan, een historisch monument en museumgebouw. Aan de voorzijde ligt dit 18e-eeuwse gebouw aan de Ill, waar tussen rijen knoestige bomen een oeroud bomenexemplaar uit 1812 staat.

Straatsburg is qua bouw een stad van contrasten. Je treft er niet alleen Duits en Frans uitziende huizen aan, maar er er is ook een verschil tussen oude en moderne gebouwen. Van 'la Petite France' fietsen we naar de andere kant van de stad. Op naar het ronde glazen gebouw van het Europees Parlement, waarmee ik in zekere zin ook een connectie heb. Toen Leeuwarden in 2018 hoofdstad van Europa was, had ik meerdere tentoonstellingen in de provincie Friesland met mijn project 'Friesland in Europa', bestaande uit ruim vijftig schilderijen en gedichten. Op de een of andere manier integreert die samenwerking van verschillende landen me. In 2012 was ik met onze zoon in Frankfurt, waar we bij het hoofdkantoor van de Europese Centrale Bank waren met daarvoor het grote blauwe euroteken omringd door twaalf gouden sterren. Het leverde een schilderij van behoorlijk formaat op. Nu in Straatsburg zie ik diezelfde sterren terug, op de grond niet ver van het Europees Parlement. Deze keer niet in het goud maar in blauw, hoewel de verf al behoorlijk is begonnen af te bladderen en ze meer roze van kleur zijn. En ook met het glazen gebouw schijnt iets aan de hand te zijn; het staat voor een groot deel in de steigers.

En daarmee sluiten we na maanden aaneengesloten op pad te zijn geweest voorlopig even ons leven in de camper af. Wat rest is een stop in Ladenburg, waar het Carl Benz Museum is gesloten, en een stop in Paffendorf, waar het kasteel is gesloten; en wij dus wegens de sluitingen eerder dan gepland in Nederland arriveren, waar de mondkapjesplicht inmiddels is opgeheven. Het is op de zaterdag van carnaval en twee dagen na het begin van de Russische oorlog dat wij aankomen in een zonnig Molkwerum. Hoe tegenstrijdig kan het zijn? We maken plannen om onze vaste basis een beetje op te knappen. Na de snelle verhuizing vanuit St.-Annaparochie hebben we nog niets gedaan, omdat de reis binnen Europa lokte. Al die tijd gingen we onder de gouden sterren; symbolen voor de idealen van eenheid, solidariteit en harmonie tussen volkeren binnen Europa. Het zou ronduit verschrikkelijk zijn als ze aan Poetins aandacht ontsnappen. 

Commentaren: 1
  • #1

    Roel Berger (zondag, 06 maart 2022 10:03)

    Ontspullen heb ik 2 jaar geleden gedaan toen ik van een gezinswoning naar een klein appartement ging. En ook bijna alles vernieuwd, het was een verademing en het gaf rust in het hoofd. Als ik de naam Straatsburg zie denk ik altijd aan de enorme verspilling die in dat EP gebeurt, het wekt bij mij weerzin op. Het word komende week weer warmer en ik verlang er naar om weer met de scooter er op uit te trekken. Prettige dag nog.

83. Verbondenheid

Met de stop in Oppenau die uitloopt tot een volledige week, zou je de zoektocht naar een gasfles bijna vergeten. Het is dat we na het bezoek aan de Allerheiligen waterval nog even een stuk verder omhoog rijden, waardoor we in een skigebied terechtkomen en Rienk op een wegwijzer de naam ziet van het 'gasplaatsje'. En ja hoor, daar is het dealerschap nog niet opgeheven en kunnen we weer geheel gevuld terug naar Oppenau, waar we het uitstekend naar ons zin hebben en ik mijn werk op de laptop voortzet: een compilatie van 6500 foto's van het afgelopen jaar.

Ondertussen krijgen we van de stormen en orkanen in Nederland telkens een klein staartje mee. Een uurtje harde wind met regen, hagel, sneeuw en een slag onweer. Niets om over wakker te liggen, maar wel dusdanig slecht dat we er de rit naar Straatsburg een paar dagen voor uitstellen. De ingezette temperatuurdaling duurt voort en er ligt zelfs alweer een dun laagje sneeuw beneden in het dal. Tijdens een van de stormachtige nachten belanden de - vanwege de in modderachtige substantie verkerende staat van het camperveld - buiten de camper geparkeerde crocs in een greppel, waar ze in een klein laagje ijswater blijven drijven. Met behulp van de stok van een gecombineerde wasborstel en ijskrabber lukt het me ze te bevrijden. Ze worden beloond met een staanplaatsje op de binnentree.

En dan is het eindelijk zover. Wat we in het begin vanuit Nederland bij België en Duitsland deden en later vanuit Duitsland bij Zwitserland, doen we nu bij Frankrijk: even met de fiets over de grens piepen. Daarvoor parkeren we ons huisje in het Duitse Kehl aan de Rijn die de natuurlijke grens met Frankrijk vormt. Aan de overzijde ligt Straatsburg. Door de nabijheid van die stad is het Frans een gebruikelijke taal in Kehl die je veel op straat hoort. Dit is niet de enige connectie met Frankrijk. Een groot deel van Kehl heeft namelijk veel weg van een banlieue, een troosteloze buitenwijk van Straatsburg waar de criminaliteit hoog is, althans als we de man mogen geloven die we bij een supermarkt tegenkomen. Hij wijst met verbazing naar onze e-bikes. "Dat jullie niet bang zijn dat ze worden gestolen. Ik ben een fervent wielrenner, maar mijn mooie fiets laat ik thuis in Straatsburg. Als ik naar Kehl ga, ga ik op dit exemplaar." Toch is de man blijkbaar van mening dat ook het oude rijwiel interessant genoeg is om mee te nemen, want terwijl hij met ons staat te praten, haalt hij een groot hangslot door zijn achterwiel waarmee hij de fiets vastzet aan een paal. Wij vragen ons af of het echt zo'n vaart zal lopen, maar zien dan op het parkeerterrein een paar personenauto's, waarop een grote kras loopt van voor naar achter, dwars over beide portieren, alsof iemand er met een scherp mes is langsgelopen. En ook later op de camperplaats loopt een onguur personage met snor in een lichtblauw zomerjack en een pet op het hoofd zeker een uur te ijsberen. Hij sjouwt een grote tas mee die hij neerzet om te plassen tegen de schutting, waarna hij geluidloos verdwijnt.

Enfin, wij laten ons humeur er niet door bederven en fietsen de volgende morgen in een lekker zonnetje over de 387 meter lange voetgangers- en fietsbrug 'Passerelle des Deux Rives' met in het midden een platform van 100 vierkante meter waar je op houten bankjes kunt zitten. Een constructie die uitnodigt tot verbondenheid. De brug is ontworpen door de Parijse architect Marc Mimram en bedoeld als het middelpunt van de grensoverschrijdende parken tussen de steden Straatsburg en Kehl, met in de verte aan de ene kant de Vogezen en de andere kant het Zwarte Woud. En net zoals Kehl onderhevig is aan Franse invloeden, kent Straatsburg Duitse kenmerken zoals bij veel gebouwen is terug te zien. Bovendien draagt een aantal straten namen met een Duitse klank. Ook wordt hier het meeste bier van Frankrijk gebrouwen, zijn ze er dol op knakworsten en eten zuurkool. En eigenlijk is dat helemaal niet zo vreemd als je weet dat de stad diverse malen van Duitse naar Franse handen is overgegaan, totdat Straatsburg na de Tweede Wereldoorlog het symbool werd van de samenwerking tussen beide landen en van die binnen Europa. Over verbondenheid gesproken...

Ondanks de verbindende factoren kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat Straatsburg veel stadser en frivoler is en in meerdere opzichten rijker dan Kehl. Aan de staalblauwe hemel zie ik 's middags een wolkje oppoppen aan de Duitse kant in de vorm van een zeer laag vliegende donkerblauwe politiehelikopter en twee agenten aan het einde van de brug met achter hen een geparkeerde politiewagen. Ook in het centrum zijn meerdere politieauto's op de baan of staan langs de kant van de weg geparkeerd, totdat in de avond ineens een rij blauwe zwaailichten met sirenes voorbijsnelt. Ondertussen loopt over de camperplaats opnieuw de besnorde man met pet in lichtblauw jack te ijsberen.Of hij zijn big shopper bij zich heeft, kan ik niet zien. Ik heb in ieder geval niet de indruk dat hij zich verbonden voelt met het aan de overkant van de Rijn liggende Straatsburg.

82. waterballet

Nu het gas bijna op is, moeten we op gasflessentocht. We hebben twee adressen van dealers langs de route naar Triberg, waar Duitslands hoogste watervallen en grootste koekoeksklok zijn. Maar bij alle twee de verkooppunten halen we nul op het request. Omdat de daarop volgende dealer meer dan honderd kilometer verderop ligt, besluiten we eerst in Nussbach te overnachten. Daar is een camperplaats zonder voorzieningen dicht bij Triberg, naast een doorgaande weg en een handvol huizen. Samengeperst tussen twee bergen ligt het camperterrein waar slechts een eenzame vuilnisbak is te bekennen. We zijn omgeven door sneeuw en ijs, terwijl de regen met bakken uit de hemel valt. Een wandeltocht is onmogelijk; daarvoor zijn de wandelpaden veel te glad. Er zit niets anders op dan vanachter de bedruppelde raampjes te genieten van het uitzicht, want dat is adembenemend mooi.

De middag en nacht komen we lekker warm door, maar voor nog een etmaal hebben we echt te weinig gas. Omdat we geen zin hebben in weer een lange rit door de koude bergen, zoeken we op internet naar een camperplaats met een goede en tegelijk geen geldmunten slurpende stroomvoorziening. In Oppenau vinden we er zo één. De weg ernaartoe wordt een duizelingwekkende mooie tocht door het Zwarte Woud, langs veel houtzagerijen, dwars door dalen met dorpen vol opgehangen slingers, en dan weer verder over meanderende weggetjes en smalle passen met mist, sneeuw en regen. De Tribergse watervallen en koekoeksklok bewaren we voor een moment met beter weer. Nu hebben we een missie te voltooien: een warm plekje voor de komende nacht.

De overal met slingers versierde dorpen duiden op het naderende carnaval. Nog een goede week te gaan, voordat het feestgedruis losbarst. Ook in Oppenau viert de carnavalsversiering hoogtij. Manshoge stoffen poppen hangen in bomen, en aan gevels en bruggen. Ze zijn werkelijk overal, ook in etalages, en op bankjes en stoelen in wachtruimtes en dan zijn er natuurlijk ook nog de half ontmantelde Kerstbomen vol ballonnen en maskers. Oppenau ligt in een prachtige omgeving met beken en beekjes en watervalletjes, maar is momenteel ook een gebied met soppige paden in een nimmer ophoudende regenval, waardoor ons verblijf veel weg heeft van een waterballet. Het weerhoudt de plaatselijke jeugd er overigens niet van een balletje te trappen op het voetbalveld tegenover de camperplaats.

Via een wandelpad langs de wild stromende Lierbach belanden we tussen de buien door lopend in het centrum, waar we de Pfarrkirche St. Johannes Baptist bezoeken. Deze parochiekerk is gebouwd in 1826 en 1827 in de klassieke stijl met een interieur vrij recht toe recht aan. Terug nemen we het bovenpad, waarmee we een mooi overzicht hebben op de gekleurde huizen. Bij het invallen van de schemer wordt het pas echt knus wanneer de lampjes in de huizen naast en boven ons aangaan, want ja, in de bergen zijn de huizen op meerdere etages gebouwd wat een geborgen gevoel geeft. Bij het eten koken, kijk ik neer op een man die met een groene schop meerdere rode afwasteiltjes vol zand wegschept van een berg op de ernaast gelegen gemeenteplaats opzij van de camper. Hij kijkt schielijk om zich heen of niemand hem ziet en heeft niet in de gaten dat ik hem vanachter het fornuis haarscherp in de peiling heb. Mag hij al op het idee komen om omhoog te kijken, dan nog zal hij mijn gezicht niet zien, want de raampjes zijn op zithoogte afgestemd, zodat wanneer je staat vanaf buiten alleen het middenstuk van het lijf zichtbaar is.

Het mooie van deze camperplaats - behalve dat hij gratis is en je slechts drie euro per etmaal kwijt bent aan stroom – is dat hij aan de rand van het Nationaal Park ligt, en ongeveer zeven kilometer vanaf de Allerheiligen waterval en een kloosterruïne. We zitten twee regendagen uit, voordat we aan dit uitstapje beginnen. Hoewel de zon dan niet schijnt, is het in het dal vijftien graden. Het voelt en hoort als voorjaar, want die ochtend word ik gewekt door vogelgezang.

Je kunt de wandeling vanaf twee kanten maken: vanaf de ruïne naar beneden langs de watervallen of van de watervallen omhoog naar de ruïne. Wij kiezen voor het laatste. Bij aankomst hebben we de bijbehorende parkeerplaats voor ons alleen. Later lees ik dat de meeste bezoekers voor de afdaling kiezen. Het lijkt ons minder mooi en die overtuiging houden we al wandelend en klimmend vast, want een klim is het. Via paden en trappen - meer dan 200 treden bij elkaar en meer dan 100 meter hoogte overbruggend - treffen we aan het einde van de route alweer plakaten ijs en sneeuw aan. Ondertussen stort het water met wild geraas neer via meerdere treden in de kloof op weg naar het beneden gelegen Lierbachtal. In het oorverdovende kabaal maken we via diverse bruggetjes de oversteek over dit ontzagwekkende natuurgeweld, af en toe met verstuivende waterdruppels op de jas. We zijn hier meer water dan ooit. Je ziet, hoort, voelt en proeft de kracht van het water. Alle zintuigen doen mee, want in de nauwe kloof waar het water zich tussendoor wurmt, ruik je ook het vocht. Bomen, struiken, afgevallen takken en ontwortelde boomstammen, evenals rotsen, zijn bekleed met een dikke laag mos die fluoriserend oplicht tussen het verder nog dorre hout. Onnodig te vertellen dat het hier om een indrukkende trip gaat met als verrassend eindpunt de gotische12de eeuwse kloosterruïne. Het restant van een kerkelijk gebouw, dat zich al glibberend op sneeuw- en ijsresten staande houdt; bevroren in de tijd en het waterballet bedwongen.

Commentaren: 0

81.GRENZEN EN DOUCHES

Grenzen zijn er om overheen te gaan, zeggen ze wel eens, hoewel dat natuurlijk niet opgaat als ze van seksuele aard zijn en tegen iemands zin, zoals je nu zo vaak hoort. Het kan ook zo zijn dat het overschrijden van grenzen onbedoeld gebeurt, bijvoorbeeld omdat de navigatie een verkeerde locatie aanwijst zoals bij ons tijdens het zoeken naar een 'Entsorgungsplatz', zoals de Duitsers een plek noemen waar je je van het vuile water en toiletinhoud kunt ontdoen. Zo komen we ineens oog in oog te staan met twee bewakers van brouwerij Fürstenberg op wiens terrein een sanizuil met loosfaciliteiten staat te blinken. Tot zover heeft ons navigatiesysteem gelijk, het had alleen vergeten te vertellen dat de voorzieningen zich op privéterrein bevinden. Gelukkig staat er aan de andere kant van Donaueschingen nog een ander exemplaar op openbaar terrein, dus wat ons betreft is er weinig aan de hand, en ook de bewakers blijken het licht op te nemen.

Helemaal 'ontzorgd' rijden we richting Zwitserland, waar we in het plaatsje Stühlingen de camper neerzetten op een parkeerterrein behorend bij supermarkt Norma. Zwitserland ligt aan de overkant van de weg. Op de fiets passeren we de officiële grensovergang bij Schleitheim, waar vandaan we op een mooie weg - hoog boven en parallel aan de autoweg - naar de kern van dit dorp rijden. We komen langs een klein kerkje, omgeven door druivenvelden, waar we even uitstappen om de binnenkant te verkennen. Verder is het landschap grijs, grauw en beige, want gek genoeg ligt er geen vlokje sneeuw.

Schleitheim is een klein dorp en zo heel anders dan de plaatsjes in Duitsland. Het ruikt er ook anders, naar de boerderij. Vakwerkhuisjes met achterstallig onderhoud en houten stallen leunen gemoedelijk tegen elkaar aan, met in de voortuin de landbouwwerktuigen. Langs de rivier de Wurtach, half boven het water hangend, vind je de kippenhokken; eveneens van hout. Winkeltjes zijn er nauwelijks te bekennen. Een frisse blikvanger vormt de witte Dorpskerk, waar het interieur even puur is als het karakter van het dorp en bovendien verrassend eenvoudig na de vele barokke kerken die we de afgelopen tijd van binnen hebben bekeken. Zachte pastelkleuren verdwijnen er op de achtergrond wanneer de zon door de glas-in-loodramen schijnt. Een gloed van voornamelijk rood, geel en blauw vult de ruimte, zowel beneden als boven. Ook op de vide staan kerkbanken met op de kopse kant het orgel. Je strijkt er voor je plezier even neer.

Eenmaal weer in Duitsland pikken we gelijk even het centrum van Stühlingen mee, op zoek naar een kop koffie en chocolademelk met wat lekkers erbij, want zoiets kent Schleitheim niet. Op een gevel zie ik een groot bord met de aankondiging van een café, bakker en Konditorei in één. Ernaartoe is het nog een stukje fietsen vanaf de winkelstraat, maar dan heb je ook wat. Althans dat denken we tot en met het afrekenen van onze bestelling. Daarna, als we ons naar het zitgedeelte begeven, blijkt dat we in het restaurant van een bejaardentehuis zijn beland met veel boeken, hoge stoelen en mensen van meer dan een gemiddelde leeftijd. Op de tafeltjes liggen uitgevouwen papieren servetjes met carnaval opdruk en ook in de rest van de ruimte hangen vrolijke poppetjes, clowns en slingers. Naast mijn kop chocolademelk ligt een van sisaltouw geknoopt hartje met een rood strikje, waarvan er meerdere exemplaren in de Kerstboom hangen, want ja, in Duitsland moeten Kerstbomen een lange adem hebben. Ver voor de Advent zijn ze op elke mogelijk te verzinnen plek aanwezig, of dat nu binnen of buiten is. Tot na Drie Koningen blijven ze opgesierd met traditionele Kerstversiering, waarna rond eind januari/begin februari de onderste takken eraf worden gehaald en de Kerstversiering plaats maakt voor felgekleurde maskers, ballonnen en slingers; de laatste het liefst samengesteld uit repen stof die overigens ook van gevel tot gevel over de straten worden gespannen.

Na het bezoek aan de bejaardensoos gaan de fietsen in de garage en rijden we naar de camperplaats naast het historische treinstation in Blumberg-Zollhaus, waarbij we onder twee viaductbruggen doorrijden met de boog aan de onderkant, waardoor het lijkt of ze op de kop hangen. Met het zicht op het oude station en de nostalgische treinwagons lees ik met plezier het bericht van een vriendin die bezig is in mijn net uitgekomen boek 'SLOW LIVING - deel 1' vol reisverslagen van het afgelopen jaar. Ze leest het boek naast de computer, zodat ze de locaties kan opzoeken en aantekeningen maken van plaatsen die ook zij wil gaan bezoeken. Zo wil ze zeker naar Oirschot waar 300 bezienswaardigheden zijn, naar fort Everdingen en museum Cruquius en ook naar de Michaëlskerk in Oosterland, opgetrokken in tufsteen. Maar als allereerste wil ze naar onze vaste standplaats Molkwerum, het Venetië van het noorden. En zo krijg ik een leesverslag van mijn eigen verslagen te lezen, dat overigens een aanvulling is op de fotoreportage die er een dag eerder aan voorafging met foto's van de plaatsen waar het boek door mijn vriendin wordt gelezen. Het schijnt zich overal thuis te voelen. Leuk en origineel om na onze grensoverschrijdende tocht zo te worden getrakteerd op een warme douche; helaas in de nacht wel opgevolgd door een koude douche. Dat gebeurt wanneer de lege gasfles door een domme bedieningsfout niet automatisch is overgeschakeld op de volle. Jammer, want we hadden er een grenzeloos vertrouwen in dat dit altijd zou lukken.

Commentaren: 0

80. WISPELTURIG EN MISLEIDEND

Het is al bijna vijftig jaar geleden dat ik er met mijn ouders ben geweest en hoewel ik er geen bijzondere herinnering aan heb, willen we Rottweil toch even aandoen; gewoon omdat het kan en we er langsrijden. De camperplaats ter plekke doet ons hart echter niet sneller kloppen, zeker niet als we zien dat het bijna twee kilometer lopen is naar het centrum. Dan wordt het tijd om een afweging te maken of hetgeen de stad te bieden heeft ook werkelijk de moeite waard is. Na internet te hebben geraadpleegd, komen we tot de conclusie dat dit voor ons niet het geval is.

Gelukkig zijn we vanochtend vroeg vertrokken, of liever gezegd vroeg verjaagd. De ijskoningin had 's nachts weer onbarmhartig toegeslagen, zodat het enkel ijs, mist, regen en sneeuw om en op ons huisje was. Zelfs met de kachel op de hoogste stand was het moeilijk om de kou binnen de baas te blijven. Buiten was het pad naar de doorgaande weg boven de koudeput waar wij bivakkeerden totaal weggevaagd, zodat ik voor de camper uitlopend Rienk de goede kant moest wijzen zodat hij mij al slippend kon volgen. Op de openbare weg was het weliswaar een stuk begaanbaarder, maar echt lekker rijden was het zeker niet. De weersomstandigheden waren kennelijk te hevig geweest om de gladheid door de winterdienst teniet te laten doen. Maar na elke tunnel gloort licht, zo ook deze keer en wel na een kilometer of tien toen de weg ineens grijs en droog werd - alsof er een knop was omgezet, zodat het restant van de route naar Rottweil een peulenschilletje werd.

Enfin, Rottweil wordt het niet. We zetten koers naar Triberg, waar de hoogste watervallen van Duitsland zich moeten bevinden. Op weg ernaartoe zie ik op de borden 'Donaueschingen' staan, een plaats waarvan ik dacht dat die een stuk verder van Rottweil af ligt. "Zullen we daarnaar toegaan; dan pikken we de Donaubron ook nog mee?", vraag ik aan de altijd flexibele Rienk, die zonder maar een ogenblik na te denken, antwoordt: "Ja, waarom niet? Als er een leuke camperplaats is..." Mijn smartphone geeft die inderdaad aan en zo is de routewijziging opnieuw binnen een minuut beklonken.

De camperplaats in Donaueschingen ligt naast een park tussen een atletiekbaan en een hondentrainingscentrum in. Hoewel er in de reviews wordt geklaagd over hondengeblaf in de morgenstond, laat zich de volgende ochtend geen hond horen. Wel word ik wakker van het afschieten van rotjes. Als ik het gordijntje oprol, zie ik naast ons de snelstromende Breg, waarvan Rienk eerst nog dacht dat het de Donau was, terwijl de Breg juist - gezamenlijk met de Brigach - samenvloeit in de Donaubach. Deze laatste ontspringt in het centrum van Donaueschingen en wordt door sommigen gezien als het begin van de Donau. In werkelijkheid worden de Breg, Brigach en Donaubach pas 1,4 km ten oosten van deze plaats de Donau; een rivier die vanaf de Duitse stad Kelheim - even voor Regensburg - bevaarbaar wordt. In aanmerking genomen dat de Donau in het Zwarte Woud ontspringt en uitmondt in de Zwarte Zee is de bijnaam Zwarte Rivier door de Duitsers nog niet zo gek gevonden. Met 2829 kilometer lengte is het de langste rivier binnen de Europese Unie en ook de enige grote rivier die in oostelijke richting stroomt.

In tegenstelling tot andere rivieren worden de kilometers van de Donau stroomopwaarts geteld: het officiële nulpunt is de vuurtoren van Sulina aan de Zwarte Zeekust. 

Ik besef dat we eigenlijk wel een beetje worden beetgenomen met de Donaubron als toeristische attractie. Het water mag hier wel met zo'n honderd liter per seconde uit de grond borrelen, maar daarmee is het dus nog niet het begin van de Donau. Maar ach, het is een mooie gedachte op een mooi vormgegeven locatie en of hier nu wel of niet de oorsprong van de Donau te vinden is, de stad is in ieder geval prachtig. In de achttiende eeuw werd er veel in barokstijl gebouwd en na een stadsbrand in 1908 kwamen er jugendstil-huizen bij. Ook het Museum Art.Plus met hedendaagse kunst, is een bezoek waard. Weer zijn we de enige bezoekers; we lijken er een patent op te hebben.

Om nog even terug te komen op de misleiding rond de Donau: er is meer, want wie wordt er niet door de bekende wals 'An der schönen blauen Donau' van Johann Strauss jr. op het verkeerde been gezet door te denken dat deze eer een Oostenrijkse rivier toekomt, terwijl de bron locatie toch echt in Duitsland ligt, op nog geen 25 kilometer van Zwitserland af. Vind je het gek dat we er wispelturig van worden. Deze ontdekking vraagt gewoon om weer een routewijziging. Zo dicht bij een grens en er niet even overheen gaan, kan gewoon niet. Misschien dat we later nog eens naar Oostenrijk gaan, al is het alleen maar om te kijken of we erachter kunnen komen waarom ze de Donau blauw noemen en niet zwart, zoals de Duitsers doen. Maar voorlopig wispelturigheid genoeg en beperken we ons tot een Zwitsers uitstapje.

Commentaren: 0

79. ZON EN IJS

We staan in Tuttlingen aan de Donau met het centrum om de hoek. Hoewel de camperplaats aan de rand van het park anders doet vermoeden, valt het stadje een beetje tegen. Eigenlijk bestaat het uit één lange winkelstraat met aan weerskanten saaie gebouwen. Het enige dat er uitspringt zijn een paar beelden bij het Rathaus, het Rathaus zelf en de Evangelische Stadtkirche die na aan de deur te hebben gevoeld, gesloten blijkt te zijn.

Nee, voor de pracht en de praal moet je hier echt in de natuur zijn, zoals op de stille, kronkelige weg naar het op 800 meter hoogte gelegen Obernheim, waar de sneeuw in grote hopen aan de zijkanten ligt. Eigenlijk hadden we juist voor deze omgeving gekozen en niet voor de Alpenroute, omdat we dachten dat het hier met de sneeuw en hoogte wel zou meevallen, maar de waarheid is anders. Met dit huisje op wielen zijn we nog niet zo winters en bergachtig op pad geweest. Meerdere passen moeten worden bedwongen om telkens opnieuw te kunnen genieten van uitgestrekte plateaus met magnifiek weidse uitzichten en telkens daarna de afdaling naar lieflijke dorpjes met smalle straatjes.

Ook Obernheim is een schattig plaatsje, waar ik me er al doorheen rijdend in een dorpje in het Italiaanse Süd-Tirol waan. Helemaal wanneer ik uitstap om brood te halen bij de plaatselijke kruidenier 'Gut und Nah', waar het weinige personeel dat er werkt op elke afdeling een andere pet op heeft. Zo word ik door een en dezelfde struise vrouw eerst op de broodafdeling en later bij de kassa geholpen. Het kasregister staat naast een houten bak met een zeer snel lopende band van niet meer dan 1 meter lengte. Van zulke dingen kan ik echt genieten.

Obernheim ligt in het meest zuidwestelijke deel van de Zwabische Jura in het natuurpark Boven-Donau. Niet ver hier vandaan ontspringt de rivier de Donau. Het stadscentrum ligt ongeveer 900 meter boven de zeespiegel. Een poos geleden zijn hier meerdere nederzettingsresten gevonden; de oudste uit 1200 v. Chr. In december 2020 verwierf het plaatsje landelijke bekendheid vanwege een 4,5 kilometer lange kerstwandelroute langs meer dan zestig verschillende zogeheten Kerststations die tijdens de coronapandemie op initiatief van de lokale bevolking werd uitgezet.

Vanaf de camperplaats lopen we rechtstreeks naar het stuwmeer, via een klein paadje omhoog. Het meer is omgeven door bossen en er liggen veel omgezaagde boomstammen te wachten op transport. We doen een rondje meer. Op slechts een klein stukje water - daar waar de diverse beekjes instromen - ligt geen ijs. Met de zon erbij voelt het warm aan. Na de wandeling pakken we dan ook de tuinstoelen erbij en kunnen zeker tot drie uur 's middags buiten zitten. Een vrouw met twee grote honden komt voorbij. We raken met haar aan de praat. Ze komt uit een iets verderop geparkeerde camper, waarin ze sinds drie jaar permanent woont. Haar ouders in Stuttgart vangen haar post op. Als we de ochtend erop uit het raam kijken, is ze weg, op naar de volgende bestemming. Wellicht is het haar te koud geworden, want hoewel de zon nog steeds een beetje schijnt, staat er nu ook een straffe wind. We besluiten naar de zonnige kant van de bergen te lopen, even weg van de ijsplaat waarop we staan en de sneeuw om ons heen. We gaan door het wit uitgeslagen dorp Oberdigisheim. In de verte ligt een ander dorp in de vallei, zonnig en groen. Het lijkt een scene uit een sprookje: aan de ene kant woont de goede en goedgemutste zonnekoningin en aan de andere kant de boze en slechte ijskoningin. Onderweg passeren we een oude dame met nordic walking-stokken. Ze gaat niet zo snel als wij. Bij het inhalen spreekt ze ons met een krakerige stem aan in een onverstaanbaar dialect. Je zou bijna denken dat ze daar in levende lijve voor ons staat: de ijskoningin, maar het is slechts een oude dame van negentig die direct overschakelt op Duits. Ze vertelt dat ze alleen in een huis woont, zelf kookt en de huishouding doet. Dat is niet mis op die leeftijd, maar misschien is het wel zo dat in Oberdigisheim niet alleen de huizen, de straten en het landschap zijn bevroren, maar ook de menselijke jaren waardoor haar leeftijd aanzienlijk lager ligt dan de negentig jaren die zij zegt te zijn.

Commentaren: 0

78. Met dank aan Erwin Hymer

De avond is bijna gevallen en wij gaan er een klein feestje van maken. In opmars naar de tentoonstelling in het Erwin-Hymer-Museum luiden we ons uitje in met een lekker etentje in het museumrestaurant. We zijn de enigen in de grote zaal, maar het etentje is er niet minder om, of wellicht zelfs wel iets beter. Wie zal het zeggen? We zijn om 18.00 uur uitgegeten en willen een kaartje kopen voor de museumbezichtiging. Maar dat gaat zomaar niet. Hoewel het gebouw al vanaf 10.00 uur 's morgens open is en er helemaal niemand is te bekennen, moeten we een uur wachten totdat we erin mogen. "De avondopenstelling loopt van 19.00 tot 21.00 uur", zegt de mevrouw achter het loket.

Een beetje flauw; maar goed, regels zijn regels en wij zitten de voorgeschreven tijd in de camper uit. En dat wachten doen we niet voor niets, zo blijkt later, want de tentoonstelling is werkelijk verrassend. We komen terecht in het verhaal van het mobiel reizen, gezien vanuit het perspectief van de reiziger. Er is een route uitgezet met (sta)caravans, auto's motorfietsen en campers uit het verleden tot in de toekomst; van klein tot groot, waarvan sommige bizar en zeldzaam. Vooral aan de interieurs is veel zorg besteed, mede vanwege de bijpassende accessoires. Verspreid over 6000 m2 kom je langs een parade van meer dan 80 oldtimers en historische recreatievoertuigen van over de hele wereld. Zonder te worden gestoord door andere bezoekers - we zijn echt de enigen!!! - kunnen we alles van alle kanten bekijken. Bovendien is de uitgezette route niet alleen een reis door de tijd maar gaat ook door de Alpen, Italië, India, de Oostzee, de woestijn, Noord-Amerika, het noorderlicht en de Atlantische Oceaan. Gedurende de tocht door de verschillende landschappen en culturen komen we vier punten tegen waar je foto's van jezelf kunt laten maken die later op één ansichtkaart worden afgedrukt zodat je die bijvoorbeeld kunt versturen naar het thuisfront. Helaas laat de printer het net vandaag afweten...

Het museum is geopend in 2011, twee jaar voor het overlijden van Erwin Hymer, de oprichter van caravan- en camperfabrikant Hymer. De collectie van de Erwin Hymer Foundation omvat ongeveer 250 voertuigen van een grote verscheidenheid aan bouwjaren en fabrikanten, waarvan de oudste uit 1850. De eerste Hymer-camper is de Caravano op basis van een Borgward B 611. Daar bestaan slechts drie voertuigen van, omdat Borgward kort daarna failliet ging. Een nieuwe variant volgde pas in 1971 met de serieproductie 'Hymermobil' op basis van Mercedes-Benz, het type waar wij nu ruim dertien maanden in wonen.

Na een paar dagen tussen de voertuigen en bijbehorende industrie te hebben gebivakkeerd, wordt het weer eens tijd voor iets idyllischers. Zo'n plekje vinden we in Ochsenhausen met aan de ene zijde een diep dal, waarin het centrum ligt en aan de andere zijde een gigantisch groot klooster van de voormalige Benediktijner Rijksabdij, dat veel weg heeft van een slot; zo groot is het. De eerste kloosterkerk werd in 1093 gewijd, terwijl de huidige kloosterkerk tussen 1489 en 1495 werd gebouwd. Met het later toegevoegde kloostergebouw, en weer later met de bibliotheekzaal en een extra kloosterzaal is het een enorm complex geworden. Ik zie zelfs stallen met paarden en buiten een enorme hooibak en trailers. Wellicht lopen er ook kippen en hanen rond, want zodra we ons hoofd om de hoek van de camperdeur hadden gestoken, horen we hanengekraai. Tegenwoordig doet de voormalige benedictijnenabdij dienst als Staatsacademie voor jonge muzikanten in de deelstaat Baden-Württemberg.

Het is een mooie zonnig dag tijdens onze verkenning van Ochsenhausen. We drinken voor het eerst koffie buiten op een terras. Nog wel een beetje koud, maar in de beschutting van een glazen scherm is het goed te doen. We kuieren door het niet al te enerverende centrum en nemen notie van het standbeeld van een os, waar Ochsenhauzen zijn naam aan te danken heeft.

Na een dag vol zon en staalblauwe luchten maar ook kou, gaan we naar een nacht, een dag en nog eens een nacht met storm, regen en nog meer kou, totdat we 's ochtends wakker worden in een witte wereld en we in verband met de weersomstandigheden alle voorgenomen plannen omgooien. We gaan niet naar Tuttlingen, maar terug naar Bad Wurzach, een locatie waar we eerder waren en waarvan we zeker weten dat er water en stroom is. Bovendien moeten we er nog een mooie natuurwandeling maken door het bos en moeras, waar we vorige keer door de verschrikkelijke sneeuwstorm niet aan toe kwamen. En zo heeft de natuur steeds weer iets nieuws voor ons in petto, zoals dit landschap dat we zonder ons huisje op wielen nooit zouden hebben gezien. Met dank aan Erwin Hymer.

Commentaren: 0

77. tentoonstellingen

Toen we op Kerstavond uit Molkwerum vertrokken, hadden we drie doelen voor ogen. Eén: de route van de Romantische Strasse afmaken, wat we inmiddels hebben gedaan. Twee: de Alpenroute rijden, wat we hebben geprobeerd maar tijdens het winterseizoen niet handig is gebleken. Drie: het Erwin-Hymer-Museum bezoeken. En dat laatste is wat we nu gaan doen.

Als we het buitengebied van Bad Waldsee binnenkomen, zien we alleen maar gebouwen met Hymer-reclame, zowel van kantoren, winkels als de fabriek. Het is echt een imperium, waarin we belanden. Op een heuvel ligt het verlichte museum in de vorm van een heel groot camperraam met ronde hoeken. Op het bijbehorende parkeerterrein met ruimte voor 600 auto's en campers overnachten we. We zijn de enigen, maar we slapen er niet minder om en ontwaken met een fel schijnend zonnetje. Eenmaal buiten voelt het zelfs voorjaarsachtig aan. Vanwege het mooie weer besluiten we het museum voor de avond te bewaren en overdag op de fiets naar het centrum van Bald Waldsee te gaan. Deze plaats wordt gekenmerkt door een unieke ligging tussen twee meren: de Stadtsee en de Schlosssee. Komend van de heuvel, rijden we recht op een van de meren af met de achterliggende huizen weerspiegelend in het water. We stappen af bij de Stiftskirche St. Peter. De tweelingtorens zijn het symbool van de stad. Dominikus Zimmermann, een naam die we al vaker in dit gebied zijn tegengekomen, was betrokken bij de barokke herinrichting van het interieur in 1765. Hij bouwde het hoofdaltaar, de koorbanken en de sacristiekast. Recht tegenover de kerk staat een prachtige fontein ter ere van voormalig inwoonster Elisabeth Achler, bekend als de gezegende Goede Beth, die in 1766 heilig werd verklaard.

Bad Waldsee bestaat uit zowel gotische als barokke gebouwen, waarvan de St. Peter Kirche dus tot de barok behoort. Het Rathaus daarentegen is gotisch. Dan komen we bij het aan de buitenkant mooist uitziende gebouw van de stad: de Ziekenhuiskerk uit 1300. De rijk versierde gevel is van de hand van H. Kolb die de voorstelling in 1885 heeft geschilderd en die alweer in 1978 is gerestaureerd. Het huis was niet alleen een ziekenhuis, maar ook een bejaardentehuis, weeshuis en ontmoetingsplaats voor bedelaars. Misschien is dit de verklaring voor het feit dat de binnenkant van de kerk uiterst sober is ingericht.

Verder een leuk carnavalweetje. Vijf Zwabisch-Alemannische originele maskertypes bepalen het beeld van de stad: Federle, Schrättele, Schorrenweible, Faselhannes en Narro, met elk zijn eigen verhaal. Op carnavalsmaandag paraderen honderden mensen met deze maskers in dwaze sprongen door de straten en vieren het hoogtepunt van het jaar. Van een uitbundig springende jongen met Federle-masker is een fontein gemaakt. Federle is de verleider die een verschrikkelijke rol speelde in de heksenprocessen. Alle maskers hangen meer dan levensgroot aan de gevel van het schuin tegenover liggende restaurant en nog veel meer maskers vind je in de etalage van een winkeltje iets verderop.

We verlaten de stad via de Wurzacher Tor die, met de uitbreiding van de stadsmuur, in 1400 werd gebouwd. Via het Waldsee Golf-Resort rijden we terug naar de camperplaats. Het resort ligt in het natuurgebied Hopfenweiler met daaromheen zeven 'prinselijke wandelroutes' die allemaal beginnen bij de houten Prinses Sophie Kapelle. Oorspronkelijk stond daar de huiskapel van het landgoed Hopfenweiler uit 1606. Prinses Sophie zu Waldburg-Wolfegg verwierf de huidige kapel in 1889 op de Wereldtentoonstelling in Parijs en liet deze onder leiding van architect Carl Haggeney optrekken op de plaats van de toen afgebroken oude kapel. Het is een prachtig bouwwerkje geworden met een verrassend druk en vrolijk interieur.

En zo bezoeken we voorafgaand aan de lokale tentoonstelling in het Hymer-Museum een klein overgebleven component van een wereldwijde tentoonstelling. Later zal blijken dat er van een lokale expositie in het museum totaal geen sprake is, want Erwin Hymer heeft de nadruk gelegd op een mondiale ontdekkingstocht door de culturele en technische geschiedenis van mobiel reizen. Kortom, aan alomvattende informatie geen gebrek in Bad Waldsee.

Commentaren: 0

76. FOTO IN DE SNEEUWSTORM

Vroeg ik me in Wolfegg nog af of we voor deze winter het sneeuwtijdperk achter ons hadden gelaten, dan kom ik daar in Bad Wurzach helemaal op terug. Op zich is er bij aankomst op de camperplaats nog weinig aan de hand. De aangrenzende heuvels en bossen kleuren bruingroen en het plaatsje in de verte, waarvan de oranje daken van de huizen en de witte kerktoren goed zichtbaar zijn, oogt vriendelijk. Bad Wurzach is een klein kuuroord op 600 kilometer hoogte en de thuisbasis van de oudste moeras-spa in de deelstaat Baden-Württemberg. Ook heeft het een van de grootste aaneengesloten hoogveengebieden van Europa. Sinds 1950 draagt de stad het predicaat 'Bad'(kuuroord). Geheel in de lijn van wat deze plaats wil uitstralen, moeten wij een parkeerkaart halen in een thermenbad, dat tien minuten lopen is. De administratie ervan gebeurt heel grondig, terwijl het bedrag, inclusief stroom, onder het tientje ligt. Voor dit geld wordt het terrein ook nog een gladvrij gehouden en de prullenbakken geleegd.

Eigenlijk waren we nog steeds op weg naar het Hymermuseum in Bad Waldsee, maar voor een nieuwe gasfles moest eerst Bad Wurzach worden aangedaan. Daar aangekomen bleek het gas bij de dealer niet leverbaar, maar daarvoor in de plaats kwam deze goed voorziene camperplaats op ons pad, waar we twee dagen zullen blijven. En laat nu net in die periode storm Corrie opdoemen, compleet met sneeuw en al. Windkracht 6 met een gevoelstemperatuur van min 8. Boven op de heuvel is het snijdend koud en op het aangrenzende wandelpad naar het woud is niemand te bekennen die de sneeuwstorm wil trotseren. Corrie reist snel. Een dag eerder was ze in Nederland. Van de woningbouwvereniging krijgen we bericht dat ze de kapot gewaaide regenpijp van ons huisje in Molkwerum moeten repareren.

Terwijl de camper staat te schudden op zijn wielen en de sneeuw langs de ramen stuift, krijg ik bericht van het Friesch Dagblad voor een interview met foto in de weekendbijlage over mijn nieuwste boek 'SLOW LIVING deel 1 - van huis naar camper'. Het toeval wil dat tegelijkertijd met het persbericht dat ik de dag ervoor had verstuurd, een persbericht van iemand anders bij de redactie binnen is gekomen. En die persoon heeft nogal wat met mij gemeen: voormalig journalist, kunstschilder, een boek over reizen en wonen in een camper geschreven en dat ook nog eens bij dezelfde uitgever ondergebracht. Alleen bewandelt deze schrijver die iets ouder is dan ik, de omgekeerde weg. Hij gaat, samen met zijn vrouw, van een camper naar een huis. Ik ben het met de journalist van het Friesch Dagblad eens dat dit interessante stof is voor een overkoepelend artikel, waarin allebei de kanten worden belicht.

Het interview gaat telefonisch, voor de foto moeten we zelf zorgen, en dat valt in deze weersomstandigheden nog niet mee. Het moet een afbeelding worden van ons beiden voor de camper. Een selfie wordt afgekeurd, dus de inbreng zal van een passant moeten komen, maar ja, een wandelaar in dit barre weer: daar kun je lang op wachten, en dat doen we dus ook. Tevergeefs. Na overleg met de journalist mag het eventueel een foto van mij alleen zijn, maar wel een leuke. Oké, ik zal proberen creatief te zijn. Het wordt een plaatje van mij op een stoel voor de camper, met op mijn schoot een laptop. Op de stoel moet ik haastig gaan zitten, anders waait hij naar de andere kant van het camperterrein. De laptop klap ik zo laat mogelijk open, huiverig voor een besneeuwd scherm. Ondertussen springt een steeds roder en paarser uitslaande Rienk om me heen, totdat we hopen het verlangde resultaat te hebben vervuld. "De krant moet het er maar mee doen", luidt onze conclusie, en gelukkig is de journalist tevreden. We aan zijn aan zijn deadline tegemoet gekomen.

Nadat de wind enigszins in kracht is afgenomen, wagen wij ons aan de afdaling naar het dorp, waar het gelukkig iets minder koud is, maar nog altijd koud genoeg om ons te laten opwarmen in de plaatselijke Konditorei, waar we met open armen worden ontvangen. Bij vertrek krijgen we het jaarprogrammaboekje van Bad Wurzach mee en worden we uitgezwaaid achter een ruit met carnavalsversiering. Dan nog even snel een blik werpen op het slot met aan de de overzijde van de straat een goudkleurig Mariabeeld op een blauwe fontein, voordat we aan de barre tocht terug beginnen. Ook passeren we een grote witte kerk: St. Verena Kirche. We wippen naar binnen en stuiten op een man die de kerkvloer schoon zwabbert. Hij geeft geen krimp. Ook hier weer balkons in het interieur en verder veel grote witte heiligenbeelden. Vervolgens komen we langs het ernaast gelegen klooster Maria Rosengarte. Het nonnenklooster met rococo-huiskapel uit 1763 ligt aan de rand van het plaatsje. Vanaf de onbebouwde kom loopt de weg omhoog en komt het er op aan. De wind heeft hier vrij spel en de rap naderende sneeuwbui is niet ver weg. We hebben de pas erin en zijn bijna bij ons huisje als het loos gaat.

Bij het naar binnen gaan waait de deur bijna uit onze hand. Snel de natte kleren uit en dan lekker bij de warme kachel achter glas kijken naar de inmiddels horizontale voortjagende sneeuwvlokken. Ik check mijn smartphone op berichten en zie ik dat er een mail is binnengekomen van de Leeuwarder Courant. Het spijt ze dat ze geen aandacht aan mijn boek kunnen besteden, omdat het thema 'slow living' nog niet zo lang geleden uitgebreid in de krant is belicht. Op zich jammer, maar waarschijnlijk is het wel beter zo in deze omstandigheden. Stel je voor dat we opnieuw aan het werk zouden worden gezet en weer een foto moeten maken in dit extreme weer. Daar moeten we echt niet aan denken.

Commentaren: 1
  • #1

    Floriske Gerritsma (zondag, 06 februari 2022 13:40)

    Zo heerlijk om deze verslagen te lezen en ik ben zo lekker mee op reis :-) Dit is al artikel 76, je kunt er nog veel boeken mee vullen. Ik ga nu je eerste boek bestellen en weet zo gauw niet meer hoeveel verslagen daar in staan. Je corrigeert ze nog wel voor ze geplaatst worden he? Ik ben een rare maar struikel altijd direct over foutjes al zijn ze nog zo klein. Ik kom niet aan elk artikel toe om te lezen maar als ze in boekvorm staan leest het vlotter :-) Nog een fijne zondag verder mocht je dit nog lezen. Groeten XX

75. Valkuil

Slow Living en leven in vrijheid zijn de twee beste ingrediënten om je leven op een mooie en bevredigende manier in te delen. Toch houdt het voor mij ook een valkuil in en dat heeft vooral te maken met mijn enthousiasme voor het ontdekken van nieuwe dingen. Ik heb de neiging ongecontroleerd van het een naar het ander te vliegen, waardoor de aaneenschakeling van gebeurtenissen en nieuwe indrukken mij weleens boven het hoofd dreigen te groeien. Gelukkig heb ik Rienk die me helpt af en toe een rustpauze in te lassen, waarin ik alle opgedane ervaringen rustig kan verwerken met het schrijven van blogs en het uitzoeken van foto's. Dan is het dus extra leuk wanneer er ineens een camperplaats voorbijkomt, waarvan je meteen denkt: dit is de plek waar we een aantal dagen willen blijven. Wolfegg is zo'n plek.

Om er te komen hebben we vanuit Marktoberdorf eerst in westelijke richting gereden, parallel aan de bergen, en zijn we het laatste stukje naar het noorden gegaan. Een prachtige rit door een dik besneeuwd landschap, dat naarmate we Wolfegg naderden steeds dunner en zelfs af en toe een beetje groen werd. De camperplaats is groot en heeeeeeeel rustig met ernaast op een heuvel de witte Loretakapel waar je via een glooiend pad met aan weerskanten oude bomen kunt komen. De naam 'Loreto' verwijst naar het gelijknamige Italiaanse bedevaartsoord, waar de Casa Santa wordt bewonderd, het heilige huis uit Nazareth dat volgens de legende in de 13e eeuw door engelen werd overgebracht naar Loreto bij Ancona. Het in 1668 gebouwde kapelletje in Wolfegg is een van de talloze Loreto-kapellen die geleidelijk aan in Zuid-Duitsland werden gebouwd als kleine afbeeldingen van de grote plaats van genade. Binnen is het niet groter dan een redelijke huiskamer, bijna raamloos en donker. Terwijl er in de barokperiode vaak grote processies kwamen, is het tegenwoordig een rustig bedevaartsoord, waar elke middag om drie uur de rozenkrans wordt gebeden. 

We bevinden ons in een mooi wandelgebied met in de verte de besneeuwde toppen van de Alpen. Aan de horizon doemt een zogeheten drumlin op. Dit is een langgerekte heuvel, gevormd door een gletsjer. De lange as van de drumlin is parallel met de stroming van het ijs, de stompe kant wijst in de richting van waar het ijs vandaan kwam. Vanaf de drumlin zou je een panoramisch uitzicht over de Alpen hebben; van het Zugspitze-massief in het oosten tot de Berner Alpen in het westen. 

Maar er is nog veel meer moois te zien in Wolfegg. Van een pikzwart eekhoornstelletje op de camperplaats tot en met een kasteel, en een kerk die ons steil achterover doet slaan. Het kasteel is gesloten en de St. Katharinakerk een theater, althans dat is waar het mij aan doet denken als we de barokke ruimte betreden, waarbij je onmiddellijk verdwijnt in het immens grote plafondfresco, ontworpen door Franz Joseph Spiegler en Caspar de Crayer. Een dak in fleurige herfstkleuren met daaronder het laat barokke stucwerk in roze, oker en turkooisgroen van Johannes Schütz, de balkons inbegrepen. Niet één maar meerdere exemplaren in de rondte met ballustrades en al. De pasteltinten vormen een prachtig contrast met de bovenliggende fresco, waardoor dit nog meer op je af lijkt te komen; druk en ruimtelijk tegelijk. Samen met de kroonluchters en de roze beklede kerkbanken wekken de balkons de indruk dat je in een theater bent.

In Wolfegg kwamen we met een dunne laag sneeuw. In de vier dagen dat we er verblijven, veranderde het witte landschap in groen en de camperplaats in een modderpoel. Zo warm hebben we het in tijden niet gehad. Zal dit het einde zijn van ons sneeuwtijdperk?

Ik moet denken aan de zwarte eekhoorns, hoe zichtbaar zij waren in de witte sneeuw. Ik had er nog nooit één gezien. Als ik het op zoek, lees ik dat het Amerikaanse voseekhoorns geweest moet zijn, waarvan er in Europa vermoedelijk geen vrijlevende populaties zijn. Misschien is dit eekhoornstelletje net zo reisenthousiast als ik en is zij door een vlieg- of bootreis in een valkuil getrapt. 

Commentaren: 1
  • #1

    Roel Berger (donderdag, 03 februari 2022 16:24)

    Die eekhoorns zijn misschien ook met een camper gekomen....................Dank voor je toelichting en fotoos. Ik geniet ervan.

74. Boven en beneden

Nu de route van de Romantische Strasse erop zit, willen we verder met de Alpenroute. De Romantische Strasse komt hier recht op uit. De met sneeuw bedekte bergen fascineren en smaken naar meer, maar vormen ook een behoorlijke uitdaging. Omdat wij niet van campings houden en ons beperken tot overnachtingen op camperplaatsen, vraagt de zoektocht naar locaties met stroom en water veel tijd omdat die - zoals ik al vaker heb geschreven - nu eenmaal niet voor het oprapen liggen. Toch denken we er een in Murnau am Staffelsee te hebben gevonden. De tocht ernaartoe verloopt spannend. Sneeuwhopen langs beide kanten van de niet al te brede weg en dikke mistbanken die het zicht belemmeren; gelukkig schijnt er wel zo af en toe een waterig zonnetje dat in combinatie met de mist en sneeuw de prachtigste beelden oplevert.

In Murnau schijnt de zon volop. We nestelen ons op de camperplaats langs het spoor met uitzicht op de bergen die nog steeds in dunne mistslierten zijn gehuld. Er staat geen zuchtje wind en het lijkt qua gevoelstemperatuur al wel een beetje voorjaar. Helemaal in ons element kuieren we relaxed langs de spoorlijn om zo gelijk de camperfaciliteiten te inspecteren, totdat mijn oog valt op een verkeersbord waarop een wit papier met gele letters is geplakt. "Oh, dat zal toch niet. Moet je kijken, Rienk, deze camperplaats is gesloten."

"Dat zal toch niet!", herhaalt Rienk verbolgen mijn woorden, om er direct iets ingetogener aan toe te voegen: "Och ja, je hebt gelijk. Kijk, de waterkraan en stort zijn ook afgesloten." Er zit niets anders op dan de plaats te verlaten, maar niet voordat we hebben geluncht met het zonnetje op onze borden, zodat we dit in ieder geval te pakken hebben. Zonder ons verder in Murnau te verdiepen, rijden we dezelfde weg terug als dat we zijn gekomen. We willen voor donker een andere camperplaats hebben bereikt en omdat het in deze tijd vroeg donker wordt, zeker in de bergen, dringt de tijd. 's Avonds, wanneer ik de reacties lees op de foto's die ik dan net op Facebook heb geplaatst, krijgen we pas door hoe jammer het is dat we het centrum van Murnau niet hebben aan gedaan. Zo schijnt er een kwaadaardige tovernares am staffelsee te zijn geweest die alles wilde veranderen in sneeuw en ijs. En nog frappanter: de van oorsprong Russische expressionistische kunstschilder Wassily Kandinsky heeft in 1909 het plekje aan de spoorlijn geschilderd, waar wij hebben geluncht. Dat was in de periode dat hij samen met Gabriele Münter in Murnau woonde. Als we dat van te voren hadden geweten, had het toch net iets anders gegeten.

We zijn in noordelijke richting gereden, een beetje weg van de mist en de bergen. Volgens de weersberichten is er de komende dagen veel sneeuw op komst en daarom hebben we opnieuw voor de laag gelegen camperplaats in Schongau gekozen, waar we over een nieuwe tussenbestemming nadenken. De keuze valt op het Erwin Hymer Museum in Bad Waldsee die ons wordt ingefluisterd door het huisje op wielen uit pure nieuwsgierigheid naar zijn voorouders.

Ook deze keer gaan we de stevige klim naar het bovenliggende centrum aan, waar de bakkerin uit haar zelf 1 euro-munten wisselgeld teruggeeft. Dat weet ze nog van de vorige keer. In de straten moeten we oppassen voor zogeheten Dachlawinen, waarvoor overal waarschuwingsbordjes staan en dat is niet voor niets. De sneeuw is smeltende en hangt in Dalì-achtige vormen over de dakgoten heen. Als de schemer begint te vallen stuiten we op een protestmars tegen coronamaatregelen, waar zeker duizend mensen aan meedoen. Het is een vreedzame optocht met kaarsjes en lantaarntjes, honden aan de lijn en kinderen aan de hand. Wij vormen onze eigen korte stoet naar beneden langs de volkstuintjes naar de lichten van de papierfabriek tegenover ons huisje.

Als we de volgende ochtend na een kort ritje in Marktoberdorf aankomen, is de situatie precies omgekeerd. Daar staan we met de camper hoog bij het slot en de katholieke parochiekerk St. Michael die naast elkaar op de heuvel liggen en boven de stad uitsteken. Voor de winkels in het centrum moeten we afdalen. En waar het in Schongau beneden minder mooi was dan boven in het centrum, is ook dat in Marktoberdorf precies omgekeerd.

Hoewel de naam anders doet vermoeden is Marktoberdorf een stad, weliswaar met een dorps karakter. Zo zijn de winkels tussen de middag gesloten en de opzet van de kern simpel en saai en bovendien ook nog eens flink verwaarloosd wat een deprimerende indruk geeft. Het is overigens wel de geboorteplaats van Fendt, de fabrikant van landbouwwerktuigen, maar wij gaan gauw terug naar boven waar we aan het eind van de klim de kerk in worden gelokt door de organist. Wijd en zijd is zijn spel te horen. We nemen plaats achterin, vlak onder het orgel en laten de ambiance op ons inwerken, waarbij de meeste aandacht wordt getrokken naar de grote cyclus fresco's van lokale kampioenen, omlijst door stucwerk. Als een van de belangrijkste barokke landkerken in deze regio is ook deze kerk weer een parel.

 

Een beetje in hogere sferen verlaten we het heiligdom en lopen op onze weg langs het aangrenzende kerkhof bijna tegen een man met kruiwagen aan. Hij is van de gemeente en haalt het vuilnis uit de wegwerpbakken dat hij zak voor zak met de kruiwagen naar zijn auto brengt. Boven ons zweven twee luchtballonnen, een blauwe en een witte; in de kleuren van de lucht en sneeuw. Voor hen bestaat er geen hoogteverschil. Geen boven en beneden; zij zien alleen maar onder.

Commentaren: 0

73. sprookjeskasteel

Een bezoek aan de koningssloten schuiven we een paar dagen achter elkaar voor ons uit, omdat we denken dat er een zonnetje voor nodig is om het contrast tussen het wit van het kasteel op de wit besneeuwde bergtop tegen het blauw van de lucht sprekender te maken en daardoor de beleving groter. Wel ''cirkelen' we er al eerder laat in de middag - wanneer de zon zich even laat zien - een beetje omheen. Het is een toertje met de camper door het landschap, de kastelen hoog boven ons. We passeren skikpistes en langlaufbanen, souvenirswinkels en grote parkeerterreinen. Het toerisme is hier goed doorgedrongen; daarvan raken wij zelf direct al behoorlijk doordrongen. Het sterkt ons in het besluit de berg niet met een bus of - nog erger - met paard-en-wagen te bedwingen, maar met de fiets. Vanaf een parkeerplaats in Schwangau bij de witte Sint-Colomankerk omgeven door louter sneeuw, verheugen wij ons op dit uitstapje. Met een kop koffie in de hand en de blik gericht op de koningssloten in de verte is het echt genieten. Jammer genoeg is de kerk gesloten, anders hadden wij die ook nog even van binnen kunnen bekijken.

De dag erop is het nog steeds mistig en gaan we op verkenningstocht nummer twee. Dik ingepakt met twee broeken, twee truien, twee mutsen, dikke jas en handschoenen om de kou van min 3 op de fiets te trotseren, gaan we op pad. Dit keer gaan we voor een confrontatie dichterbij. We trotseren alle paard-en-wagens en slalommen langs de wandelende horde op weg naar kasteel Neuschwanstein, het meest aansprekende van de twee koningssloten wegens de sprookjesachtige uitstraling. Het gaat behoorlijk steil omhoog. De weg neemt zelfs de vorm van een pas aan en het is dan ook ongeveer op de helft dat we de fiets inruilen voor de benenwagen. Pfff, dat het zo'n klim zou zijn, hadden we niet verwacht.

We hebben nog geen kaartjes voor de binnenbezichtiging gekocht, omdat dit bezoek puur ter orientatie is. We gaan immers voor de zon, maar hoe hoger we komen en hoe meer we van het kasteel te zien krijgen, des te meer we overtuigd raken van het feit dat dit wel eens ons definitieve bezoek zou kunnen zijn. Sterker nog, het ongenaakbare van de kou, benadrukt door de dikke mistflarden die om de berg hangen, versterken het sprookje Neuschwanstein zodanig dat het lijkt dat een zon er niets meer aan kan bijdragen. Oké, we lopen de aanschouwing van het interieur en de binnenplaats mis, maar om daarvoor de hele klim weer overnieuw te doen, is ook niet echt aantrekkelijk. Bovendien is de mooiste kamer vanwege renovatie niet toegankelijk en ook de Mariënbrücke - de voetgangersbrug tussen twee rotspieken die uitzicht biedt op het slot - is tijdelijk gesloten.

En ja, dan sta je ineens in een bevroren omgeving van sneeuw, ijs en mist oog in oog met het mooiste kasteel van Duitsland; met recht een sprookje en niet alleen vanwege het uiterlijk. Want ook de geschiedenis achter dit magische gebouw laat zich lezen als een sprookje, dat dan ook begint met: er was eens een koning, Maximiliaan II van Beieren, die de in de twaalfde eeuw door de ridders van Schwangau gebouwde burcht Schwanstein betrok. Deze in verval geraakte burcht werd van 1832 tot 1837 in neogotische stijl verbouwd en kreeg de naam Hohenschwangau. Maximiliaan II trouwde met Marie van Pruisen. Zij kregen twee zoons, kroonprins Ludwig (1845) en prins Otto (1848) die een zeer spartaanse opvoeding kregen. Een deel van hun jeugd brachten de jongens door in het saffraangele gebouw Hohenschwangau, gelegen op een heuvel niet ver van Neuschwanstein vandaan. Na de plotselinge dood van Maximiliaan II besteeg Ludwig - ook wel bekend als Lodelwijk II - op achttienjarige leeftijd de troon. Hij was uitgegroeid tot een knappe jongeman die de naam 'sprookjeskoning' kreeg vanwege zijn enorme interesse in legenden en sagen. Totaal ongeïnteresseerd in het leger liet hij zich als aanvoerder vertegenwoordigen door zijn broer. Ludwig was altijd al enigszins mensenschuw en onevenwichtig geweest, en naarmate hij langer aan de macht was trok hij zich steeds meer terug in de Alpen, waar hij diverse kostbare sprookjeskastelen liet bouwen. Het beroemdste is slot Neuschwanstein, bedoeld als middeleeuws ridderslot, waarvan met de bouw in 1869 werd gestart. Hoewel het kasteel nog lang niet klaar was, ging Ludwig er in 1884 wonen om zich zo aan het publieke leven te kunnen onttrekken. Hij heeft er slechts iets langer dan een halfjaar van kunnen genieten.Op het einde van zijn leven liet de regering de koning onbekwaam verklaren. De officiële reden was dat men vanwege zijn excentrieke gedrag dacht dat hij krankzinnig was geworden. Hij werd gevangen gezet in Slot Berg, iets ten zuiden van München, waar hij volgens de officiele lezing als uitstekend zwemmer op 13 juni 1886 verdronk - slechts een dag na zijn afzetting. Het ware verhaal is dat de vorst is omgebracht door huurmoordenaars, ingehuurd door samenzwerende leden van de hofhouding. Zeven weken na Ludwigs dood werd het kasteel opengesteld voor het publiek en werd hij als koning opgevolgd door zijn jongere broer, Otto I. Omdat de geesteszieke Otto niet tot regeren in staat was, nam zijn oom, prins-regent Luitpold, in zijn plaats de honneurs waar.

 

Dit wat het Neuschwanstein-sprookje betreft en helaas kan ik niet eindigen met 'ze leefden nog lang en gelukkig'. Toch is er wel degelijk sprake van een happy end. Later bezocht Walt Disney het slot en liet zich door Neuschwanstein inspireren voor het kasteel van Doornroosje in zijn toen nog te bouwen themapark Disneyland in Californië. Neuschwanstein zelf is goed voor zo'n 1,3 miljoen bezoekers per jaar en daarme een van de populairste toeristische attracties van Duitsland. Voor ons betekent het bezoek aan het sprookjeskasteel een mooi slot van de route Romantische Strasse, zoals een van mijn kunstvrienden het zo cryptisch uitdrukte.

Commentaren: 1
  • #1

    Floriske Gerritsma (dinsdag, 01 februari 2022 15:54)

    Ik ben even meegereisd en zag het helemaal voor me. Wat komen jullie veel moois tegen onderweg!
    Jullie moeten er af en toe wel wat voor over hebben maar zo blijven jullie in vorm :-)

72. WASSEN TE MIDDEN VAN HISTORIE

In Füssen moet ik wennen aan de nieuwe geluiden die we nog niet eerder zo veelvuldig op onze reis zijn tegengekomen, zoals het schrapen van sneeuw van wegdek, trottoirs en balkons door particulieren afgewisseld door strooiwagens en sneeuwschuivers die al om vijf uur 's ochtends beginnen. We zitten midden in de winter.

De eerste dag heb ik gereserveerd voor de was. Er zijn maar weinig plaatsen die een wasserette herbergen. Ik heb er zeker een week op moeten wachten todat er zich eentje aandient, maar dan heb je er ook één. Alles tiptop in orde met vijf wasmachines en twee drogers; alles voor mij alleen, want in die paar uur dat ik er ben, is er geen klant te bekennen. Er hangt zelfs een geldwisselmachine, waar je papieren geld kunt inwisselen voor muntgeld. Een geweldige uitvinding, waarvan ik goed gebruikmaak, want een paar extra munten kan nooit kwaad met al die parkeermeters, sanizuilen en stroompalen waar je niet met een pas kunt betalen. Er is slechts één klein akkefietje: in het apparaat dat de machines aandrijft, moet je heeeeeel langzaam de muntjes laten glijden; dat staat er duidelijk op. Nu ben ik met 'slow living' natuurlijk wel aan 'langzaam' gewend, maar toch waarschijnlijk net niet genoeg om het apparaat naar behoren te laten functioneren, want na twee keer loopt het systeem gigantisch vast. Gelukkig hangt er een briefje met het telefoonnummer van de eigenaresse met het verzoek een sms'je te sturen bij calamiteiten, maar wanneer er na een kwartier nog niemand is gekomen, probeer ik het toch maar via een telefonische oproep. En dat werkt. De vrouw zegt zelf niet te kunnen komen. Ze stuurt een mannelijke kennis die na vijf minuten arriveert en het apparaat weer laat draaien. Na zijn vertrek heb ik het rijk opnieuw alleen en geniet ik onder het opvouwen van het prachtige uitzicht op de bergen. Wat een locatie!

Om de hoek ligt het oude centrum. Net als bij Schongau gaan de wortels van Füssen terug tot de Romeinse tijd. Ook deze stad ontwikkelde zich langs de Romeinse weg, Via Claudia Augusta die van Noord-Italië naar Augsburg leidde. Dankzij opgravingen op de Füssener Schlossberg stuitte men zelfs op de fundamenten van een laat-Romeins fort uit de vierde en vijfde eeuw. Hoog boven de stad ligt nu het Hohe Schloss, ooit de zomerresidentie van de prins-bisschoppen van Augsburg. Vandaag de dag zijn er een belastingkantoor en museum in gevestigd.

Het centrum is niet zo groot, maar er zijn wel heel veel kerken en kloosters, waarvan ik er een aantal zal uitlichten. Vlak bij het slot ligt het Klooster Sankt Mang, een voormalig Benedictijnerklooster, waar nu een stadhuis, historisch museum en bibliotheek in zitten. Het iets verder gelegen Franziskanerklooster is nog wel altijd intact gebleven en dient als verblijfplaats voor oudere Franciscaanse broeders die werk verrichten in de pastorale zorg van de parochiegemeenschap van Füssen. Schuin tegenover Sankt Mang ligt misschien wel het mooiste gebouw van de stad: de ziekenhuiskerk van de Heilige Geest met prachtige kleurrijke en direct in het oog springende fresco's op de voorgevel. Deze kerk werd in het midden van de 15e eeuw in gotische stijl gebouwd en al in 1733 verwoest door een brand. Van 1748 tot 1749 herbouwde Franz Karl Fischer de ziekenhuiskerk naar het model van de kloosterkerk van de Franciscanen van Dillingen en was het Anton Joseph Walch die de buitengevel met kleurrijke fresco's in rococostijl beschilderde. Leuk detail is dat je vanuit het ernaast gelegen ziekenhuis direct naar het balkon kunt lopen boven het kerkkoor. Ik kijk even om het hoekje en zie dat het interieur net zo mooi is als het exterieur, maar ik durf er geen foto's van te maken. In de betrekkelijk kleine ruimte zit pontificaal in het midden een oud vrouwtje vol overtuiging te bidden. Daar plaatjes van te schieten zou een beetje ongepast zijn.

Ik loop verder naar de rand van Füssen, waar tussen de stadsmuur en het historische kloosterterrein de begraafplaats St. Sebastian ligt met daarbij de laatmiddeleeuwse voormalige pestkapel. In de muur bevinden zich nog grafschriften uit deze tijd met naast de ingang het graf van Domenico Quaglio, de architect van het koninklijk kasteel Hohenschwangau.

Het lijkt wel of alles veel is in Füssen; niet alleen kloosters en kerken maar ook muurschilderingen en fonteinen nemen hun plaats in. Een markante fontein is die in de winkelstraat Reichenstrasse. Nadat in 1965 de neogotische stadsfontein werd afgebroken om de weg vrij te maken voor het toenemende verkeer, dat toen nog door de Reichenstrasse liep, verscheen het nieuwe exemplaar gewijd aan de heilige Magnus, de missionaris van de Allgäu die de draak - het symbool van het kwaad - met het kruisteken bedwong.

Al met al valt er dus best veel te vertellen over deze relatief kleine stad en dan heb ik het nog niet eens gehad over het pronkstuk der pronkstukken, even buiten Füssen: het kasteel Neuschwanstein en het daarbij gelegen saffraangele kasteel Hohenschwangau, oftewel de twee koningssloten waar we later naartoe gaan. Voorlopig eerst maar even de in historische omgeving gewassen kleding in de camperkastjes opbergen.

Commentaren: 0

71. Twee gezichten

Vandaag zijn we echt op weg naar de Oostenrijkse bergen. Vage contouren worden scherper en tekenen zich alsmaar hoger tegen de horizon af. Terwijl Rienk rijdt, laat ik mijn gedachten nog even gaan over de positie binnen het nationaal-socialisme van het net bezochte Landsberg am Lech. Na München en Neurenberg nam deze stad de derde centrale plaats in. Vanwege Hitlers gevangenschap in 1924 werd Landsberg vanaf 1933 onderdeel van de nazipropaganda en diende als ontmoetingsplaats voor de Hitlerjugend. Ondanks de centrale betekenis tijdens het nationaal-socialisme en de militaire faciliteiten die zich in de buurt bevonden, zoals vliegbasis Penzing en de Saarburg-kazerne, bleef Landsberg als een van de weinig districtssteden gespaard van geallieerde luchtaanvallen. Het kan soms vreemd lopen.

Na een poosje rijden we de camperplaats van Schongau op. Het is een plek met twee gezichten. Aan de ene kant kijken we uit op een grote, rokende papierfabriek en aan de andere kant tegen een steille heuvel met volkstuintjes, waartussen zich een steil pad met trappen richting Altstadt meandert. Boven op de ovalen heuvel aangekomen, waarop het oude centrum ligt, loopt een pad aan de buitenkant van de oude stadsmuur. Er staan tal van bankjes tegen de muur, allemaal bezet door oudere mensen die in de zon genieten van het uitzicht beneden hen met daarachter de toppen van de Alpen, waaronder de Zugspitze.

In de middeleeuwen was Schongau een belangrijk knooppunt en betekenisvolle handelsplaats, mede door de ligging in de buurt van de voormalige Romeinse weg Via Claudia Augusta naar Augsburg. De bloeitijd duurde tot de ontdekking van Amerika. Na die tijd werden de handelsroutes verlegd en kwam Schongau buiten die routes te liggen. In de jaren daarna werd de stad zo arm, dat belangrijke gebouwen in verval raakten. Na de Tweede Wereldoorlog nam het aantal inwoners door de toestroom van vluchtelingen weer toe en ontwikkelde zich een redelijk welvarende middenstand.

Nu staat de oude binnenstad in zijn geheel onder monumentenzorg. Daar waar je vanaf de camperplaats omhoog de stadsmuur rondom het centrum bereikt, is een poorttoren uit de dertiende eeuw. Nadat deze zijn functie van stadspoort had verloren, werd hij geschikt gemaakt als woning voor politiebeambten en heet sindsdien de Polizeidienerturm. Eenmaal door de poort loop je als het ware zo tegen het zogeheten Ballenhaus aan, waarvan het onderste gedeelte vroeger werd gebruikt voor de opslag van de handelswaren die via de oude handelsstraten werden vervoerd. De bovenste etages waren bestemd voor het stadsbestuur.

Het centrum is niet groot en de parochiekerk Maria Hemelvaart in rococostijl is een van de weinige gebouwen die in het oog springen. Na een hapje te hebben gegeten, lopen we parallel aan de stadsmuur het centrum rond en dalen vervolgens weer af naar ons huisje beneden in het dal bij de papierfabriek, dat met de gratis stroom geen slechte plek is. Wel moeten we het ditmaal zonder water stellen, want de buitenkraan is afgesloten en het sanitairgebouw dicht. Maar dit is voor een nachtje helemaal niet erg. We hebben genoten van de prachtige wandeling in de zon en gaan met een tevreden gevoel de nacht in. De volgende ochtend is alles wit en staat er geen zon aan de hemel. Dus niet alleen qua uitzicht maar ook wat het weer betreft is deze locatie er eentje met twee gezichten.

Door naar Füssen, de laatste stad op de Romantische Strasse. Verder zou ook niet kunnen, want deze stad ligt pal tegen de Oostenrijkse grens aan en tevens aan de voet van de Alpen. De camperplaats ligt op twee kilometer afstand van het centrum en hoort bij een oubollig sportcentrum met toestellen dicht op elkaar en tapijt op de vloer. De plek die met twee aangrenzende camperterreinen deel uitmaakt van een bedrijventerrein, is niet mooi. We staan ingeklemd tussen twee andere campers, waarvan één met de ietwat lugubere en egoïstische tekst 'Reise vor dem Sterben, sonst reisen deine Erben'. In de voorzijruit hebben we het zicht op alweer een coronasneltestcentrum; ditmaal niet ondergebracht in een houten hokje en tent, maar in een stenen gebouw.

Via de König-Ludwig-Promenade, een voet- en fietspad, met een behoorlijk stuk langs een gigantisch kerkhof, kom je in de Altstadt terecht; met complimenten aan de winterdienst, want die is in Duitsland geweldig. Deze zorgt niet alleen voor begaanbare autowegen, maar ook voor elk voet- en wandelpad, hoe onbeduidend en weinig gebruikt ook. Op de heenweg zien we links van ons de bergen met daarop ieniemienie klein het koningsslot Neuschwannstein; op de terugweg is dit alles verdwenen. Grote wolken vol sneeuw belemmeren het gezichtsveld en zo is ook Füssen een locatie met twee gezichten.

Commentaren: 0

70. Pas op de plaats

Vanaf Landsberg am Lech krijgt de Romantische Strasse een Oostenrijkse uitstraling die steeds duidelijker wordt naarmate we de grens naderen. Robuuste huizen, veel sneeuw, bergen en sportieve mensen. Net als Augsburg ligt Landsberg, zoals de naam al dat vermoeden, aan de Lech, een zijrivier van de Donau. De stad fascineert door de ruim opgezette oude binnenstad, vele goed bewaard gebleven historische torens en muren, én een schilderachtige ligging aan de steile oevers van de mintkleurige Lech, met indrukwekkende wild groeiende bossen net buiten de bebouwde kom. Langs de stadsmuur, op het centrale plein, is vooral de brullende Lech-stuw indrukwekkend. Het water stroomt hier over betonnen traptreden en maakt een enorm kabaal. Onbegrijpelijk dat in deze snelstromende rivier kanoërs durven varen.

Wanneer we voor het eerst aankomen op onze woonlocatie voor de komende vier dagen, een grote zonovergoten mixparking, skeelert een aantal kinderen vrolijk over het asfalt en schiet een joekel van een eekhoorn net de boom in. Het terrein wordt omzoomd door kale bomen en struiken, huizen, een kantoorgebouw en twee kerken die qua klokslagen perfect op elkaar zijn ingespeeld. De ene kerkklok slaat één slag op kwart over, twee op het halfuur, drie op kwart voor en vier slagen op het hele uur, waarop de andere kerkklok op het hele uur naadloos aansluit met de werkelijke tijd. Dit gaat de hele dag zo door, waarna beide klokken - na een enorm gelui om negen 's avonds - om elf of twaalf uur stoppen. De exacte tijd weet ik niet, omdat wij meestal rond elf uur naar bed gaan. Wat ik wel zeker weet, is dat ze allebei om zes uur 's ochtends weer van zich laten horen met hetzelfde doordringende geluid van de avondklok, zodat ik dan gelijk goed wakker ben.

In het midden van het terrein staat een schamel houten hokje met twee witte tenten, ingericht als coronasneltestlocatie. De ene tent, bedoeld voor mensen zonder auto, is gesloten, zodat de autolozen zich in de rij wachtende auto's moeten opstellen voor slijmafname. En die rijen zijn flink, vooral op zondagmiddag en maandagmorgen. Als je dan in de bijtende kou van sneeuw- en hagelbuien met een aanwakkerende wind een tijd moet wachten, is dat geen pretje. Misschien dat dit ook een van de redenen is dat op een avond hier een wandeling met honderden mensen van start gaat die tegen de coronamaatregelen, inclusief vaccinaties, protesteren.

Hoewel het verder geen noemenswaardig mooie plek is, voelt het met water en stroom in de direct nabijheid gelijk goed aan. De stroom kost slechts € 4 per dag. Daar kun je thuis niet voor stoken. De gasflessen blijven voorlopig bijna onaangeroerd en de plaatselijke supermarkt is zo vriendelijk ons steeds van 1 euro-munten te voorzien. Wat me overigens in Duitsland hogelijk verbaast, is dat je bijna overal met contant geld moet betalen en de betaalpas slechts op een paar plekken, zoals in de grote supermarktketens, wordt geaccepteerd.

De camperplaats in Landsberg is een plek, waar we met gemak wat langer kunnen blijven en dat is na de aaneenschakelingen van korte bezoeken aan de vele steden en stadjes van de afgelopen tijd ook wel weer eens nodig. 'Een pas op de plaats' zogezegd, want hoe meer je beleeft des te groter het aantal foto's dat moet worden gerubriceerd. En datzelfde geldt voor de zich alsmaar uitbreidende hoeveelheid aantekeningen die moeten worden verwerkt in blogs. Bovendien ben ik sinds half december bezig om alle camperblogs uit ons eerste camperjaar onder te brengen in een boek, dat door het plaatsen van de tekst op een correcte manier in het format best nog een klus is. Gelukkig heb ik een vriendin in Friesland wonen die ik een proefexemplaar kan toesturen om te kijken of de ingebrachte indeling op de juiste manier op het papier is komen te staan. Ondertussen kan ik niet anders dan de conclusie trekken dat de nadruk - in plaats van op schilderen en tekenen - weer steeds meer op schrijven en fotografie komt te liggen, precies zoals ik veertig jaar geleden ben begonnen als journalist.

Na onze aankomst duurt het dus nog even, voordat we aan de verkenning van dit voor ons nieuwe stadje beginnen. De zon heeft inmiddels plaatsgemaakt voor mist en dat maakt de wandeling net iets minder sprankelend. Vanaf de camperplaats loopt een pad naast het kerkhof naar de Lech, waar we via een brug direct in het oude centrum terechtkomen. Als eerste gaan we naar de grote Stadtpfarrkirche Maria Hemelvaartkerk uit 1219, van oorsprong een laat-romaanse kerk die in de 17e eeuw barok werd. Dus ook hier weer een veelvuldig gebruik van goud. De plafondschilderingen in het koor werden gemaakt door Johann Jakob Pottmayer, in 1902 overschilderd door Waldemar Kolmsperger de Oude en in 1968 opnieuw bewerkt. Zoals we ook al bij het Wevershuis in Augsburg zagen, blijken fresco's niet oneindig houdbaar.

Vervolgens bezoeken we het kleine rococokerkje St. Johannes, ter grootte van een huis. Een brede kroonlijst draagt het ovale koepelgewelf en verleent de kleine kerkruimte een bijna classicistische monumentaliteit die wordt versterkt door het ontbreken van stucwerk op de muren. Door twee verborgen vensteropeningen valt indirect het licht op het pronkvolle hoogaltaar, dat wordt overdekt door een ronde schijnkoepel. Het zo ontstane 'Theatrum Sanctum' wordt gezien als een van de mooiste werken van de Beierse rococo. De kerk is gewijd aan Johannes de Doper en is het meesterwerk van Dominikus Zimmermann, een naam die je hier in de omgeving vaker tegenkomt, zoals bij het een paar honderd meter verderop gelegen stadhuis en het voormalige Ursulinenklooster.

Al met al brengen we een aangename tijd door in Landsberg en is er van de bijzondere rol die deze plaats speelde in het nationaal-socialisme vanwege de gevangenschap van Adolf Hitler, niets meer te merken. Toch is het een raar idee, dat in de plaats waar ik mijn boek 'Slow Living, deel 1, van huis naar camper' gestalte geef, Hitler in 1924 in de gevangenis 'Mein Kampf' schreef. Maakte hij toen net als ik een pas op de plaats?

Commentaren: 0

69. gemengde gevoelens

Hoewel de kathedraal, zoals veel andere gebouwen in de binnenstad, in de steigers staat, moet ik bekennen dat ik bij het betreden ervan mijn mening over Augsburg voorzichtig begin bij te stellen. En dat terwijl dit binnenwerk zeker niet het mooiste is van wat ik de laatste tijd aan kerkinterieurs heb mogen aanschouwen. De kathedraal, ook wel de Hoge Kathedraal van de Visitatie van de Maagd Maria genoemd, heeft geen specifieke uitstraling. In feite zijn het meerdere stijlen door elkaar heen. De toepassing van verschillende materialen, zoals brons, hout, steen en smeedijzer maken dat de aankleding rommelig aandoet. Tijdens mijn rondgang langs de Romaanse crypten, de glas-in-loodpanelen, middeleeuwse olieverfschilderijen, sculpturen en de moderne rood marmeren preekstoel heb ik dan ook meer het idee dat ik door een museum met verschillende stijlkamers loop dan door een kerk; en gek genoeg is dat voor een keer best verfrissend, vooral omdat dit alles op een wonderlijke manier toch ook weer een geheel vormt.

Wanneer ik het witte gebouw verlaat en me bij Rienk voeg die altijd veel sneller klaar is met kerkbezichtigingen dan ik, wacht ons op de Rathausplatz een verrassing. Allereerst het stadhuis zelf, dat geheel in renaissancestijl is opgezet. De zogeheten Gouden Zaal - rijkelijk versierd met grote deuropeningen, muurschilderingen en een cassetteplafond als de meest indrukwekkende kamer en tevens een van de belangrijkste culturele monumenten van de late Duitse renaissance - verzuimen we binnen te lopen. Wij hebben, na onze fikse wandeling, meer trek in een kop koffie en thee dan in weer een bezichtiging. Bovendien nodigt de fel schijnende zon uit voor een plaatsje op het terras. Jammer genoeg zijn er zo veel studenten en andere jongeren op dezelfde gedachte gekomen, dat wij voor onze inwendige bevrediging tot de ernaast gelegen Konditorei zijn veroordeeld.

Bij binnenkomst ziet de vitrine vol gebak en koek er niet verkeerd uit en wij kiezen alle twee iets uit om in de Konditorei op te eten. Zo gaat het bij veel van deze gelegenheden: eerst bepaal je in het winkelgedeelte je gebakkeuze en wordt er aan de hand daarvan een minuscuul bonnetje overhandigd dat je moet meenemen naar je tafeltje om vervolgens aan de degene af te geven die de rest van de bestelling komt opnemen. Nog voordat we van het moderne winkelgedeelte beneden naar het van buitenaf niet zichtbare oubollige zitgedeelte op de bovenverdieping worden gedirigeerd, merken we dat het er hier toch nog net iets anders aan toe gaat. Zo zijn alle producten dubbel geprijsd: meeneemprijzen en het ter-plekke-opeetprijzen, waarbij de laatste aanmerkelijk hoger liggen. Dan de bestelling zelf: mijn gebakje overleeft de eindgoedkeuring maar de koek van Rienk wordt geweigerd. Hij moet een andere uitkiezen. Zijn eerste keuze is blijkbaar te goedkoop. Bovenaan de trap worden we opgewacht door een serveerster die ons controleert op 2G, mondmasker en identiteitspapieren. Plotseling komt de baas eraan, trekt me aan mijn mouw en snauwt dat ik de rij ophoud. De rij? Als ik omkijk, vermoed ik dat hij doelt op de twee mensen achter mij die zonder controle om mij heen mogen lopen. Na deze twee incidenten lopen we door het mistroostige interieur naar een tafeltje, waar ons tot driemaal toe wordt gevraagd of we al hebben besteld. Na tien minuten arriveren koffie en thee en nogmaals tien minuten later, als het drinken is afgekoeld, de rest. Het afrekenen levert al even veel problemen op. Om de rekening moeten we meerdere malen vragen, waarbij het personeel telkens naar elkaar wijst als de aangewezen persoon die zich van deze taak dient te kwijten. Enfin, drie kwartier later met de spijzen achter de kiezen en de rekening betaald, volgen we de pijlen naar de uitgang die langs een stenen trappenhuis voert waar een kapper en notaris zijn gevestigd.

Mijn net aangewakkerde positiviteit ten opzichte van Augsburg is naar een nulpunt gedaald, maar al verder wandelend blijkt dat we op een verkeerd punt zijn gestart. De rest van het centrum doet mooi en gezellig aan met tal van wel leuke horecagelegenheden en interessante panden. Zo komen we langs het met vrolijke kleurrijke fresco's versierde Weberhaus, dat in de periode 1389 tot 1548 functioneerde als gildehuis van de wevers. Het was het eerste wevershuis gemaakt van steen en hout. In de jaren 1605 tot 1607 versierde de Augsburgse stadsschilder en burgemeester Matthias Kager de buitenmuur met fresco's. Iets meer dan drie eeuwen later moest het oude huis wijken voor een nieuw gelijkvormig gebouw, omdat het niet paste in een nieuw stratenplan en bovendien in verval raakte. Op basis van sjablonen werden de oude gevelschilderijen overgenomen. Deze werden rond 1935 in een andere stijl overgeschilderd, maar ook deze fresco's waren geen lang leven beschoren. Nadat het wevershuis in de oorlog was verwoest en in 1959 origineel herbouwd, moest de gevel opnieuw worden beschilderd en alweer in 1981 worden vernieuwd vanwege milieuvervuiling. Een verwoestende brand in 2007 maakte dat de fresco's nogmaals werden hersteld. Ik ben benieuwd hoe lang deze het volhouden.

Even verderop, in de Maximilianstrasse, ligt het 16e-eeuwse Fuggerhaus, een koopmanshuis in renaissancestijl. Het is het eerste renaissancebouwwerk van de noordelijke renaissance en dus niet door Italiaanse architecten gebouwd. Tot slot passeren we de gotische kloosterkerk Sankt Ulrich und Afra, waarna we de drukke autowegen opnieuw trotseren om naar de camper te lopen. Onderweg denk ik aan de vele bekende mensen die hier zijn geboren, zoals de dichter en toneelschrijver- en regisseur Bertolt Brecht (1998-1956) en Leopold Mozart (1719-1787), vader van Wolfgang Amadeus Mozart en belangrijk genoeg om zijn eigen rode huis in de stad te hebben dat nog altijd kan worden bezichtigd. Wat vonden zij van Augsburg? Hielden zij er net zulke gemengde gevoelens op na als ik?

Commentaren: 1
  • #1

    Mieke Schepens (zondag, 23 januari 2022 12:26)

    Ik zie het voor mijn ogen gebeuren. Ook de 'rij' die je aan het ophouden bent, ha ha.
    Graag gelezen.

68. VEEL INDUSTRIE, WEINIG ROMANTIEK

De regio rondom Donauwörth lijkt meer op het Ruhrgebied dan dat het thuishoort op de Romantische route. Een vlak landschap met veel industrie. Ook Airbus Helicopters heeft zich hier gevestigd. Ze doen er onderzoek met de zogenaamde City-Airbus als een soort luchttaxi: een kleine helikopter die eerst met een piloot en later autonoom met passagiers door grote steden vliegt om het wegverkeer te ontlasten. Vooral in Aziatische steden schijnt hier belangstelling voor te zijn en de eerste prototypes zouden binnen een paar jaar kunnen vliegen. Op een rotonde wordt op dit initiatief de aandacht gevestigd met een gele helikopter die op zo'n manier hangt, dat het net lijkt of hij bezig is aan een landing. Als we eromheen rijden, vraag ik me af in hoeverre het nieuwe prototype zal afwijken van dit hangend exemplaar.

Onze bestemming is Rain. Vanaf de grote weg leidt een lange straat naar de camperplaats. We passeren het fors rokende fabriekscomplex van Südzucker, waar dagelijks enkele duizenden tonnen bieten worden aangevoerd en verwerkt. De jaarlijkse productie van de fabriek is voldoende om aan de behoeften van 4 tot 5 miljoen consumenten te voldoen. De zeven silo's van de fabriek hebben ruimte voor meer dan 100.000 ton suiker. Achter de fabriek ligt een bouwterrein met barakken én de camperplaats, vanwaar je tussen de barakken door nog net de rook van de suikerfabriek omhoog ziet gaan. Rienk en ik kijken elkaar aan. Willen wij hier staan? "Nou, dat dacht ik niet! Bovendien stinkt het hier ook nog eens behoorlijk chemisch", zeiden we in koor.

Dus op naar de volgende 'romantische plek': Augsburg. Daar ligt de camperplaats in een bocht langs een drukke weg met een brug over de rivier Wertach die een stukje verderop in de Lech stroomt. De Lech is in Duitsland erg belangrijk voor de elektriciteitswinning. Sinds 2019 staat het waterbeheersysteem van Augsburg, dat kan worden gezien als voorbeeld van de geschiedenis van watergebruik en waterbeheer in een Europese stad, op de UNESCO-Werelderfgoedlijst. Het bestaat uit een netwerk van multifunctionele waterkanalen, het oudste waterleidingbedrijf, de oudste waterleidingen en de oudste watertoren van Duitsland. Bronwater en rivierwater worden strikt gescheiden. Watertorens uit de 15e tot 17e eeuw die pompwerktuigen huisvestten, werden eerst aangedreven door waterraderen en nu door turbines om de hoogteverschillen in het historische stadscentrum te overbruggen. Het waterbeheersysteem verzorgt ook een watergekoelde slagerij, drie monumentale fonteinen en waterkrachtcentrales die duurzame energie leveren. De technische innovaties die er voor nodig waren, hebben er aan bijgedragen dat Augsburg een pionier in de waterbouwkunde is geworden.

Dat klinkt allemaal heel interessant en als we op de camperplaats ook nog eens heel hartelijk worden ontvangen door een 78-jarige man die zijn oude dag slijt in een camper met geopend raampje waardoor hij met alle komende en gaande campergasten direct contact kan aangaan, besluiten we te blijven, ook al is de plek niet echt rustig te noemen.

Het is een mooie dag. De zon schijnt en de temperatuur ligt boven nul. En dat is heel fijn, want voordat we in het oude stadscentrum geraken, moet er een lange, ongezellige, drukke weg worden afgelegd, waar alleen een stukje langs de Wertach en een stukje door een kleurrijk beschilderde tunnel enige afleiding vormen. Het moge duidelijk zijn: we zijn niet direct gecharmeerd van de op München en Nürnberg na grootste stad van Beieren. Zelfs niet als we aan de rand van de Altstadt het mooie kerkje St. Peter am Perlach met een klokkentoren uit 1182 passeren. En misschien ook niet zo gek, want een hier wonend echtpaar met wie we aan de praat raakten en dat ons de weg wees, kwam ook niet bijster enthousiast over. In het gesprek hadden we dan ook meer lol om de man die constant in de clinch lag met de begrippen 'oost-west' en 'links-rechts' dan dat we werden gemotiveerd voor een nadere kennismaking met de cultuurhistorie die de oude stad voor ons in petto zou kunnen hebben. Dat gevoel blijven we nog even houden, want is het tot nu toe niet zo dat de omringende industrie voorlopig alleen nog maar heeft plaatsgemaakt voor drukte en veel verkeer, en dat de romantiek zich angstvallig op de achtergrond houdt.

Commentaren: 0

67. Gas

Soms betekent slow living in de camper dat je hard je best moet doen om het de camper naar zijn zin te maken door hem op tijd te voorzien van zijn natje en zijn droogje, waarmee ik bij het laatste doel op warmte. Dachten we eerst nog dat de watertoevoer een probleem zou worden tijdens de vorst, blijkt toch ineens de warmtevoorziening de grote uitdaging te worden. Hoe zuidelijker we komen in Duitsland, hoe moeilijker het wordt om ons huisje op een stroompaal aan te sluiten. Bij de meeste schaars aanwezige palen betaal je een € 1 tot € 1,50 euro voor 1kWh. Dit staat ongeveer gelijk aan zes uur elektriciteit, ondermeer bedoeld voor koelkast, verlichting en het doortrekken van het toilet; dus exclusief stookkosten. Het is elke dag weer een hele toer om de juiste munten voor de palen op voorraad te hebben, ook omdat het vaak per plaats verschilt welke munteenheid je voorhanden moet hebben. De ene keer 50 eurocenten, de andere keer 1 euromunten, een enkele keer 2 euromunten. En dan heb je vaak ook nog muntgeld nodig voor parkeren, water en het legen van het cassettetoilet, want het is slechts zelden dat je met een pasje kunt betalen. Zou je ook de camper willen verwarmen via de elektriciteitspalen, dan ben je al gauw 2kW per uur extra kwijt en zeker met vorst loopt dat aardig in de papieren, oftewel in dit geval in de munten. Het echte stookwerk verloopt dan ook via gasflessen. Met de kou verbruiken we ongeveer één fles in drie dagen. Eerst huurden we gasflessen bij Hornbach, waarbij je de lege fles kan inleveren tegen een volle, maar hoe zuidelijker we komen des te schaarser de Hornbach-vestigingen, zodat we zijn overgestapt op Westfalen waar je eveneens gasflessen kunt huren. Op de site van deze firma staan veel dealeradressen, dus dat leek relaxter, maar ook dat blijkt in de praktijk niet zo goed te werken. Veel dealers hebben de rode huurfles niet op voorraad of zijn met huurflessen gestopt en verkopen alleen grijze. We doen achtereenvolgens Böflingen, Obersdorf en Ellwangen aan met telkens nul op het request. In de wat grotere en meer industriële stad Aalen hebben we meer succes en omdat we niet zo heel ver van Neresheim afzitten, overnachten we daar nog maar een keer onder de mooie kloosterabdij, wat beslist geen straf is.

Met een tevreden camper, echt een huisje Weltevree, rijden we twee dagen later naar Harburg. Een niet zo grote plaats met een des te groter prachtig kasteel op de heuvel die we graag van dichtbij zouden willen bekijken. Echter, er is nergens een plekje om de camper neer te zetten zodat we genoodzaakt zijn om verder rijden naar Donauwörth. Deze stad ligt aan de Donau, maar ook aan de Wörnitz die hier in de Donau uitkomt. De stad is bekend om het poppenmuseum, waar wij niet naartoe gaan. Wij bezoeken het klooster van het Heilige Kruis, waar een splinter van het kruis van Christus wordt bewaard. Het klooster is een schoolvoorbeeld van de laat-barok. Voor mij vanwege de royale toepassing van goud behoorlijk over de top. Al dat glinsterende edelmetaal vind ik veel te rijk en theatraal overkomen. Eenvoud siert de mens, maar klaarblijkelijk gaat dit niet op voor God. Hier had best wat gas kunnen worden teruggenomen.

Het centrum van Donauwörth bestaat vooral uit de Reichsstraße met aan weerskanten veel grote middeleeuwse en renaissance koopmanshuizen. En ook andere prachtige panden zoals de Liebfrauenmünster, een gotische hallenkerk van baksteen; het Deutschordenshaus, een van de oudste plaatsen waar de Duitse Ridderorde samenkwam; en het stadhuis dat in 1236 is gebouwd. In april 1945 werden grote delen van de Reichsstrasse verwoest, doch de wederopbouw naar de oude voorbeelden startte al in 1946.

Aan al dat moois gaan we snel voorbij. Veel te snel, maar het is ook zo koud, min drie met mist en een beetje wind. Er zijn dan ook weinig mensen op straat. We zoeken ons heil bij een Indiaas restaurant, waar we kouder vandaan gaan dan we komen. De uitbater klaagt over de slechte zaken die hij vanwege corona heeft gedaan. "Ik kan beter de deuren sluiten. Er komen zo weinig mensen dat open zijn niet loont. In feite verlies ik er alleen maar aan". Zijn pessimisme is van zijn gezicht af te lezen. Wij vertellen hem dat de horeca in Nederland al weken dicht is en dat ze daar dolgraag weer open willen. Hij haalt zijn schouders op. De vlam is uit de man, net als uit zijn kachel. In tegenstelling tot de kloosterkerk, waar het aangenaam warm was, heeft hij al wel flink wat gas teruggenomen.

Commentaren: 1
  • #1

    Roel Berger (zondag, 16 januari 2022 13:41)

    God was toch ook niet voor dat goud denk ik maar de pausen en kardinalen wel denk ik. Veel te veel bombarie. Ik wens je veel warmte toe..

66. Stad in een krater

Bij het uitstippelen van bezienswaardigheden word je soms op het verkeerde been gezet, zo ook met het middeleeuwse plaatsje Nördlingen en de Ries-inslag, een van de best behouden grote inslagkraters op aarde, waarvan wij dachten met twee verschillende locaties te maken te hebben. We hadden gelezen dat de krater door zijn omvang en de sterke verwering alleen vanuit de lucht duidelijk is te herkennen. Volgens berekeningen heeft de meteorietinslag van zo'n 15 miljoen jaar geleden in totaal 150 kubieke kilometer gesteente in beweging gebracht. Vanaf de bodem zou men de rand van de krater als een richel zien die langs de horizon loopt en met bos is begroeid. Op weg naar Nördlingen denken wij af en toe zo'n stukje krater te zien, maar zeker weten doen we het niet. We zijn op zoek naar het hart, totdat we doorkrijgen dat de stad Nördlingen volledig binnen de krater ligt en daarmee het eigenlijke hart is. Een stad in een krater: dat bedenk je niet.

Het schijnt dat het een veel voorkomende misvatting is dat de stadsmuren van Nördlingen direct op de rand van de krater staan. De stad ligt wel in z'n geheel in een krater, maar de zogeheten Nördlinger Ries heeft een diameter van tussen de 22 en 24 kilometer, en strekt zich ver buiten de grenzen van de stad uit. Vanaf de klokkentoren in Nördlingen die liefkozend Daniël wordt genoemd, zou de rand van de krater wel goed zichtbaar zijn. Maar ik ben na het stukje trap in Externsteine die mij drie dagen gigantische spierpijn in de bovenbenen opleverde, een beetje terughoudend geworden van fikse klimpartijen, zeker bij trappen van 350 treden zoals Daniël herbergt. En bovendien is Nördlingen lid van Cittaslow, een coalitie van 'slowcities' over de hele wereld, waar men leeft in een meer afgezwakt tempo. Om lid te zijn moet een stad 'nog nieuwsgierig zijn naar de oude tijden en rijk aan theaters, pleinen, cafés, workshops, restaurants en spirituele plaatsen zijn'. Een stad naar ons hart dus, want wij zijn immers ook van de 'slow living'. Het zou ten opzichte van al die schilderachtige middeleeuwse steegjes, de ouderwetse watermolen, een omgebouwd klooster en de Beierse huizen met oranje daken sowieso een beetje onbeleefd zijn om daar doorheen te jakkeren.

Het voert hier te ver om alle bezienswaardigheden op te noemen, want de gehele oude binnenstad staat vol met schitterend gerenoveerde huizen uit de middeleeuwen en renaissance. Een feit is dat de kennismaking met Nördlingen direct al leuk begon. Op de camperplaats geen toeristen, alleen een door een man zelfgemaakte en permanent bewoonde camper en een camperbusje behorend bij een vrouw die in de buurt woont, maar zelden in haar huis is te vinden. Liever brengt ze haar tijd in de bus door, vooral in Nördlingen met bezienswaardigheden, wandelpaden, supermarkten en stroom en water onder handbereik. Ze wenst ons op onze verkenningstocht veel plezier toe en dat hebben we!

Nog maar net via een van de stadspoorten het centrum binnengekomen, belanden we in een Italiaanse horecagelegenheid met een grand-café-achtige uitstraling. We worden hartelijk ontvangen door de Italiaanse eigenaar en ook de gasten die allemaal van Italiaanse afkomst blijken te zijn, groeten ons vriendelijk. Heerlijk om eindelijk weer de taal te horen van mijn lievelingsland, dat zoveel muzikaler klinkt dan het Duits. En ook heel fijn te genieten van de typische Italiaanse delicatessen. Van de weeromstuit neem ik een tiramisu bij mijn thee. Heerlijk!

Helemaal voldaan beginnen we aan de stadswandeling die voor het grootste gedeelte over de omgang van de hoge stadsmuur uit 1327 gaat en met vijf poorten en poorttorens, elf losse torens en twee bastions in zijn totaliteit bewaard is gebleven. Daarna is het de beurt aan de laatgotische Georgskirche, gebouwd tussen 1427 en 1505, met de eerder genoemde Daniëltoren het herkenningspunt van de stad. Wat binnen opvalt zijn de stenen spreekstoel, de houten koorbanken uit de late middeleeuwen met gebeeldhouwde dieren- en mensenhoofden en mythische wezens, en de talrijke grafschriften en dodenschilden op de zijwanden die getuigen van het verleden van Nördlingen als rijke burgerlijke handelsstad. Dan zijn er nog drie orgels, waarvan niet het hoofdorgel het mooiste is maar het zijorgel achter het Renaissance-vooruitzicht uit 1610. Alweer een juweeltje onder de kerken.

Opnieuw hongerig geworden eten we een verse goulashsoep bij een hotel c.q. Konditorei. We merken dat de coronaregels voor o.a. de horeca opnieuw zijn aangescherpt. 2G (ingeënt of genezen) is vervangen door 2G plus, met aanvullende voorschriften waaronder een test, of nog liever door drie vaccinaties. We zijn blij dat we de boosterprik binnen hebben. Na een rondje over de Rübenmarkt met de Kriegerbrunnen, een Jugendstilbouwwerk uit 1902, waar ook supermarkt Norma is gevestigd voor de inkoop van melk en broodjes, lopen we terug naar de camper die vandaag dus in een van de grootste kraters van Europa staat. Dat is zelfs voor ons huisje, dat inmiddels aan heel wat aparte plaatsen gewend is, toch ook weer een interessante aanvulling.

Commentaren: 1
  • #1

    Joke Ket (vrijdag, 14 januari 2022 23:08)

    Steeds weer leuk om je verhalen te lezen Connie.

65. van herfst- naar winterromantiek

Het is niet de eerste keer dat we op een camperplaats naast een kuurpark staan. Zo ook in Bad Neustadt an der Saale, aan de voet van de Beierse Rhön. Alle klinieken en revalidatiecentra, het medische verzorgingscentrum, het gezondheidscentrum en wellnessfaciliteiten liggen op loopafstand van elkaar. Daarnaast biedt het wellness- en avonturenbad Triamare (ook op loopafstand) een goed uitgeruste sauna en een mooi zwembad met duiktoren en glijbaan. Een zweefvliegveld, tennisbanen, outdoor fitnessapparatuur, een blotevoetenpad, drie verschillende natuurpaden en een Nordic Walking-centrum ronden de sport- en vrijetijdsactiviteiten af. Daarom des te spijtiger dat wij niet zoveel hebben met sport en wellness, want voor iedere liefhebber moet dit toch een waar walhalla zijn. En wat ook heel jammer is, is dat er geen sneeuw ligt in Bad Neustadt. De hele weg ernaartoe reden we door een witte winterwereld die ineens vlak voor de plaats van bestemming groen kleurde.

Toch voelen wij ons er direct thuis. We staan midden in een natuurgebied en ook het centrum ligt dichtbij. De middeleeuwse stadsmuur is zeer goed bewaard gebleven en omringt de oude stad in de vorm van een hart van ruim anderhalve kilometer. Een bijzonder gezicht zijn de drie slanke verdedigingstorens en de 34 meter hoge poort, de Hohntor, tevens herkenningspunt van de stad. Slot Salzburg, dat boven de stad uit torent en uit zeven onafhankelijke kleine kastelen bestaat, zien wij in eerste instantie over het hoofd omdat deze pal boven de camperplaats ligt en alleen vanuit de verte zichtbaar is.

Het centrum, dat wordt getypeerd als een typisch Frankische oude stad oogt wat saai. Eigenlijk is de ijsbaan midden op het plein het enige dat leven in de stad brengt, hoewel de wandeling over de stadsmuur en de bezichtiging van de Maria-Hemelvaartkerk veel goedmaakt. Het eenvoudige witte interieur van de kerk met de Korinthische zuilen verrast me, evenals het ronde koor dat wordt benadrukt door de ronde kolompositie en het koepelachtige plafondgewelf.

Op de terugweg door het Kurpark, waarbij we de heftig kolkende en snelstromende Saale, een zijrivier van de Elbe, oversteken, zijn we plots wat huiverig over onze camperplaats. Het terrein is glooiend en wij hebben de camper vanwege het mooie uitzicht geparkeerd op het laagste punt aan de rand van het terrein. We zien dat sommige wandelpaden onder water staan en ons huisje bevindt zich niet ver van die overstromingen af. Als het dan ook nog ineens begint te sneeuwen, zijn we bang dat het waterpeil nog meer zal stijgen en wij straks een drijvend huisje hebben. Dus voor de zekerheid verkassen we naar een wat hoger gelegen deel, waar 's avonds een gespierde man in T-shirt op de deur klopt. Hij is van de inentings- en betaalinspectie en is speciaal met de auto het terrein opgereden om ons als enige aanwezige campergasten te controleren. Gelukkig kunnen we hem op beide fronten geruststellen.

De volgende dag is het 6 januari en viert heel Duitsland Drie Koningen. Alle winkels en horecagelegenheden zijn gesloten, behalve een Grieks restaurant waar we een heerlijke maaltijd verorberen. De nacht wordt koud en kweekt een laag rijp. Wij willen graag de route van de Romantische Strasse hervatten die we in de herfst vanwege het halen van de griepprik in Nederland hebben afgebroken. Zo gemakkelijk als het toen verliep, zal het nu niet gaan. Bij vorst zit er weinig anders op dan dat we ons laten leiden door begaanbare wegen, werkende sanizuilen en aanwezige stroompalen.

Dinkelsbühl was de laatste stad die we afgelopen najaar hebben bezocht en dus zullen we daar net ergens voorbij opnieuw moeten instappen. Neresheim, dat ligt aan de voet van de Zwabische Jura, lijkt een goede keuze. Op weg ernaartoe rijden we door forse sneeuwbuien met mistige dalen, maar net als bij Bad Neustadt houden deze op als we in Neresheim arriveren. Ditmaal staan we weer eens op een gratis plek met uitzicht op een openluchtspoorwegmuseum en daarboven het abdijcomplex. 's Nachts sneeuwt het onophoudelijk en als de volgende morgen om een uur of elf de zon gaat schijnen, leggen wij vol bewondering over het omringende landschap en het besneeuwde stadje die ene kilometer af die ons huisje scheidt van de witte abdij die zich zo uitnodigend aftekent tegen de blauwe hemel.

In 1095 stichtten graaf Hartmann van Dillingen en zijn vrouw Adelheid het koorherensticht Sankt Ulrich und Afra, dat al snel in een benedictijnenabdij werd omgezet, behorend binnen het Heilige Roomse Rijk. Nu ligt de abdij direct aan de Jacobswegroute en kun je er overnachten. Het interieur van het klooster is eenvoudig. Dit in tegenstelling tot de kerk, ontworpen door Johann Balthasar Neumann, een Duitse barok- en rococo architect. De bouw van deze meer dan imposante kloosterkerk is tussen 1699 en 1714 gerealiseerd en is - nu met de sneeuw - van binnen net zo wit als van buiten. Werkelijk een prachtig gebouw en binnen misschien wel het meest indrukwekkend van alle kerken die ik tot nu toe heb bezocht. Zo veel ruimte dat het bij een lichte fluistering al echoot. Wij zijn er als enige bezoeker en aanschouwen nederig de plafondschilderingen van de Tiroolse kerkschilder Martin Knoller. Met een oppervlakte van meer dan 700 vierkante meter is het koepelfresco in de 18e eeuw de grootste in zijn soort. Het lijkt alsof de hemel zich voor ons opent. En ook het gigantische orgel van de Duitse orgelbouwer Johann Nepomuk Holzhay, dat het midden houdt tussen hoogbarok en classicisme, sluit door de onderverdeling in diverse witte behuizingen mooi aan bij de rest van het interieur. In alle weelde is de inrichting vrij schaars te noemen. Er staan relatief weinig kerkbanken met halverwege een eenvoudige tafel waar volgens mij normaliter de missen worden opgedragen. Erachter ligt een groot leeg cirkelvormig plein, waar het altaar op aansluit. Een opvallend contrast met de vele barokke elementen.

Al met al is het abdijcomplex een plaats waar je terstond stil valt en wat mij betreft, zo midden in de sneeuw, op en top winterromantiek en daarom onbegrijpelijk dat Neresheim geen deel uitmaakt van de Romantische Strasse. Misschien dat deze blog daar verandering in kan brengen?

Commentaren: 1
  • #1

    Sophie (maandag, 10 januari 2022 17:12)

    Inderdaad Connie, deze abdij verdient een plek in het parcours. Wie weet pakt iemand je suggestie op!

64. Middeleeuwse wandeling en prehistorische rotsen

De tweede januaridag in Blomberg verloopt heel wat natter en kouder dan de dag ervoor. Bovendien staat er een behoorlijke wind die wij uiteraard trotseren voor een wandeltocht door het plaatsje. De rond 1250 gebouwde stad is een echt juweeltje. Nauwe steegjes, vakwerkhuizen versierd met gebeeldhouwde rozetten, een middeleeuwse burcht, romantische wandelpaden en een in de 16e eeuw gebouwde stadspoort wisselen elkaar af. Het hoogtepunt van Blomberg staat aan de Marktplatz: het in 1587 gebouwde Rathaus in de stijl van de Wezerrenaissance. Deze stijl combineert kenmerkende elementen, zoals rijkelijk versierde gevels van de Italiaanse renaissance met die van de West-Europese renaissance. Links voor het Rathaus staat de schandpaal. En dan is er ook nog de Martinitoren, de toren van de vroegere kerk St Martin, die - naast enkele delen van de burcht en de stadsmuur - het enige gebouw is dat bij de verwoesting van Blomberg tijdens de Soester vete in 1447 geen schade opliep.

De volgende dag maken we een uitstapje naar Externsteine, dat net als het Hermannsdenkmal, een tip is van Rienks broer die het grootste gedeelte van zijn leven in Duitsland woont. Door hem zijn we al op tal van interessante plekken terechtgekomen. De Externsteine vormen een formatie van enkele lange zandstenen die abrupt uit het heuvelachtige landschap oprijzen. Ze zijn ontstaan in het geologische tijdperk Krijt, ongeveer 120 miljoen jaar geleden. Behalve een natuurmonument zijn de Externsteine mogelijk van religieuze of cultureel geschiedkundige waarde. In de 12de eeuw werd volgens een inscriptie een grot in de westelijke rots als kerk ingewijd door de bisschop van Paderborn. Links naast de ingang van die grot bevindt zich een reliëf van de kruisafname van Jezus. Dit is het oudst bewaarde stenen beeld van Duitsland. Kortom, een interessante plaats die in de belangstelling staat van druïden, esoterici, moderne heksen, en Keltische en Germaanse geloofsgemeenschappen die er de zonnewendefeesten vieren en de Germaanse goden vereren. Nationaalsocialisten interesseren zich om andere redenen voor de Externsteine; zij zoeken naar gegevens die bewijzen dat er voor de vroege beschavingen in het Middellandse Zeegebied al hoge culturen in het noorden waren. In 1935 dacht men er de Irminsul te hebben gevonden. Dit was een belangrijk heiligdom voor de Saksen van de achtste eeuw na Christus met vermoedelijk grote symbolische betekenis. Om deze reden worden er bij de Externsteine regelmatig samenkomsten gehouden door personen die er neofascistische interesses op na houden.

We hebben dan ook hoge verwachtingen van deze bezienswaardigheid die - zoals wel vaker bij hoge verwachtingen gebeurt - in de praktijk een beetje tegenvallen. Zo ziet het parkeerterrein er slecht onderhouden uit met over de toegangsweg woekerende takken en met mos begroeide en verkleurde verkeersborden. Een van de apparaten waar je een parkeerkaartje moet trekken doet het niet en als we net zijn uitgestapt worden we opgewacht door een zwerver die een papiertje voor onze neus houdt waarop in het Engels staat dat hij geld nodig heeft. Direct om de hoek, na het passeren van toiletten, parkeerkassa's, speeltuin en restaurant, zien we de rotsen liggen met daarbij alweer een kassa. In, tussen en rond en het gesteente zijn namelijk trappen aangebracht en helemaal bovenin zelfs een grappig vormgegeven bruggetje tussen twee rotspunten in die voor het betreden ervan moeten worden betaald. Omdat de kassa is gesloten en één trap gewoon bereikbaar is, wagen we de tocht naar boven, waarbij we halverwege op een afsluiting stuiten en we onverhoopt de afdaling in omgekeerde richting moeten aangaan. Een en ander strookt niet met de verwachting die wij hadden van een bezoek aan een natuurverschijnsel in de publieke ruimte van het Teutoburgerwoud. Nee, dan kiezen wij toch liever voor de wandeling door Blomberg dat zonder kassa's en toeristische attracties gewoon zichzelf is gebleven, maar misschien dat dit ook ooit nog eens gaat veranderen tegen de tijd dat deze stad net zo oud is als de rotsen van Externsteine.

Commentaren: 0

63. JAARWISSELING EN ANJERS

Geen oliebollen tijdens de jaarwisseling in Duitsland. Wel allerlei soorten Berliner bollen en zogeheten Mutzen, een klein soort oliebolvariant. Op deze laatste dag van het jaar slenteren we door Herford en vertoeven een poosje op de Münsterkirchplatz met - hoe kan het ook anders - de Munster van Herford, de oudste en grootste kerk van de stad. Samen met twee andere historische kerkgebouwen, de Sint-Johanneskerk en de Sint-Jacobikerk, vormt de Munsterkerk de protestantse kerkgemeente. Binnen doet het bijna huiselijk gezellig aan met meerdere verlichte Kerstbomen en een Kerststal.

Rond het plein staan verscheidene mooie gebouwen, zoals dat van de Volkshochschule en het cantorhuis, een van de oudste nog bewaard gebleven vakwerkhuizen van Westfalen. Het cantorhuis werd gebouwd tussen 1448 en 1494. Het heeft een poosje dienst gedaan als school en is nog altijd de residentie van de cantor van de kathedraal. Op ongeveer honderd meter ervandaan bevindt zich het lichtgele/witte Rathaus. Een drievleugelig neobarok gebouw dat veel weg heeft van een kasteel. Het stadhuis is ontworpen door Leonard Kanold en levert een belangrijke bijdrage aan de architectuur van het begin van de 20e eeuw. Bovendien vormt het gebouwencomplex een stedelijk ensemble met de markthal die van 1914 tot 1916 als het zuidelijke uiteinde van het raads- en marktforum is gebouwd.

Wij luiden 2021 rond het middaguur uit met een heerlijke maaltijd op de Alter Markt met het zicht op de grote Kerstboom midden op het plein. Na die tijd is er met dichte winkels en horeca niets meer in de stad te beleven en trekken we ons terug in de camper om er even na middernacht te genieten van het vuurwerk dat ondanks het verbod toch veelvuldig wordt afgeschoten.

2022 begint als een jaar vol beloftes, stil en zacht, zonder een enkel briesje wind en de abnormaal hoge temperatuur van vijftien graden. Wij maken er gelijk een leuke dag van met een uitstapje naar het Hermannsdenkmal, vlak bij Detmold. Dit kolossale monument werd gebouwd van 1838 tot 1875 naar een ontwerp van Ernst von Bandel. Met een totale hoogte van meer dan 53 meter is het 't hoogste standbeeld van Duitsland en totdat het Vrijheidsbeeld er kwam zelfs het hoogste standbeeld in de Westerse wereld. Het Hermannsdenkmal verwijst naar de Slag bij het Teutoburgerwoud en het verhaal van Hermann der Cherusker die leefde van het jaar18 voor Christus tot 19 na Christus. Als Arminius stond hij aan het hoofd van een verbond van de Germaanse stammen dat erin slaagde de Romeinen een vernietigende slag toe te brengen; en dat terwijl hij een tijdlang als officier in het Romeinse leger had gediend.

Na de bezichtiging van het standbeeld gaan we door naar de camperplaats in Blomberg, dat de bijnaam 'die Nelkenstadt' (Anjerstad) heeft en ook hier hangt een bijzonder verhaal aan vast. In de tweede helft van de negentiende eeuw werden er meer dan 1500 anjersoorten ontwikkeld. De kassen en bloemperken trokken veel bezoekers uit binnen- en buitenland en ook de prins en prinses zur Lippe bezochten jaarlijks de bloeiende bloemen.

 

De anjerteelt was niet alleen bekend in Lippe, maar in heel Europa - er zijn productcatalogi voor de anjerzaden in het Duits, Engels en Frans. Het abrupte einde volgde met het begin van de Eerste Wereldoorlog, waarna er nog maar een paar honderd variëteiten over waren. Tegenwoordig vertegenwoordigt de Anjerkoningin Blomberg in heel Duitsland op tal van beurzen en evenementen en is er een tweejaarlijks Anjerfeest in de stad. Ook Prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld, de voormalige Prins der Nederlanden en prins-gemaal van koningin Juliana, was een groot bewonderaar van deze bloem. Zijn handelsmerk werd een witte anjer in het knoopsgat en dat is nog steeds het beeldmerk van het Prins Bernhard Cultuurfonds. Geboren in de streek rond Blomberg opende Bernhard er de Anjerschool en de Bernhardschool. Wij nuttigen er onze Nieuwjaarsmaaltijd in een Italiaans restaurant.

Commentaren: 0

62. ONEINDIG LIJKEND

Het is ons al vaker overkomen dat we onderweg naar een camperplaats plotseling halverwege blijven steken en op een heel andere plek terechtkomen. Zo ook deze keer. We zijn op weg naar Herford met een tussenstop in Nordhorn voor een nieuwe gasfles. Het is al een beetje laat en de druilerige dag voorspelt een vroege intrede van de duisternis. Als bij de benzinepomp ons gasmerk ook nog niet eens op voorraad blijkt te zijn, besluiten we naar de camperplaats in Nordhorn te gaan, dat ligt aan de Vechtesee. Als ik bij dit meer ga kijken, wacht me een verrassing. In het ernaast gelegen fietspad, dat naar het centrum leidt, herken ik al gauw hetzelfde pad dat we afgelopen zomer vanuit De Lutte in Nederland hebben gefietst voor een bezoek aan Nordhorn. Ik vind het altijd heel apart hoe afzonderlijk bezochte stukjes van een stad soms als een puzzel in elkaar blijken te vallen. Via het pad loop ik door naar de Alte Weberei die ik vorige keer heb gemist. Interessant om te zien hoe de oorsprong van Nordhorn als weverijstad eruitziet.

De dag erop gaan we samen het centrum in en zijn we getuige van het opruimen van de Kerstmarkt. Vreemd hoe het er desondanks toch veel gezelliger aan doet dan afgelopen zomer. Na de wandeling brengen we een regenachtige middag door in de camper zonder noemenswaardige gebeurtenissen behalve dat een lesauto zeker een halfuur lang rondjes draait op het tegenoverliggende parkeerveld en een satellietschotel op een schuin voor ons staande camper dit draairecord probeert te overtreffen, wat overigens ruimschoots lukt. Af en toe verschijnt een hoofd en arm van de camperende man door het dakraampje om de schotel te sturen. Telkens tevergeefs, net als de herhaaldelijke pogingen vanaf de grond buiten met afstandsbediening, totdat de man het opgeeft en de schotel inklapt. Ondertussen speelt een opa frisbee met zijn kleinkinderen.

Voor de jaarwisseling valt de keuze op een camperplaats in Herford, recht tegenover het zwemparadijs H2O. Geen mooie plaats, maar wel veilig uitgerust met camera's en tientallen straatlantaarns. De camperplaats is een apart gedeelte van drie gigantische parkeerterreinen, bedoeld voor het zwembad. Het is er megadruk. De opgezette tent als coronatestlocatie lijkt dan ook geen overbodige luxe.

Naar het centrum is het anderhalve kilometer lopen langs de rivier de Werre die vlak bij de Altstadt overgaat in vijf kleine watervalletjes. En dan, wat een verrassing, belanden we bijna een week na Kerstmis andermaal op een Kerstmarkt, en wel een heel bijzondere deze keer. Eentje met veel aandacht voor kinderen. Ze kunnen er niet alleen rijden op een pony, maar op de Ganzenmarkt is een apart gedeelte voor hen ingericht met houten huisjes waarin sprookjes worden uitgebeeld. Met een druk op een knop kun je de bijbehorende tekst beluisteren, net zoals in pretpark De Efteling.

Op de warmste Oudjaar aller tijden komt er een einde aan de Kerstmarkt. Houten blokhutten worden met opleggers weggereden. Kerstversiering en grote Kerstbomen blijven. Ongekend hoe lang de Duitsers de Kerst proberen vast te houden met de Kerstmarkt als oneindig lijkende duurzaamheid. In sommige plaatsen eindigt de Kerstmarkt pas op 9 januari, terwijl deze al vanaf begin of half november van start ging. Als wandeleindpunt hebben we het museum MARTa voor ogen. M staat voor meubels en museum, ART voor kunst, en de laatste a voor 'ambiance'. Het museum staat in het teken van hedendaagse kunst, design en architectuur. Het gebouw is ontworpen door Frank Gehry, dezelfde architect van het Guggenheim in Bilbao; en het is dan ook een kleine kopie hiervan, met dit verschil dat MARTa is gemaakt van rode klinkers, glas en roestvrijstaal. Buiten het museum staat het meerdelige werk van de Italiaanse Arte povera-kunstenaar Luciano Fabro als hommage aan het speelse en poëtische karakter van kunst. Een hoog gepolijste, zilverachtige, glanzende roestvrijstalen bol, waarin de omgeving wordt weerspiegeld. Het markeert tevens het einde van de tekstlus van het Rilke-gedicht 'The Ball', dat vanaf de ingang van het museumcomplex naar de rotonde op de Schillerplatz voert. Een kunstwerk dat nog net iets oneindiger is dan de Duitse Kerstmarkt.

Commentaren: 0

61. Atelier en kersthuisje

De eerste dag van ons tweede jaar in de camper begint minder leuk dan we hadden gewild. De bedoeling was met de Kerst diep in ZO-Duitsland te verblijven, midden tussen de Alpen. De werkelijkheid is dat we bij het WTC Leeuwarden in de wacht zitten voor een boosterprik. Voor ons de eerste keer dat we deel uitmaken van zo'n groot opgezette en goed georganiseerde priklocatie. Een heel verschil met de twee voorafgaande keren bij de huisartsenpraktijk waar het zo rustig was, dat de dokter ons met een mond vol taart wenkte naderbij te komen. Zowel het groot- als het kleinschalige heeft wel iets en ach, het resultaat is natuurlijk hetzelfde en word ik deze keer net zo ziek als de eerste keer. Mijn spieren zijn klaarblijkelijk niet geschapen voor deze onschuldig ogende doorzichtige vaccinatievloeistof.

Twee dagen later - op 24 december - is het leed geleden en kijken we elkaar gelijktijdig aan met een blik van wat doen we hier nog? We zijn in het veredelde atelier in Molkwerum. De was is gedaan, het kersteten gekookt en gebraden en ik ben weer een stuk verder gekomen met mijn 'Zoektocht'-project, een werk van twee bij twee meter waarbij ik alle schilderijen uit mijn beginperiode als kunstenaar aan elkaar naai, waardoor een interessant overzicht ontstaat van verschillende stijlen, uitvoeringen en materialen. De inrichting van het huis is gesitueerd rond de kunst, wat wil zeggen dat de meeste ruimte wordt ingenomen door gemaakte en nog te maken werken plus materialen, dat daardoor de uitstraling van een klein pakhuis heeft. Eromheen bevinden zich een bijkeuken c.q. fietshok met wasmachine en oven, een keuken; beide vertrekken voorzien van een betonnen vloer. De rest van het huis heeft kale houten planken met in de grootste ruimte het atelier en een klein zithoekje met ons grote beeldscherm waar we bij thuiskomst genieten van de onderweg gemaakte foto's. Verder is er nog een lekkere warme douche, een slaapkamer en een piepklein werkkamertje voor Rienk en niet te vergeten een prachtige dorpsligging met het IJsselmeer op loopafstand en de bossen op fietsafstand. Omdat we niet veel in Molkwerum zijn, hebben we nog niet de behoefte gevoeld het huis echt aan te kleden met vloerbedekking, behang of muurverf. Doordat er niets op de vloeren ligt, trekt de vochtige koude lucht omhoog; iets waarvan we in de zomermaanden geen weet hebben maar dat in de winter toch een stuk onaangenamer aanvoelt.

We hebben nooit veel tijd nodig om over te schakelen. Met de gewassen kleren in de sporttassen en het klaargemaakte eten in plastic zakjes gaat het op naar de camper die bij een boerderij even buiten het dorp staat. In het aangrenzende weiland staan twee hertjes die ons uitgeleide doen. Nadat we langs de supermarkt zijn geweest, kan het avontuur weer beginnen. We gaan naar Lhee, vlak bij Dwingeloo, naar dezelfde camperplaats waar we een jaar geleden met ons camperleven zijn begonnen. De rit op Kerstavond is adembenemend mooi. Overal lichtjes die naarmate de schemer vordert steeds feller en meer worden. Lieflijke boerderijtjes, stallen, hekken, heggen, bomen, struiken en bruggen; alles is versierd. Op de camperplaats is het in het donker even zoeken, maar bijna direct staat de vriendelijke camperbaas paraat die ons nog kent van de drie vorige keren dat wij hier stonden, en die ons op eerste Kerstochtend verblijd met twee warme croissantjes in de camper.

In Lhee hebben we al veel weertypes meegemaakt: eindeloze regenbuien, dikke pakken sneeuw, druilerige ijzel en orkaanachtige storm, maar de zon hebben we er nog nooit gezien. Des te verrassender dat juist op Kerst een overdadige zonneschijn ons Kersthuisje verwarmt. Met de kachel als ondersteuning hebben we het zo comfortabel dat we de deur met buitentemperaturen schommelend tussen de min drie en min tien graden niet uitkomen. Wat dat betreft hadden we om het even welke plek kunnen staan, want het enige waarmee we ons bezighouden is lezen, computeren en breien en tussendoor natuurlijk lekker eten en wat snoeperijen. Kerstmuziek- en film vullen ons genot verder aan en in deze heerlijk ontspannen ambiance ontvangen wij de visite per mail, app en beeldbellen. Zo relaxed hadden we het niet vaak.

Overigens zijn we niet de enigen die in de camper zijn vast geplakt. Buiten is het met de snijdende wind echt te koud om eropuit te gaan. Op tweede Kerstdag voelt het iets aangenamer aan, zodat iedereen zich dan even buiten waagt voor een korte wandeling over de Dwingelervelden. Bovendien komen er nog zo'n tien campers bij met camperaars die elkaar lijken te kennen. In feestelijke kleding, met een kop koffie in de hand en sigaret in de mond, klitten ze samen - de kou dapper trotserend. De camperplaats is tot leven gekomen en de honden raken verstrikt in elkaars riem.

De zon laat zich nog even van haar beste kant zien. De volgende ochtend treedt met de komst van ijzel de dooi in en hangt de mist over de stoppelvelden. Voor ons een teken dat we moeten vertrekken. Zodra de gladdigheid is verdwenen zetten we koers naar Duitsland. Naar Nordhorn om precies te zijn, waar we ons nestelen op een camperplaats bij de Vechtesee. Ons kersthuisje voelt zich overal thuis.

Commentaren: 0

60. Het jaartje rond

Waren we in de middag nog heel blij met de versoepelingen in de deelstaat Beieren en zaten we heerlijk ontspannen in een Konditorei met een kop warme chocolademelk en een Streuchelkuchen voor onze neus, die avond vergaat de pret subiet bij het zien van de persconferentie, waarin de urgentie van een boosterprik in de strijd tegen de Omikronvariant rauw op ons dak valt. Onze laatste vaccinatie was op 19 juni en we dachten nog maximaal drie maanden te hebben voordat we ons in Nederland moeten laten boosteren. Nu proberen we als eerste de boostervaccinatie in Duitsland te verkrijgen. De burgemeester uit Hinternah tipte ons om bij een Rathaus te informeren en dat doen we in Amberg, waar we op dit moment staan. En wel per mail, waarop een ambtenaar ons een aantal links van sites toestuurt waarmee we aan de slag kunnen. Het duurt even, voordat we alle formulieren hebben doorlopen en uiteindelijk groen licht krijgen voor een afspraak in een vaccinatiecentrum in een schoolgebouw in de buurt. Dat dit lukt, komt doordat we de postcode van de camperplaats hebben doorgegeven, omdat onze eigen Nederlandse postcode niet door het systeem kwam. Je kunt je dus afvragen in hoeverre de gemaakte afspraak betrouwbaar genoeg is om op de aangegeven datum daadwerkelijk te worden geprikt. Wij hebben er in ieder geval geen waterdicht gevoel bij en al helemaal niet als alleen ik een afspraakbevestiging krijg doorgemaild en Rienk niet. Bovendien is de afspraak pas over een week en wat als dit min of meer illegaal verkregen privilege ongeldig is, dan moeten we nog langer wachten, terwijl wij als Astra Zeneca-geprikten volgens de geleerden geen enkele bescherming hebben tegen de zich razendsnel verspreidende coronavariant. Dit alles in ogenschouw nemend, willen we slechts nog één ding: terug naar Nederland, waar we na een online aanmelding in Leeuwarden zelfs nog een dag eerder terecht kunnen dan in Amberg.

Op de terugweg doen we als eerste Fulda aan, waar we op een verrassing stuiten: een heel grote Kerstmarkt. In de deelstaat Hessen kan dit blijkbaar. Wel moet iedereen een medisch mondkapje voor en als je iets bij een kraampje koopt zijn QR-code en legitimatie verplicht, maar toch. De markt is niet druk, waarschijnlijk doordat de helft van de Duitsers die niet is gevaccineerd of genezen, wordt buitengesloten. De regels zijn hier heel streng en er wordt consciëntieus gecontroleerd. Daar waar twee weken geleden in Paderborn de Sicherheitsdienst en Polizei willekeurig verifieerden op 2G, staat in Fulda bij elk kraampje een bordje dat je niets kunt kopen zonder 2G en legimitatie. En mogen mensen daar boos over worden en bijvoorbeeld plannen hebben om met hun auto in te rijden op degenen aan wie wel toegang wordt verleend, dan komen zij bedrogen uit. Alle toegangswegen zijn stevig gebarricadeerd.

De tweede tussenstop is in Paderborn en ook daar is de Kerstmarkt nog altijd in volle gang maar oogt voor ons te druk, zodat we kiezen voor een wandeling langs de Pader, de kortste rivier van Duitsland die met stroomversnellingen en watervalletjes midden door Paderborn meandert. Wij staan - net als op de heenweg - op de mixparking naast het Paderborner Weihnachtscircus. Na een lang opbouwtraject worden vandaag de eerste twee voorstellingen gespeeld. Voor de ingang staat een korte rij mensen, waarschijnlijk vanwege corona toch wat minder animo. Wij durven er in ieder geval niet naartoe en luisteren in onze camper naar de muziek die uit de tent schalt.

En dan is het een paar dagen later ineens 21 december 2021 en zijn wij alweer een jaar onderweg met ons huisje c.q. atelier op wielen. Begonnen en geëindigd in Nederland, alle twee de keren midden in een lockdown met nog altijd de angst voor corona, maar deze keer gelukkig tweemaal ingeënt en met het vooruitzicht op een boosterprik. Het was een jaar vol uitdagingen, want niet alleen corona speelde ons parten, maar er waren ook barre weersomstandigheden waarop we adequaat moesten inspelen. Belangrijke vragen in het winterseizoen zijn: is de volgende camperplaats geopend, wanneer gaat het vriezen, zijn de wegen begaanbaar, hebben we genoeg gas en waar is gas van ons merk verkrijgbaar, is er een sanistation en zo ja is dat niet afgesloten, kunnen we het cassettetoilet legen, zijn er stroompalen, hebben we genoeg muntjes voor parkeerautomaten, elektriciteits- en sanizuilen? In de zomer spelen weer andere dingen, zoals schaduwrijke en zonnige plaatsen, volle camperplaatsen en campings, laaghangende takken, voldoende ruimte om de luifel uit te zetten, de aanschaf van een ventilator. En het hele jaar door de steeds terugkerende vraag: waar kunnen we onze kleding wassen?

Het was een jaar van wennen, genieten, lekker eten en drinken, én van inzicht. Zo was het ook zoeken naar een goede thuisbasis met een werk- en opslagruimte zonder schimmel en riooloverlast. Al deze uitdagingen zijn we aangegaan,zodat we nu met een gerust hart kunnen zeggen dat ons leven in balans is zonder dat het maar één dag saai is. We hebben beiden onze draai gevonden en wisselen noodzakelijke bezigheden af met rijden, lezen, computeren en het ontdekken en genieten van nieuwe gebieden, wandelend of fietsend. Aanvullend teken, schilder, schrijf en fotografeer ik en bereid ik nieuwe exposities voor. We zijn meer dan tevreden en de jaarevaluatie heeft dan ook als uitslag: vooral doorgaan met waarmee we bezig zijn!

Commentaren: 3
  • #3

    Sophie (donderdag, 23 december 2021 18:48)

    Ik hoop vooral dat jullie weer snel op ontdekkingsreis gaan. Heerlijk al die foto's en verhalen.
    Fijne feestdagen voor jullie en een goed begin van 2022!

  • #2

    Ellie Schmitz (woensdag, 22 december 2021 19:31)

    Wat heerlijk dat jullie zo positief zijn over het afgelopen jaar en vooral zo door willen gaan, het lijkt mij trouwens enig, vooral de vrijheid! Geniet maar lekker samen! Mooie kerstdagen ook toegewenst en veel geluk en plezier in het nieuwe jaar!

  • #1

    Jacqueline Schop (dinsdag, 21 december 2021 19:03)

    Alle goeds voor 2022�

59. Per deelstaat wisselende coronaregels

Schleusingen: we waren er tot twee keer toe naar op weg en bleven allebei de keren steken, en wel in respectievelijk Gotha en Hinternah; de laatste plaats slechts drie kilometer van Schleusingen af. Daarom een goede reden om er nu op de fiets heen te gaan, hoewel het ijzig koud is. Door een besneeuwd landschap rijden we langs het riviertje Nahe, dat zo snel stroomt dat eenden er geen kans krijgen om te zwemmen. Zij worden door het koude water meegesleurd alsof ze zich in een wildwaterbaan bevinden.

We komen de stad binnen bij Slot Bertholdsburg, een getuigenis van de dynastie van de Graven von Henneberg die lang Zuid-Thüringen beheerste. Het koningshuis van België stamt er nog van af. Nu is in de Bertholdsburg een natuurhistorisch museum gevestigd met een verzameling fossielen, mineralen en (half)edelstenen, en bovendien een klein deel gewijd aan de lokale regionale geschiedenis met aandacht voor het ontstaan van de deelstaat Thüringen en het Thüringerwald. Vlak naast het museum staat de St. Johanniskirche.

Het centrum van Schleusingen is niet groot. Behalve het slot en de kerk is er een plein met daaromheen enkele winkeltjes waaronder het Stadtcafé waar wij soep en taart eten met zicht op een plein. Het is stil buiten. De uitbaatster vertelt dat de coronaregels in Thüringen en de ernaast liggende deelstaat Sachsen weer zijn aangescherpt. Over twee dagen moeten ze als horecagelegenheid opnieuw hun deuren sluiten. De Mac Donald's loopt op dit besluit alvast vooruit en heeft alle tafeltjes en stoeltjes afgezet met rood-wit lint. Buiten, om het gebouw heen, zien we verschillende mensen staan eten, de meesten naast hun auto.

Na ons te hebben gelaafd aan de lekkernijen van het Stadtcafé halen we wat boodschappen bij Nahkauf, een lokale supermarkt die producten verkoopt van de keten Rewe en gaan dan door de snijdende kou terug naar ons warme huisje op wielen naast de kerstboom in Hinternah, waar we onszelf trakteren op Eierlikör en Reibekuchen, specialiteiten die we anders op de kerstmarkt hadden gekocht.

Na negen dagen in Hinternah te hebben gestaan, wordt het weer eens tijd om verder te trekken met als eerste bestemming Auerbach in der Oberpfalz. Onderweg passeren we de voormalige grens tussen Oost en West en komen in Beieren terecht, waar de coronaregels minder streng zijn. Auberbach lijkt een gezellig plaatsje met in het centrum de camperplaats, maar wanneer we daar aankomen is het terrein afgesloten. Gelukkig blijkt er nog een andere camperplaats te zijn, boven in de heuvels en zo'n vier kilometer vanaf het centrum. Wanneer we daar ons huisje hebben geparkeerd en we het terrein verkennen, stapt een nukkige man uit zijn woning. Hij zegt gesloten te zijn, maar zienderogen (voor zover je dat kunt zeggen van een persoon met staar die op de nominatie staat geopereerd te worden) verandert hij in een zeer sympathieke en komische man, van wie we een nacht mogen blijven staan en die ons zeer behulpzaam is bij het uitrollen van kabels voor de stroom. Als restauranthouder biedt hij zelfs aan om voor ons te koken, hoewel hij vakantie heeft en het restaurant eveneens is gesloten. Al pratende weg vertrouwt hij ons toe dat hij net uit zijn dutje op de bank kwam, wat zijn nukkigheid zou kunnen verklaren. Hij is erg gebrand op hoe wij hem hebben gevonden en welke weg we hebben afgelegd om bij hem te komen. Dat is belangrijk voor hem, omdat hij in de clinch ligt met de burgemeester die hem niet van dienst wil zijn met een goede bewegwijzering, omdat de camperplaats c.q. het restaurant door hem als oneigenlijke concurrentie worden beschouwd.

Hoe het ook zij, wij staan er prachtig. Opnieuw helemaal alleen, en niet 'eindelijk met buren' zoals een goede bekende van mij enthousiast op facebook schreef na het zien van mijn foto's. De naast ons geparkeerde camper is gestald door een vriend van de camperbaas die hem zojuist heeft gekocht van een 92-jarige man die er tot voor kort nog altijd met zijn woonmobiel erop uittrok maar er de laatste jaren na de dood van zijn vrouw niet zoveel lol meer in had. Nou, dat moet echt een diehard zijn geweest. Wij zouden er in ieder geval voor tekenen over dertig jaar nog steeds zo op pad te zijn als nu.

En dan wordt het na vier weken ook weer eens tijd voor de was. In Amberg zit een wasserette, zodat de reis daarheen gaat. De camperplaats langs het riviertje Vils is van alle gemakken voorzien en ligt net buiten de stadsmuren. Na gedane arbeid, waarbij de wasserette blijkt te zijn gevestigd in hetzelfde gebouw als het plaatselijke bierlokaal waar alleenstaande mannen hun tijd verdrijven terwijl de wasmachines hun werk doen, gaan we de gezellige en sfeervolle Altstadt verkennen. Deze wordt bijna in zijn geheel omsloten door de stadsmuur die is gebouwd van de 14e tot de 17e eeuw, met vier poorten en brugbogen over de Vils. We komen binnen bij het waterpoortgebouw uit 1454, dat de Vils met een lengte van 46 m overspant. In de volksmond wordt het gebouw de 'Stadtbrille' genoemd, omdat de twee ronde bogen samen met de weerspiegeling in het water sprekend op twee brillenglazen lijken.

De Vils loopt dwars door de stad, waardoor er veel bruggen zijn, zo ook een paar overkapte houten bruggen. Het centrum is prachtig versierd met honderden kleine kerstbomen en een compleet dak van lichtjes boven de lange winkelstraat. Op de Marktplatz met de 15e-eeuwse St. Martin Basiliek, waarvan we de 18e-eeuwse toren met koepelhelm vanaf de camperplaats kunnen zien, staat een grote kerstboom met een aantal verlichte kerstkraampjes eromheen. Al die lichtjes passen goed bij het witte raadhuis met een rijk versierde slanke, hoge gevel en galerij. We hebben het dan ook over pure, rijpe gotiek uit 1356. Werkelijk een schitterend gebouw.

Alles in het Beierse Amberg gaat anders dan in de deelstaat Thüringen: meer mensen op straat, horeca open en een (summiere) kerstmarkt. Daar staat tegenover dat FFP2 medische mondkapjes een vereiste zijn. Met een gewoon exemplaar kom je nergens binnen, maar daar kunnen wij goed mee leven, want wij leven nu - zoals elke Duitser - het deelstaatleven.

Commentaren: 0

58. een geluk bij een ongeluk

Het bevalt ons zeer in Hinternah, zo zeer dat we besluiten er nog een poosje te blijven. Elke ochtend steek ik het plein over en haal ik verse broodjes bij de bakker die behalve op zon- en maandag elke dag van zes tot tien uur 's morgens is geopend en op zaterdag van zes tot negen uur, terwijl het er juist op zaterdag enorm druk is. Dan staat een hele rij mensen met mondkapje buiten te wachten, want er mogen slechts twee klanten tegelijk naar binnen.

Een deur verder huist de buurtsuper, slechts één dag in de week open, alleen op de zaterdag en dan slechts tot elf uur 's morgens. Hoewel klein blijkt het assortiment verrassend veelzijdig; alleen de verse melk ontbreekt, maar die kan ik op dinsdag bij de bakkerij scoren in een glazen fles. De baas van de lokale supermarkt is een zeer aimabele en spraakzame man met hart voor de artikelen die hij verkoopt. Stuk voor stuk pakt hij mijn boodschappen vast alsof het kostbare schatten zijn. Hij draagt nog net geen witte handschoenen. Verrukt kirt hij bij een blik chili con carne, dat hijzelf een delicatesse vindt. Na afloop krijg ik een chocolade kerstmannetje mee als dank voor mijn bezoek aan zijn winkeltje en word ik enthousiast uitgezwaaid door hem en de enige andere klant die er ten tijde van mijn bezoek is: een vrouw met een groot wit verband boven haar oog. Ze is gestruikeld en tegen een punt van een deur aangekomen die zoveel schade aanrichtte dat ze moest worden gehecht. Maar ze heeft geluk gehad, zegt ze, een paar millimeter lager en het was in haar oog geweest.

Na twee stappen buiten de winkel te hebben gezet, word ik aangesproken door een vorkhefchauffeur. Hij heeft ook een camper, en vertelt in de herfst daarmee naar Bremerhaven te zijn gereisd. Grappig, want wij waren daar eveneens in de nazomer. Hij biedt aan dat wanneer we om water verlegen zouden zitten, we dat bij hem mogen halen. "Camperaars zijn van elkaar afhankelijk en moeten elkaar dus helpen", luidt zijn credo.

Na een heerlijk zaterdags ontbijt met uitzicht op de hoge kerstboom die dankzij de vorkheftruckchauffeur gezelschap krijgt van een houten blokhut, komt de winkelier van het supermarktje naar de camper met een worst en een salade die hij als geschenk aanbiedt. Dit lieve gebaar en alle andere gebeurtenissen maken dat we ons hier helemaal thuis voelen. Ook wat de omgeving betreft.

Als eerste maken we een wandeling door het dorp, naar de kerk die weliswaar is gesloten maar waarvandaan je een mooi uitzicht hebt over het dorp met wit besneeuwde daken en daarachter de heuvels, eveneens bedekt met een witte laag. Vandaag geen smeltende sneeuw. Alles blijft wit en het is misschien wel daardoor dat de vele zwart geschubde huizen die het dorp rijk is, goed zichtbaar afsteken tegen het omliggende gebied. Van welk materiaal de schubben zijn gemaakt, weet ik niet. Ze zijn in ieder geval met klinknagels aangebracht op een houten karkas en laten gauw los te oordelen naar de diverse kale plekken op de gevels. Buiten het dorp leiden diverse wandelpaden over de heuvels naar de uitgestrekte wouden, zodat wij ons hier nog wel een tijdje kunnen vermaken.

Vorst en dooi wisselen elkaar af, doch de wegen blijven dermate slecht dat een lange rit er voorlopig nog even niet in zit. In de winter worden route en tijdstip meer bepaald door de locaties waar water, stroom, wasmachine en droger aanwezig zijn en gas te koop is dan dat wij ons puur door schoonheid laten leiden. Voorlopig zijn het de weerselementen en coronarestricties die ons de weg wijzen. Want ja, corona is en blijft ook nog steeds een belangrijke factor. Winkeliers beginnen hun wenkbrauwen al te fronsen wanneer we onze QR-code met twee vaccinaties laten zien. De aanvulling van een verplichte boosterprik zit eraan te komen, waarschuwen ze. We wachten het allemaal maar af. We hebben in ieder geval geen haast, want een geplande expositie vanaf januari in een verzorgingstehuis in Nederland is in verband met corona afgeblazen. En bovendien zijn in Hinternah alle faciliteiten aanwezig dankzij de burgemeester die nu permanent voor ons de deur van het sanitaire gebouw geopend houdt. Watervoorziening en toiletten zijn ondergebracht in de voormalige school waar hij zelf nog les heeft gehad, en waar nu ook de bakker zijn winkel heeft.

De burgemeester vertelt dat de Kersttijd in Hinternah normaal gesproken heel sfeervol wordt gevierd. "Dan staat het hele plein vol met kerstkraampjes en is er een muziekpodium. De kerstman bezoekt ons met de stoomlocomotief en stapt recht tegenover het plein uit. De spoorlijn is in feite buiten gebruik en doet alleen nog dienst als stoomattractie tijdens de zomer voor toeristen en met de kerst. Het is helaas altijd wel een zwarte kerst, omdat de sneeuw die van eind november tot aan begin december valt, dan meestal rond die tijd is gesmolten. Rond de jaarwisseling gaat het pas weer opnieuw vriezen en de sneeuw die dan valt, blijft zeker tot aan begin april liggen. Erg jammer dat we nu geen kerstmarkt kunnen houden. Jullie hadden het vast heel mooi gevonden."

Toegegeven het verhaal klinkt goed, maar of wij het nu jammer moeten vinden dat er dit jaar geen kerstmarkt is, waag ik te betwijfelen, want waar hadden wij dan met ons huisje moeten staan? Ik zie het meer als een geluk bij een ongeluk.

Commentaren: 0

57. van slottuin naar burgemeesterstuin

We worden wakker met lichte sneeuwval, maar gaandeweg de ochtend is al het wit weer verdwenen. Forse regenbuien komen er voor in de plaats, zodat de weg naar Schleusingen een zeer natte is. In Gotha stoppen we om boodschappen te doen en dan wordt eigenlijk meteen duidelijk dat we Schleusingen die dag niet zullen bereiken. Het is hier zo mooi. We zijn er nooit geweest, maar we stellen ons voor dat Gotha een - weliswaar aanmerkelijk kleinere maar evenzo een goed gelukte - kopie van Wenen moet zijn, zeker qua architectuur.

Op Google Maps zien we dat de stad een camperplaats naast het vroeg barokke Slotcomplex Friedenstein heeft aangebracht. Dat belooft wat, want bij het aanrijden van Gotha zagen we het grote witte gebouw al hoog en statig boven de stad uittorenen. Later lees ik dat het 't grootste zeventiende-eeuwse slot in Duitsland is en tegenwoordig een groot aantal musea en kunstverzamelingen herbergt. Als residentiestad was Gotha de rivaal van Weimar en vertegenwoordigde een bolwerk van natuurwetenschappen. Daarnaast vindt het Duitse verzekeringswezen er zijn oorsprong en is Gotha zowel een uitgeversstad als een industriestad. Kortom, een stad met allure.

De camperplaats bevindt zich op hetzelfde terrein als het busstation, dat er met een moderne wachtruimte, voorzien van toiletten, zeer verzorgd uitziet. Slot Friedenstein is vooralsnog aan het zicht onttrokken. We mogen parkeren naast een ander markant gebouw: de Marstall die van 1848 tot 1997 als paardenbak dienst deed. Wat ik mij daar precies bij moet voorstellen, weet ik niet. Misschien dressuurtrainingen? Tegenwoordig wordt het gebouw in ieder geval gebruikt als kantoorpand.

Pal tegenover de camperplaats, aan de overkant van de weg, begint het slotpark met links het slot en rechts in de diepte de stad. Vanuit het park duik je zo het dal met de Altstadt in. Een geweldig mooi gezicht ondanks dat het complete middenstuk van de weg wordt gerenoveerd en is omheind door rood-witte hekken zodat de overweldigende uitstraling van het oranje Rathuis, met daarvoor een forse kerstboom, behoorlijk teniet wordt gedaan. Jammer is ook dat de twee trapsgewijs aangelegde fonteinen, waar anders het water tussen fleurige borders stroomt, er nu kaal en droog bij staan.

We drinken koffie met een super lekkere taart in een oubollig maar o zo in deze omgeving passende Konditorei, waar een vriendelijke dame op leeftijd ons aanspreekt. Ze wil weten waar we vandaan komen en waar we de nacht doorbrengen, en ze lacht tevreden wanneer wij haar stad prijzen. Na een minzaam afscheid lopen we verder en worden als vanzelf door prachtig klinkende muziek richting Margarethakerk gedirigeerd met op het plein een donkere kerstmarkt geurend naar honderden verse kerstbomen. Men lijkt druk bezig met de inrichting. Tegenover het plein staat een witte vleugel met daarachter een gelukzalig glimlachende pianiste geflankeerd door een mannelijke trompettist: de scheppers van de muziek die wij drie straten verder hoorden en die ons hierheen lokten.

Het wordt al gauw donker en op onze terugweg naar de camper verbazen wij ons erover dat Slot Friedenstein niet is uitgelicht. De duisternis die het gebouw omringt, past helemaal niet bij de toewijding waarmee het centrum is versierd. Diezelfde avond na plaatsing van mijn foto's verneem ik van iemand op Instagram dat Friedenstein alles behalve als ondergeschoven kind van de stad wordt beschouwd. Sterker nog: rondom het slot is een weelderige kerstmarkt gecreëerd die slechts een paar dagen heeft mogen draaien. Vanwege nieuwe coronarestricties moest de markt een tijdje worden stilgelegd en wellicht zelfs worden afgebroken. Geen wonder dat het slot nu in duisternis is gehuld. Waarschijnlijk is dat ook het geval met de markt die wij zagen bij de kerk en waarvan wij dachten dat die nog moest worden opgebouwd. Hoe sneu ook voor de organisatoren en de bezoekers, ons kerstgevoel is er niet minder om, zeker niet als het die avond zachtjes begint te sneeuwen.

De volgende dag ligt er nog altijd sneeuw en hebben wij het zicht op een witte slottuin, hoewel gaandeweg de ochtend een lichte dooi zijn intrede doet. Wij trekken verder naar ons doel van de vorige dag: Schleusingen. Maar ook deze dag bereiken we die plaats niet. We stranden drie kilometer ervoor: in Hinternah, dat onder de gemeente Schleusingen valt. Volkomen onverwachts komen we er op een kleine camperplaats terecht met plek voor drie campers, net als dat het geval was in Gotha. Ook hier zijn wij, net als in Gotha, de enige. Een forse kerstboom domineert het niet al te grote plein met daaromheen de bakker, een supermarktje, een gemeentelijk gebouw met voor ons een onduidelijke functie en een telefooncel ingericht als bibliotheek met daarop de tekst 'Nimm eins, bring eins'. De gehele entourage betovert ons, temeer omdat we na een winterse rit over slingerende weggetjes door dorpjes en bossen met wit bepoeierde dennenbomen en sneeuwhopen aan beide kanten van de weg in een totaal andere wereld lijken te zijn beland. Een winterwereld waar de sneeuwschuivers permanent naast de voordeur staan. Bovendien is het hier berekoud.

Op de zuil voor stroom- en watervoorziening hangt een bordje met een telefoonnummer dat we kunnen bellen. Het blijkt van de burgemeester te zijn die na ons telefoontje hoogstpersoonlijk de stroom aansluit en de ruimte toont waar we de cassettetoilet kunnen legen en schoon water kunnen halen. De burgemeester woont vlak naast de camperplaats, aan de overkant van een spoorlijn waar geen trein meer overheen rijdt en dus zo te voet kan worden overgestoken. Dit alles maakt dat wij het idee hebben vandaag van een slottuin naar een burgemeesterstuin te zijn verhuisd.

Commentaren: 0

56. Handhaving en herinneringen

Omdat we nog een aantal dingen hebben te regelen, zoals het halen van boodschappen en een nieuwe gasfles, besluiten we er nog een Paderborner dagje aan vast te plakken voordat we naar de volgende plaats afreizen. Per slot van rekening moeten we de Dom van binnen ook nog bekijken. Deze kathedraal is kunsthistorisch gezien een van de belangrijkste kerkgebouwen van Duitsland. Dus nadat we aan onze verplichtingen hebben voldaan, lopen we over het lange wandelpad met aan weerszijden hoge bomen naar het centrum. Onderweg komen we twee vrouwen tegen met ieder een hond aan de lijn. De honden besnuffelen elkaar enthousiast en de twee vrouwen springen vrolijk met ze mee, totdat een van hen over de eigen hond struikelt en in het gras belandt. De vrouw - zij is de jongste niet meer - komt zo te zien pijnlijk terecht, maar weet zich goed te herpakken en staat vrij snel weer op haar benen.

De Dom, met veel Engelse invloeden, blijkt zeker een bezoek waard. Direct in het oog springend zijn de moderne ramen vervaardigd met behulp van een nieuwe technologie, beoefend door glasschilder Wilhelm Buschulte. De nieuwe ramen zijn ter vervanging van de noodbeglazing die na de vernietiging in de Tweede Wereldoorlog is aangebracht. Omdat de toegangsdeuren recht tegenover de kerstmarkt liggen, ontkomen we er niet aan om die nogmaals te bezoeken, voor de derde maal zowaar. We staan bij een van de kraampjes te kijken als we worden aangehouden door de Sicherheitsdienst bij wie we onze QR-code en legitimatie moeten tonen. Waar in Nederland veelal vooraf wordt gecontroleerd, handhaaft men in Duitsland steekproefsgewijs. Zo is lopen over de kerstmarkt geen probleem - ook voor niet ingeënten - maar zodra je bij een kraampje iets wilt kopen, moet je 2G-proof zijn, wil je geen torenhoge boete riskeren.

Terug in de camper, waar op het aangrenzende terrein de opbouw van het Paderborner Weihnachtscircus ten einde loopt, maken wij ons eigen Weihnachtshuisje. Meegebrachte lichtjes en versiering vinden hun weg op het ruime dashboard en voor het raampje in de zithoek. We krijgen algauw bekijks. Een moeder met aan elke hand een klein kindje steekt haar duim omhoog; de kindjes zwaaien enthousiast naar ons. Lichte, vooralsnog natte sneeuw daalt zachtjes op hen neer. Wat ons betreft is de Kerst al helemaal begonnen. En dan te bedenken dat het nog maar een paar maanden geleden is, dat ik internet afstruinde op zoek naar een mooie hangmat wat op zich nog niet zo makkelijk was. Ik kwam terecht op www.hangmatgigant.nl en had me niet gerealiseerd dat er zoveel keus is in modellen, kleuren en accessoires.

Enfin, terug naar het heden. Wat we - afgaande op de voortekenen - stiekem hebben gehoopt, gebeurt niet. Dat wil zeggen: de volgende ochtend geen witte wereld; in plaats daarvan kletsnatte straten. Een beetje teleurgesteld starten we de camper en rijden de kant van Mühlhausen op. Het eerste deel over de Autobahn, maar zodra we de witte heuveltoppen gewaar worden, schakelen we over op smallere wegen. De tocht gaat door alleraardigste dorpjes met een hoog vakwerkhuisgehalte, waar de sneeuw weliswaar smeltende is, want de thermometer wijst inmiddels 2 tot 4 graden boven nul aan, maar nog altijd kan doorgaan als ingrediënt voor een stemmige winterwonderworld-kerstkaart.

Ter hoogte van Eschwege passeren we de grens tussen de voormalige Bondsrepubliek (West-Duitsland) en de voormalige DDR (het communistische Oost-Duitsland). Een stukje verderop ligt Mühlhausen met een camperplaats aan de rand van de Altstadt, direct achter de middeleeuwse stadsmuur. Een kort bezoek aan het centrum laat zien dat het er hier heel anders aan toegaat dan in het drukke Paderborn. Hier bijna geen mens op straat te vinden en een kerstmarkt die is gereduceerd tot drie stalletjes. Ergens uit eten gaan is - op een paar kleine ongezellig uitziende eetgelegenheden na – ongewenst. Bijna elk café of restaurant heeft het eetgedeelte afgeschermd en adverteert met to-go gerechten. Op internet lees ik dat de deelstaat Thüringen, waartoe Mühlhausen behoort, een van de zwaarst getroffen coronagebieden is. Er geldt een avondklok en contactbeperkingen voor niet-gevaccineerde en niet-herstelde personen, en beurzen, kerstmarkten, volksfeesten, pretparken, discotheken, clubs, bars etc. zijn gesloten. Deze regels zijn minstens tot 21 december van kracht. Het voelt als een enorme stap terugwaarts en we zoeken voor de rest van de namiddag en avond ons heil in de camper met het vooruitzicht op een fikse wandeling de volgende dag. Want dat we Mühlhausen nog beter moeten verkennen, staat als een paal boven water. Er is namelijk iets vreemds aan de hand met deze plaats. Zo weet ik me bijvoorbeeld stellig te herinneren dat we hier in 2016 zijn geweest en hebben gegeten op een terras van een Döner-Kebab recht tegenover de Mariënkirche en ook de toegangspoort van de middeleeuwse muur staat me nog helder voor de geest, evenals de oude, kapotte en vervallen huizen. En laat ik van dit alles nu gisteren niets hebben gezien tijdens de aankomst en wandeling door de stad; hetzelfde geldt voor Rienk. Je zou bijna denken dat we dement zijn. Gelukkig komt het tijdens de tweede verkenningstocht helemaal goed, zelfs de Döner-Kebab zit nog op precies dezelfde plaats. We halen opgelucht adem.

Commentaren: 0

55. Nieuwe gewoontes

Dat we nagenoeg geen auto- en mobiel woonverkeer uit landen anders dan Duitsland op de wegen en camperplaatsen zien, daaraan zijn we inmiddels wel gewend geraakt; maar dat we driemaal achter elkaar als enige op een camperplaats staan, doet toch wel wat vervreemdend aan. Niet dat we dat erg vinden. Nee, eigenlijk genieten wij daar alleen maar van. Al die uitgestrekte velden helemaal voor onszelf. Hoe luxe is dat?

In Westoverledingen, even voorbij Papenburg, beginnen we onze reis op een onnoemelijk groot grasveld omgeven door bossen, waarvan het onduidelijk is of dit op gemeentelijke grond ligt of dat het bij Gasthuis zur Mühle hoort. We moeten in ieder geval bij het restaurant afrekenen. Binnen ziet het er zeer oubollig uit, terwijl buiten een molen in geen velden of wegen te bekennen is, wat natuurlijk wel apart is als je je restaurant 'zur Mühle' noemt.

Wat verder opvalt in deze streek is de groet Moin! Ik had hem nog niet eerder gehoord. Deze informele groet komt oorspronkelijk uit Noord-Duitsland en is typisch voor steden als Hamburg, Bremen en Oldenburg, ofschoon ik het in Bremen nog nooit heb gehoord. Het schijnt dat deze manier van groeten nu zelfs tot het zuiden van Duitsland is doorgedrongen. Blijkbaar een nieuwe nationaal geaccepteerde gewoonte.

In Cloppenburg maakt de camperplaats deel uit van een gigantisch parkeerterrein behorend bij het openluchtmuseum. Het terrein gaat schuil onder vele rijen bomen die gezien het aantal bladeren op de grond plus de bladeren die in een gestaag regentempo naar beneden dwarrelen, duidelijk in de rui zijn. Op de compleet lege parkeerplaats rijden we over het bladertapijt door naar de rand van het bos en parkeren onder een van de lantaarnpalen die evenwijdig aan de bomenrijen staan. Bordjes verwijzen naar de ingang van het museum dat elke dag van 10 tot 16.30 uur is geopend maar waar blijkbaar geen publiek op afkomt.

Na even tot ons zelf te zijn gekomen, verkennen we te voet het centrum dat niet groot is. Aan het begin en aan het eind van de winkelstraat staat een mooie kerstboom met daartussen vier kerstkraampjes. Bij een van de kraampjes kopen we gebakken champignons in knoflooksaus. De vrouw die ons helpt, vertelt dat de markt dit jaar maar een povere bedoening is vanwege corona en duidt met haar hand waar normaliter de andere stalletjes staan.

In Bünde, het plaatsje dat we hierna aandoen, is de kerstmarkt aanzienlijk groter. Ook hier is het centrum gemakkelijk vanaf de camperplaats te belopen. We staan er als enige camper in een deftige wijk met mooie grote en vooral deftige herenhuizen, bijna allemaal omgetoverd tot kantoor, en ook hier kijken we uit op bomen die deze keer deel uitmaken van een park. 's Avonds komt er een groep vrouwen bijeen. Ieder draagt een lantaarn. Als ze zich hebben geformeerd in een kring met elk het eigen lichtje in het midden en onduidelijke dingen beginnen te doen, vraag ik me af of het wellicht om een heksenkring gaat. Gaandeweg het schouwspel zie ik dat het dames op leeftijd zijn die aan bewegingsoefeningen doen. Voor hen geen slow living, maar slow motion. Misschien ook een nieuwe gewoonte in Duitsland? Eerder die dag zagen we namelijk onderweg zo'n twintig mannen met oranje fluorescerende hesjes in een veld staan, met het geweer in de aanslag. Ieder in een andere houding en ze bewogen niet.

Het doet allemaal wat onwezenlijk aan, net als de vier seizoenen waar we doorheen rijden. Op nog geen vijftig kilometer lengte passeren we achtereenvolgens koude, gerooide velden begrensd door kale bomen, uitgestrekte akkers met fris geel koolzaad, pas gemaaide velden waar het gras ligt te drogen om als hooi te worden binnengehaald en bossen bezaaid met oranje, gele en roestbruine blaadjes, waar de bomen het blad nog even vasthouden. Kortom een prachtig afwisselende route door een onwerkelijk landschap dat zich over de beginnende heuvels tentoonspreidt.

De dag erop is minder romantisch, dan gaat de rit over een regenachtige Autobahn, totdat we in

Paderborn aankomen, waar we opnieuw aan de rand van een bosachtig park staan met deze keer mooi okergeel gebladerte aan de bomen en bij wijze van uitzondering nu niet als enige camper. Sterker nog: 's Avonds staat het helemaal vol. Misschien omdat Paderborn een veel grotere plaats is. Pal naast de mixed parking staan de tenten met daaromheen de eigen woonmobiles van het Kerstcircus, dat op 17 december in première gaat.

Wij lopen anderhalve kilometer langs de bosrand, waarna we ondergronds een drukke weg kruisen om vervolgens in het centrum terecht te komen. Via een pittoresk bruggetje steken we de Pader over dat niet meer dan een snelstromend beekje is en komen bij een indrukwekkend mooi wit bibliotheekgebouw terecht met daarachter het Diözesanmuseum, geheel opgetrokken in opgerold lood. De rode draad in het ontwerp is het creëren van een container waarin de tentoongestelde voorwerpen in een schatkist kunnen worden gepresenteerd. Erachter de Dom kathedraal met een toren vol kleine raampjes. Op het aangrenzende plein het middelpunt van de kerstmarkt met als blikvanger een houten restaurant met balkon, waarop een grote toren is gebouwd die ver boven alle blokhutten uitsteekt. Het is een toren met verdiepingen waarin het kerstverhaal wordt uitgebeeld, met op elke etage een kaars op de hoek. Helemaal bovenaan zijn de rotorbladen bevestigd, precies zoals je ze bij de kleine molentjes ziet die door de opstijgende warmte van de vlam van kaarsen gaat ronddraaien.

De markt gaat verder in de winkelstraten, waar controleurs van de Polizei en de Sicherheitsdienst mensen aanhouden. Zou het met corona te maken hebben? 's Avonds kijken we op de tv naar de persconferentie van Rutte en De Jonge, waar wordt verkondigd dat er in Nederland een avond- en nachtlockdown komt. Zover is het in Duitsland nog niet, maar dat we ons wereldwijd aan nieuwe gewoontes moeten aanpassen, is inmiddels wel evident.

Commentaren: 0

54. ergernis

Het einde van deze trip door Duitsland komt in zicht en daarmee ook het einde van de herfst, lijkt het wel. In Nationaal Park Habrichtswald waar wij overnachten, zijn de bomen bijna kaal en heeft de zon zich verscholen achter dikke koude wolken mist die over de velden drijven. Met af en toe een regenbui en rukwinden voelt het ijzig koud aan als we noodgedwongen ons hoofd even buiten de camper steken. We staan op een desolate en alweer gratis camperplaats, waar ons buurland behoorlijk rijk aan is. Ongelooflijk hoe goedkoop je hier kunt camperen en ook de restaurants en lunchrooms rekenen behoorlijk wat minder voor hun spijzen en drankjes dan wij gewend zijn. Bij een willekeurig makelaarskantoor zien we dat de huizenprijzen zeker de helft minder hoog zijn dan in Nederland en ook de brandstof is hier stukken goedkoper. Zeker dat laatste is niet verkeerd als je altijd onderweg bent.

Terwijl de graftakken, opgemaakt als kersttukjes ter ere van Allerzielen, in de winkels zijn afgeprijsd omdat de tweede november alweer een paar dagen achter ons ligt, verrijzen buiten de eerste Kerstmarkten, zoals in Borken, de allerlaatste Duitse camperplaats die wij aandoen. We staan aan de rand van het stadspark, waar een mooie wandelroute langs stadstorens en overblijfselen van de stadsmuur voert. Via een op een prominente plaats neergepoot bescheiden winkelcentrum vlak naast het stadspark komen we in het eigenlijke centrum terecht, met Kerstblokhutten vol snuisterijen. We passeren het Rathaus dat tegenwoordig als museum dienst doet en even buiten het voetgangersgebied treffen we de witte parochiekerk St.-Remigius aan, wiens oorsprong in een kleine houten kerk ligt. We kunnen het ons nu niet meer voorstellen, maar in 1160 was het houten gebouw te klein geworden en verscheen op dezelfde plek een groter stenen exemplaar in Romaanse stijl.

Na Borken is er het traditionele rondje Gouda - Molkwerum - Leeuwarden met op elke locatie de eigen aandachtspunten. De Nederlandse stop neemt precies veertien dagen in beslag voordat we opnieuw naar Duitsland gaan om de route van de Romantische Strasse te voltooien. Hoewel het qua datum nog niet geheel klopt, hebben wij toch het idee dat we met deze tussenstop ongemerkt de winter in zijn gegleden. Waarschijnlijk komt dat vooral vanwege het oer-Hollandse gevoel dat ons overviel bij de landelijke intocht van Sinterklaas op tv, gezellig met een kom erwtensoep op schoot.

Voordat we daadwerkelijk de Duitse grens kunnen passeren, zijn er wat opstartproblemen, te beginnen bij de garage in Leeuwarden waar ons huisje naartoe moet wegens een terugroepactie van Mercedes. Een aanpassing van de crashbox en de vervanging van de remklauwen staan op het programma. Daar waar het eerste vlekkeloos verloopt, beginnen bij het tweede de problemen. Niet eenmaal maar tweemaal komen bij de garage de verkeerde klauwen binnen en daarmee zijn wij overdag tot twee keer toe dakloos en moeten we ons in de stad zien te vermaken. Gelukkig mogen we onze woning wel voor de tussenliggende nacht ophalen, zodat we op de camperplaats in Lekkum kunnen slapen en dit niet in een hotel hoeven te doen. Uiteindelijk bouwt de monteur het remgedeelte weer terug naar de oude staat en spreken we af dat we over een poosje terugkomen voor poging nummer drie.

Het tweede probleem ondervinden we op de camperplaats in Groningen, waar we na een heerlijke afterpartyverjaardag van Rienk en de vriend van onze dochter die een maand geleden met één dag verschil achter elkaar verjaarden, een heerlijke middag doorbrengen. Het plan is om de dag erop de grens over te steken en verder te gaan met waarmee we veertien dagen geleden zijn gestopt, ware het niet dat precies op onze vertrekdag Duitsland de coronamaatregelen voor Nederland heeft aangescherpt. Zonder een Einreiseanmeldung zijn we niet welkom. We lezen ons in en belanden op de site van het Robert Koch Instituut (zeg maar het Duitse RIVM) met daarop een formulier voor 'Digitale registratie bij binnenkomst', dat zich niet zo makkelijk laat invullen. Zo kun je bij 'land' bijvoorbeeld geen 'Nederland', 'Holland' of 'Niederlande' invullen, maar verschijnt de optie 'Nederland' alleen nadat je 'nie' hebt ingetikt. De ware tarting begint bij het moment dat we de QR-code van de Coronacheck App op de smartphone als pdf moet bijvoegen. Na ampele tevergeefse pogingen van ons beiden mail ik naar de CoronaCheckHelpdesk die na een paar uur wachten de oplossing geeft: een link waarmee het vaccinatiebewijs op de laptop verschijnt, waarvan wel een pdf kan worden gemaakt. Zo zie je maar: een probleem is vaak niet meer dan een uitdaging, waar je altijd wel weer uit komt: alleen zit je er meestal niet op te wachten en ervaar je zodoende vooral ergernis.

 

Commentaren: 0

53. Klimpartijen

Af en toe is het wat onhandig met de Duitse plaatsnamen, omdat er meerdere plaatsen met dezelfde naam zijn. Zo ook met Homberg, een stadje dat veertig kilometer onder Kassel ligt. Voor de zekerheid zetten ze er op de bewegwijzering Efze achter, wat betekent dat deze Homberg aan de rivier Efze ligt.

Als je van vakwerkhuizen houdt en je wilt er heel veel van bij elkaar zien, dan moet je hier zijn. Het is niet voor niets dat het de bijnaam 'vakwerkjuweel van Noord-Hessen' heeft gekregen. De mooiste huizen staan rond het marktplein. Achter het plein hebben de huizen te lijden onder achterstallig onderhoud. Zo te zien aan de vele schotels aan de gevels zijn het verzamelhuizen van emigranten geworden. En als je nog iets lager het dal inkomt, zijn het studenten die de grootste vakwerkhuizen bewonen.

Wij staan helemaal onder in het dal, op een gratis camperplaats waar je alleen voor het water betaalt. De stroom is eveneens gratis. Vanaf de camperplaats is het een behoorlijke klim naar het centrale plein met de Mariakerk, een van de grootste Gotische kerken waar ooit de Reformatie voor Hessen werd ingevoerd. Voor de kerk staat een lindeboom die meer dan 730 jaar oud is. Deze wordt door een houten raamwerk gestut. Samen met de kerk vormt de boom een schilderachtig tafereel boven het marktplein. De dichter Heinrich Ruppel droeg het gedicht 'Die Kirchhofslinde in Homberg' aan de boom op als zijn manier om degenen te bedanken die een gift hadden gedaan voor het behoud ervan nadat de linde was verbrand door een vuur in de holte. Een standbeeld van Ruppel staat onderaan kerk en boom op de marktplaats.

De kerk heeft een 57 meter hoge toren, die je samen met de torenwachter kunt bezichtigen. Je moet dan wel 217 treden omhoog. Wij komen niet in de verleiding, want de kerkdeuren zijn potdicht. De volgende dag proberen we het opnieuw en dan is de kerk open. Doch tot een torenklim komt het niet, wij hebben een hoger doel in ons vizier: de bestijging van de ruïne Hoohenburg die ver boven de kerk en het stadje uittorent.

Door wie en wanneer het kasteel is gebouwd is niet bekend. Het werd voor het eerst genoemd in een document in 1246. Samen met de stad vormde het een eenheid en was van groot belang op de oude handelsroute Frankfurt-Leipzig. Nog geen vierhonderd jaar later werd er een kasteelput op het perceel bijgebouwd van maar liefst honderdvijftig meter diep. De put is daarmee een van de diepste van Duitsland. Na het einde van de Dertigjarige Oorlog (van 1618 tot 1648) werd het zwaar beschadigde kasteel niet herbouwd. Het raakte in verval en werd gedeeltelijk gebruikt als steengroeve voor de wederopbouw van de eveneens zwaar verwoeste stad Homberg. Veel onderdelen van het voormalige kasteel zijn vandaag de dag nog steeds terug te vinden in het stadsbeeld. In 1822 kwam de ruïne in het bezit van de stad. De overblijfselen zijn sinds 1936 blootgelegd, gerestaureerd en onderhouden door een kasteelvereniging. Tijdens de graafwerkzaamheden werden plannen ontwikkeld voor de bouw van een nieuwe kasteeltoren en een herdenkingszaal ter nagedachtenis aan de gesneuvelde soldaten van de Eerste Wereldoorlog. De implementatie mislukte toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Alleen de plannen om de toren te bouwen werden in de jaren vijftig uitgevoerd.

Deze indrukwekkende geschiedenis willen wij wel eens met eigen ogen bekijken. En hoewel het pad naar boven behoorlijk stijl is, is het de klim meer dan waard. Gelukkig hebben we het weer nog net mee, een waterig zonnetje schijnt over de stad, terwijl de donkere, kolkende wolken langzaam komen aandrijven. De okergele bladeren aan de herfstbomen steken fluorescerend af tegen de lucht die het midden houdt tussen donkergrijs en nachtblauw. Eenmaal boven nemen we plaats op een van de bankjes en genieten van het uitzicht. Ik tel zeker tien dorpjes in de omtrek en de laatste uitdaging lonkt: de drie torentrappen omhoog. Na deze laatste klauterpartij sta ik op het hoogste punt van Homberg en wijde omgeving. Rienk filmt ondertussen de oude fundamenten op het plateau en natuurlijk de mooie vergezichten. Ik ben van de foto's en hij van de film.

Als we daarna op het punt staan om de afdaling aan te gaan, komt een man op ons af. Het blijkt de 'nachtwaker' te zijn. Na een praatje is hij zo vriendelijk de deur naar het kleine kapelletje, in rotsen uitgehakt, te openen. Het is een intieme ruimte waar je elkaar het ja-woord kunt geven. Ook wat de oude put betreft heeft hij voor een euro nog een verrassing in petto. Daarvoor stopt hij de munt in een automaat, waardoor met een mechaniek een waterstroompje op gang wordt gebracht dat je de lange weg naar beneden kunt volgen in het licht dat tegelijkertijd met het opstarten van het water in de put wordt ontstoken. Het schijnt een adembenemend gezicht te zijn, maar deze keer laat het wonder verstek gaan. De automaat is stuk en de nachtwaker van zijn apropos. En zo komt er abrupt een einde aan het sprookje dat de man ons wilde tonen. Wij zitten er niet mee, want zijn vele malen geuite excuses en de daarmee gepaard gaande ongemakkelijkheid die de nachtwaker ten toon spreidt, blijft ons misschien wel meer bij dan dat een goed werkende waterput zou hebben gedaan. In ieder geval doet het falende systeem geen enkele afbreuk aan de charme van onze tocht, net als de nog slechts sporadisch schijnende zon dat niet doet.

 

Eenmaal terug in de camper, na een verkwikkende tussenstop bij een tearoom, barst de regen los en zuigt de laatste sporen van de sprookjesachtige zonnestralen in zich op. We kijken reikhalzend uit naar het moment dat zij morgen net als wij uit het dal omhoog klautert en de toppen van Homberg bereikt.  

Commentaren: 1
  • #1

    Sophie Dijkgraaff (zondag, 21 november 2021 11:26)

    Zo jammer dat veel oude kerken altijd dicht zijn.
    Ik ben weer met plezier meegereden!

52. Navigatieperikelen

Met het bezoek aan Dinkelsbühl zit voor ons de route van de Romantische Strasse er voorlopig even op. Hoe graag we ook permanent in de camper willen blijven trekken, we ontkomen er niet aan dat we steeds naar Nederland terug moeten keren. Deze keer is het de griepprik die roet in ons reisbestaan gooit, en ook ons huisje op wielen is een spelbreker. Daar moeten allereerst nieuwe huishoudaccu's in en daarnaast heeft Mercedes-Benz Nederland hem teruggeroepen voor de inbouw van een crashbox aan de gloeitijdeindtrap, waardoor een eventuele kortsluiting moet worden voorkomen. Dit euvel kwam pas na aflevering van dit model camper aan het licht.

Er zit dus niets anders op de camper richting noordwesten te sturen en om dat te kunnen doen is een goede navigatie onontbeerlijk. En laat die er ook nu net niet zo'n zin in hebben. Ter hoogte van Rothenburg laat ze ons van de snelweg af gaan, keren en twintig kilometer terugrijden, en vervolgens weer keren en voor de de derde keer hetzelfde traject afleggen. Eerst denken we nog dat het een foutje is, want niets menselijkers dan een foutje en beginnen de moderne navigatiesystemen niet steeds meer op een levende gesprekspartner met een bovenmatig gevoel voor richting te lijken? Zo niet vandaag. Het loopt al tegen de avond als ze zegt dat we de camperplaats Kreuzberg hebben bereikt. Een prachtige plek in een skigebied recht boven een afgrond met zicht op meerdere heuveltoppen. Er zijn echter geen voorzieningen en aangezien we stroom en water nodig hebben, is dit niet handig.

"Heb ik mij dan zo vergist?", vraagt Rienk zich af. "Ik dacht toch echt dat ik een camperplaats met voorzieningen had geselecteerd."

We pakken de laptop erbij en daar zien we dat er niet zover van deze plek een heel andere camperplaats Kreuzburg met sanistation en stroompalen op een verhard stuk terrein is, terwijl wij midden in een grasveld staan. We voeren de gegevens opnieuw in, maar ook op deze iets lager gelegen camperplaats met eveneens een prachtig uitzicht geen voorzieningen. Wel een verhard veld omgeven door houten hekken ter bescherming van neerstortingsgevaar in het dal onder ons. We geven het op en besluiten te blijven, omdat de duisternis begint in te vallen en er nergens straatverlichting is. Het wordt een avond en overnachting terug naar basic: geen verwarming, geen tv, minimale verlichting en geen douche. Daar staat een sprookjesachtig uitzicht op een zeer rustige plek midden in Oberbach in het Nationaal Park Rhön tegenover en dat maakt alles goed. Bovendien hebben we voldoende eten aan boord.

Overigens is het niet zo dat we op de zondagmorgen lekker kunnen uitslapen, want om klokslag zes uur volharden de klokken in een vijf minuten lang loeihard gelui. Een vrij onmenselijke tijd voor het weekend, waarbij ik er gemakshalve maar even vanuit ga dat deze losbarsting van klanken een uur later had moeten plaatsvinden omdat men heeft verzuimd de klok aan te passen aan de in de nacht ingestelde wintertijd. Ook dit relatief kleine nadeel heeft zijn voordelen, want nu zijn we al voor achten op pad met als bestemming Fulda, wat de navigatie duidelijk minder moeite kost om te vinden.

In Fulda komen we op een camperplaats met uitzicht op Klooster Frauenberg, gelegen op een heuvel. Daarvandaan is het nog geen vijf minuten wandelen naar de Altstadt. Met achttien graden voelt het zomers aan in de stad, zeker wanneer ook nog eens het zonnetje erbij komt.

 

Fulda staat bekend om de barokke architectuur en wordt daarom ook wel de Barokstad genoemd. De sfeer is aangenaam kalm. Er is weinig verkeer en de historische panden liggen ruim van elkaar af. Eigenlijk heb ik meer het idee dat ik in Parijs ben dan in Duitsland, en dat terwijl er zelfs een Nederlands tintje - om niet te zeggen Fries tintje - aan deze stad kleeft. Fulda ontstond namelijk in 744 nadat de benedictijnenabdij werd gesticht, waarvan de eerste steen werd gelegd door Sturmius, een leerling van Bonifatius. Tien jaar later werd Bonifatius in Dokkum vermoord en begraven bij de abdij in Fulda. Het klooster werd al snel een bedevaartsoord en langzaam ontstond de nederzetting Fulda rondom het klooster. Om de stad te beschermen werd deze versterkt met een stadsmuur en torens. In de achttiende eeuw werd er geïnvesteerd in bouwactiviteiten en werd Fulda de Barokstad die het nu is. Zo begonnen ze aan de bouw van de Orangerie, de paleistuin, diverse paleizen en de universiteit. Op de fundamenten van het oude klooster werd de Dom zu Fulda gebouwd. Een kerk die wordt gezien als de mooiste barokkerk van Hessen, de deelstaat waarvan Fulda deel uitmaakt. We zien bijna alle bezienswaardigheden die de stad heeft te bieden en het is onnodig te zeggen dat deze op en top romantische gebouwen in combinatie met het mooie weer en de blauwe luchten zich adembenemend mooi op de foto laten vastleggen. Wat dat betreft wanen we ons nog altijd op de route van de Romantische Strasse, hoewel we die al meer dan honderd kilometer terug achter ons hebben gelaten. Althans, als de navigatie-informatie ons niet opnieuw bedriegt.

Commentaren: 0